Ministerie van Financiën

Beantwoording schriftelijke vragen Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden

14 oktober 2010
Beantwoording van uw vragen in het schriftelijk overleg naar aanleiding van de brief d.d. 15 juli 2010.

Geachte voorzitter,

In deze brief beantwoord ik de vragen die de leden van de vaste commissie voor Financiën mij 16 september jl. stelden naar aanleiding van mijn brief van 15 juli 2010 over mijn voornemen om de aandelen in de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden N.V. (hierna 'NIO') over te nemen.

De vragen van de commissie beantwoord ik mede namens de minister van Buitenlandse Zaken, aangezien een groot deel van de vragen betrekking heeft op zijn beleidsterrein. De minister van Buitenlandse zaken is al sinds de oprichting van NIO in 1965 de opdrachtgever van deze entiteit. In een overeenkomst tussen NIO en de minister van Buitenlandse Zaken worden de taken van NIO en de bevoegdheden van de minister van Buitenlandse Zaken omschreven, alsmede de wijze waarop NIO daarvoor wordt vergoed. Doordat NIO louter taken verricht in opdracht van de minister van Buitenlandse Zaken is de aandeelhoudersrol altijd beperkt geweest. Om die reden zijn het aandeelhouderschap en de rol van beheerder steeds bij één partij belegd geweest; sinds 2000 de Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden N.V. (hierna 'FMO').

Alvorens in te gaan op de vragen van de commissie licht ik graag toe welke wijzigingen in de aansturing en het beheer van NIO plaatsvinden als gevolg van de opzegging van de overeenkomst tussen NIO en FMO. Ten eerste zal Atradius Dutch State Business het beheer van de leningenportefeuille op zich nemen. Ten tweede zal NIO zich niet meer (her)financieren op de kapitaalmarkt. En ten derde ben ik voornemens de aandelen NIO over te nemen. Wat niet wijzigt zijn de afspraken tussen NIO en de minister van Buitenlandse Zaken, die opdrachtgever van NIO blijft en onverminderd verantwoordelijk blijft voor de kosten van NIO. In die zin verandert er, ondanks de wijzigingen in aansturing en beheer, niets ten aanzien van het risico dat de Staat loopt. Immers, het ministerie van Buitenlandse Zaken is sinds 1965 verantwoordelijk voor de risico's en blijft deze verantwoordelijkheid houden.

NIO krijgt drie verschillende vergoedingen van het ministerie van Buitenlandse Zaken. De eerste is een rentesubsidie ten behoeve van de 'mismatch' tussen de rente die NIO betaalt op de door haar aangetrokken kapitaalmarktfinanciering en de rente die NIO ontvangt op de leningen aan ontwikkelingslanden. De tweede is een vergoeding in de vorm van een garantie, die onder meer kan worden ingeroepen als een land niet aan zijn rente- en aflossingsverplichtingen voldoet. De derde is een vergoeding voor de apparaatskosten van NIO. De reden dat het aandeelhouderschap bij het ministerie Financiën zal worden belegd en niet bij het ministerie van Buitenlandse Zaken, is een praktische. Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft geen specifieke expertise in huis ten aanzien van het vervullen van het aandeelhouderschap en geeft er derhalve de voorkeur aan wordt gegeven dat deze rol bij het ministerie van Financiën wordt belegd.

Tot slot maak ik uit uw reactie en de vraagstelling op dat de Kamercommissie geen principiële bezwaren heeft tegen de overname van de aandelen van NIO door de Staat, maar wel behoefte heeft aan enige verduidelijking. Derhalve zal ik voortgaan met het treffen van de voorbereidingen ten behoeve van de overname van het beheer en de aandelen. Aangezien een aantal Kamerleden gelijkluidende vragen heeft gesteld, beantwoord ik deze zoveel mogelijk geclusterd.

De leden van de VVD-, PVV- SP- en D66-fractie vroegen:

(VVD) De leden van de VVD-fractie vragen of de Kamer is ingelicht over de opzegging van het contract voor het beheer van NIO door FMO. Zo ja, wanneer is dit gebeurd? Zo neen, waarom is dit niet gebeurd?

