Minder ozonafbraak dan gebruikelijk
14 oktober 2010 - De ozonafbraak in de ozonlaag boven de Zuidpool is
dit jaar ongeveer 40 tot 60% minder dan in de voorafgaande 5 jaar. Dat
laten metingen van het Nederlands/Finse Ozon Monitoring Instrument aan
boord van de Amerikaanse AURA satelliet zien. Minder ozonafbraak past
in de verwachting dat de ozonlaag zich de komende decennia geleidelijk
herstelt, maar een dergelijk grote verandering is niet toe te schrijven
aan de langzame afname van stratosferisch chloor van 0.5-1% per jaar.
De verminderde ozonafbraak dit jaar blijkt te worden veroorzaakt door
ongebruikelijke meteorologische omstandigheden.
Totale hoeveelheid ozon boven Antarctica op 9 september 2006, 2007,
2008, 2009 en 2010, gebaseerd op meetgegevens van het SCIAMACHY
instrument aan boord van de millieusatelliet ENVISAT (Bron: KNMI)
Totale hoeveelheid ozon boven Antarctica op 9 september 2006, 2007,
2008, 2009 en 2010, gebaseerd op meetgegevens van het SCIAMACHY
instrument aan boord van de millieusatelliet ENVISAT (Bron: KNMI)
In juli en augustus deed zich in de stratosfeer boven de Zuidpool een
fenomeen voor dat bekend staat als een "sudden stratospheric warming":
een plotselinge snelle opwarming in de ozonlaag. De stratosfeer is de
atmosferische laag tussen 15 en 35 km hoogte waarin zich veel ozon
bevindt dat ons beschermt tegen schadelijke ultraviolette straling. Het
precieze mechanisme van dit soort opwarmingen is nog steeds niet geheel
begrepen, maar doen zich regelmatig voor en vinden hun oorsprong in de
troposfeer, de onderste laag van de atmosfeer waar ons weer zich
afspeelt.
Het ozongat ontstaat door de schadelijke werking van chloor welke
normaal gesproken in de ozonlaag aanwezig is in verbinding met
stikstofoxiden. Echter, via complexe chemische processen kan chloor
vrijgemaakt worden tijdens de polaire winter boven het zuidpoolgebied.
Bij temperaturen onder de -78°C worden stikstofoxiden uit de
stratosfeer verwijderd. Het aanwezige chloor kan zich niet chemisch
binden en als in het voorjaar het zonlicht aan kracht wint kan het
chloor zijn schadelijke werk gaan doen.
Weliswaar zakt elk jaar de temperatuur in de Antarctische stratosfeer
tot onder de -78°C, maar niet heel veel lager. Een kleine
temperatuurstijging van een paar graden kan er dus voor zorgen dat er
aanzienlijk meer stikstofoxiden in de stratosfeer achterblijven. Uit
recente metingen van het Amerikaanse MLS (AURA) instrument blijkt
inderdaad ook er nog altijd stikstofoxiden aanwezig zijn in de
stratosfeer boven Antarctica.
Dit jaar begon zich de ozonafbraak dan ook pas in de loop van september
te manifesteren, daar waar normaal gesproken de eerste signalen al half
augustus zichtbaar worden. De waarnemingen van OMI laten zien dat de
hoeveelheid ozon sindsdien stevig is gedaald, maar de afbraak liep ver
achter in vergelijking met de voorgaande vijf jaar. Begin oktober was
de ozonafbraak nog altijd 40-60% minder. De verwachting is dat de
ozonafbraak stopt in oktober - zoals gebruikelijk - waarna het ozongat
begint op te vullen en begin december weer verdwenen is.
Uit bestudering van historische satellietwaarnemingen blijkt dat een
plotseling opwarming van de stratosfeer zich vaker voordoet. In 2002
was er een bijzonder grote opwarming waardoor het ozongat in september
snel uit elkaar viel. In 1988 was er in juli en augustus een
stratosferische opwarming vergelijkbaar met dit jaar, en ook toen werd
de eerste ozonafbraak pas zichtbaar in de loop van september. Een
kleine temperatuurstijging in de Antarctische stratosfeer in juli en
augustus van slechts een paar graden heeft dus niettemin grote gevolgen
voor de vorming van het ozongat. Dit soort gebeurtenissen maken het
moeilijk om het verwachte langzame herstel van de ozonlaag vast te
stellen.
Eerste uitgave: 14-10-10
Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut