ChristenUnie
Aanbestedingsprocedure Europese windmolenparken moet 'eerlijk' blijven
donderdag 14 oktober 2010 15:36 Tweede Kamerlid Esmé Wiegman maakt zich
zorgen over de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven in
Europa bij de aanbestedingen van windmolenparken op zee, nu bepaalde
landen vrijstelling hebben gekregen van de EU om de aanbesteding
'onderhands' te doen. Wiegman vreest dat de vrijstelling ertoe kan
leiden dat een situatie ontstaat van 'oneerlijke concurrentie' en het
voortrekken van eigen land en nationale bedrijven.
'Hiervoor heeft de Europese Unie zelf toestemming gegeven. Nederlandse
bedrijven kunnen op deze manier worden benadeeld." Wiegman heeft de
zaak bij de minister van Economische Zaken aangekaart.
Groot Brittannië, Zweden en Finland volgen nu al onderhandse procedures
op grond van deze vrijstelling van de Europese richtlijn (2001/17/EU).
Zij kunnen nu projecten op het gebied van windmolenparken op zee
onderhands uitbesteden, en zo nationale bedrijven in deze procedure
voortrekken en hun eigen markt beschermen. Volgens Wiegman kunnen
sommige bedrijven zo een oneerlijke concurrentiepositie krijgen, ten
opzichte van bijvoorbeeld Nederlandse energiemaatschappijen.
De ChristenUnie wil daarom van de minister weten welke positie
Nederland heeft ingenomen bij de Europese besprekingen hierover. Ook
wil zij dat, als de EU dit dan toch toestaat, Nederland hier ook
gebruik van maakt. "We moeten opkomen voor het Nederlandse
bedrijfsleven en voorkomen dat zij buitenspel komen te staan, doordat
bepaalde landen hun eigen bedrijfsleven nu voor gaan trekken bij
aanbestedingsprocedures. Dat druist in tegen het principe van een open
Europese economie."
---
Vragen van het lid Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie) aan de
minister van Economische Zaken over de vrijstelling van Europese
aanbestedingen voor Britse elektriciteitsproducenten.
1. Klopt het dat enkele Europese lidstaten vrijstelling verlenen op
Europese aanbestedingen op het gebied van offshore windparken en
dat de onderhandse procedure wordt gevolgd?
2. Wat is de aanleiding en het doel van richtlijn 2004/17/EU? Wat was
de positie van de Nederlandse regering ten opzichte van deze
richtlijn bij de behandeling?
3. Bent u van mening dat de regel oneigenlijk gebruik in de hand
werkt? Zo nee, waarom niet?
4. In hoeverre zorgt de vrijstelling voor bijvoorbeeld het Verenigd
Koninkrijk, Zweden en Finland voor protectionisme van de (lokale)
markt en wat zijn de stappen die een land (of bedrijf) kan
ondernemen indien deze door de toepassing van de vrijstelling door
een ander land (of bedrijf) wordt benadeeld?
5. Op welke wijze wordt een aanvraag voor ontheffing bij de Europese
Commissie getoetst? Worden ook marktpartijen geconsulteerd? Indien
ontheffing wordt verleend, op welke wijze is dan nog voor
(buitenlandse) marktpartijen inzicht te houden op mogelijk werk en
daarmee mogelijk gepaard gaande noodzakelijke investeringen?
6. Indien ontheffing is verleend, hoe wordt bij onderhandse
aanbestedingen gecontroleerd dat de mededingingswet niet wordt
overschreden? Mag van partijen, welke afhankelijk zijn van te
realiseren omzet op deze onderhandse aanbestedingen, redelijkerwijs
worden verwacht dat deze ageren indien mogelijk sprake is van
overtreding van de mededingingswet?
7. In hoeverre is er een uitzondering voor Nederland en de
energieopwekking in Nederland, conform de mogelijkheden die artikel
30 van de richtlijn biedt?
8. Ligt er een Nederlands verzoek tot vrijstelling van richtlijn
2004/17/EU bij de Europese Commissie? Wat zijn de implicaties van
een dergelijk verzoek? Welke andere landen hebben soortgelijke
verzoeken ingediend? Wat zijn daarvan de consequenties voor
Nederland en voor Nederlandse bedrijven?
Esmé Wiegman