(VVD) Waarom heeft het zo lang geduurd, van eind 2008 tot en met zomer 2010, voordat de Task Force NIO, die de opdracht had om de verschillende modaliteiten van de overname van de NIO aandelen te onderzoeken, met resultaten is gekomen? Welke andere modaliteiten voor de overname van NIO-aandelen waren er? Welke voor- en nadelen waren aan de verschillende modaliteiten verbonden?

(PVV) Waren er geen andere modaliteiten voor de overname van de NIO-aandelen? Welke voor- en nadelen brachten deze met zich mee?

(SP) Zo is het deze leden niet de duidelijk of er andere, en zo ja welke andere mogelijkheden er bestonden voor de overname van de NIO aandelen en welke voor- en nadelen hieraan verbonden waren.

(D66) In de brief zet het kabinet uiteen waarom niet enkel de leningenportefeuille over te nemen, maar ook de aandelen en spreekt van onoverbrugbare praktische bezwaren. Kan het kabinet toelichten wat de praktische onoverbrugbare bezwaren precies inhouden?

Na opzegging van de overeenkomst is een overleg opgestart tussen de ministeries van Buitenlandse Zaken en Financiën enerzijds en FMO anderzijds. Al snel bleek dat de N.V. NIO intact moest blijven, omdat alle leningen met ontwikkelingslanden gesloten zijn tussen NIO en het desbetreffende land. Een wijziging van schuldeiser zou inhouden dat alle (op dat moment nog) 154 leningsovereenkomsten zouden moeten worden aangepast. Een wijziging van schuldeiser in deze contracten zou naast een aanzienlijke werklast ook kunnen leiden tot nieuwe onderhandelingen over de bilaterale overeenkomsten met de (op dat moment nog) negentien landen. Bovenstaande overwegingen leidden al snel tot de beslissing om NIO als entiteit te laten voortbestaan en de aandelen over te nemen.

Voor de Staat was en is het erg belangrijk dat de partij die het beheer voert ervaring heeft met kredieten die zijn verstrekt aan ontwikkelingslanden, bekend is met de Club van Parijs en waar nodig adequaat incassobeleid kan voeren. Atradius Dutch State Business heeft deze ervaring. Bovendien is sprake van een kostenbesparing, als gevolg van de synergie tussen de nieuwe activiteiten en de werkzaamheden die Atradius Dutch State Business reeds voor de Staat uitvoert.

De keuze voor Atradius Dutch State Business was slechts de eerste stap in het proces van overdracht. Om een portefeuille van deze omvang goed te kunnen beheren, is een gedegen voorbereiding nodig. Zo moesten bijvoorbeeld ICT-systemen op elkaar worden aangesloten. Atradius Dutch State Business heeft daarnaast de tijd genomen om samen met FMO door alle details van de leningdocumentatie te gaan en deze in haar eigen systeem te verwerken. Ook is door een financieel- en een juridisch adviseur een boekenonderzoek uitgevoerd ('due diligence').

De Kamer is destijds niet ingelicht over het opzeggen van het contract door FMO, omdat er geen sprake was van een beleidswijziging. Immers, de activiteiten die NIO uitvoert blijven bestaan en de wijze waarop Buitenlandse Zaken NIO hiervoor vergoedt blijft ook gelijk. De Kamer is wel geïnformeerd, in mijn brief van 15 juli jl., over de nieuw te sluiten overeenkomst met Atradius Dutch State Business en het voornemen tot overname van de aandelen NIO.

(VVD) Wat verklaart het verschil van ¤ 197 mln. in waarde van de leningenportefeuille van NIO per 31 december 2009 zoals opgenomen in de brief van de minister, zijnde ¤ 740 mln. en de waarde zoals opgenomen in het jaarverslag NIO 2009 van ¤ 937 mln.?

(PVV) De waarde van de uitstaande leningportefeuille was eind 2009 ¤ 740 miljoen (volgens de Minister) en ¤ 937 (volgens het NIO jaarverslag 2009). Hoe wordt dit verschil verklaard?

(SP) Kan de minister ook ingaan op het feit dat hij in zijn brief vermeldt dat de waarde van de leningenportefeuille eind 2009 ¤ 740 mln. euro bedroeg, terwijl volgens het jaarverslag NIO 2009 de leningenportefeuille ¤ 937 mln. eind 2009 bedroeg? Wat verklaart dit verschil van ¤ 197 mln.?

Het totaal aan vorderingen met betrekking tot de hoofdsommen van de leningenportefeuille van NIO bedroeg volgens het jaarverslag van NIO per ultimo 2009 inderdaad 937 miljoen euro. Het lagere bedrag in de brief is de waarde van de leningenportefeuille verminderd met garantiebetalingen die de Staat al heeft gedaan aan NIO. Deze garantiebetalingen aan NIO hebben plaatsgevonden vanwege het niet nakomen van rente en aflossingsverplichtingen door debiteurenlanden. Deze garantiebetalingen zijn al ten laste van de rijksbegroting gebracht. Met andere woorden is de 937 miljoen euro in het jaarverslag van NIO de omvang van alle vorderingen die NIO heeft op ontwikkelingslanden, inclusief de nog te innen vordering waarvoor NIO al wel een garantiebetaling van Buitenlandse Zaken heeft ontvangen. De 740 miljoen euro uit de brief is de voor de Staat relevante omvang van de leningenportefeuille, exclusief de circa 200 miljoen euro garantiebetalingen, waarvan 74 miljoen in de periode 2001 tot en me t 2009 ten laste van de Begroting is gebracht. Overigens blijkt bij nadere berekening dat het precieze bedrag van de portefeuille, exclusief de garantiebetalingen, 728 miljoen euro is.

(VVD) Zullen de activiteiten van de NIO uitsluitend blijven bestaan uit het beheren van voor 2001 verstrekte leningen? Is het denkbaar dat de NIO in de toekomst andere activiteiten gaat ontplooien? Indien het takenpakket van de NIO ongewijzigd blijft, kan dan worden gesteld dat de Staat uiterlijk in 2038 een 'lege NV' zonder taken overhoudt omdat dan alle leningen van NIO zijn afgelost?

(SP) Blijft het takenpakket van de NIO hetzelfde en zo ja, betekent dit dan dat de Staat uiterlijk in 2038 een lege NV zonder taken overhoudt? Wat gebeurt er met de leningen die tegen die tijd niet zullen zijn afgelost, hoe en uit welke pot worden deze kwijtgescholden?

(PVV) Blijven de activiteiten van de NIO uitsluitend beperkt tot het beheren van de voor 2001 verstrekte leningen? Sluit u uit dat de NIO nieuwe leningen aangaat/ andere activiteiten gaat ontplooien?

(PVV) U stelt dat de verstrekte leningen lopen tot 2038 en dat aflossingen tot en met 2038 zullen plaatsvinden. Welke garanties heeft u dat eind 2038 de laatste aflossingen zullen plaatsvinden? Is het denkbaar dat de aflossingen en daarmee de taken van de NIO (veel) langer zullen duren?

Nederland verstrekt sinds 2001 geen leningen meer aan ontwikkelingslanden in het kader van ontwikkelingssamenwerking. De leningenportefeuille wordt dan ook afgebouwd. Na de overname van NIO door de Staat zullen de statuten conform deze huidige beleidslijn worden aangepast door in de doelomschrijving op te nemen dat NIO enkel en alleen tot doel heeft de in het verleden aangegane verplichtingen te beheren dan wel uit te voeren.

Daarbij zij opgemerkt dat wanneer een land niet aflost, de vordering in de boeken van NIO blijft bestaan. Technisch gezien is het daarom mogelijk dat wanneer een lening niet volledig is afgelost, NIO ook na 2038 nog enkele vorderingen in haar portefeuille heeft en om die reden dan nog niet kan worden opgeheven. Dit komt omdat als een land niet aflost, het ministerie van Buitenlandse Zaken een garantiebetaling doet aan NIO. NIO blijft echter het desbetreffende land aanschrijven om te betalen. Mocht dat land dan alsnog betalen, stort NIO de garantiebetaling van het ministerie van Buitenlandse Zaken terug. Het is ook mogelijk dat de leningenportefeuille voor 2038 volledig leeg is. Dit kan bijvoorbeeld wanneer in de Club van Parijs wordt afgesproken om de schulden aan een bepaald land kwijt schelden.

De activiteiten van NIO blijven beperkt tot het beheren van de bestaande leningenportefeuille. Daarnaast speelt NIO een rol bij het in juni 2008 gesloten China Promotional Loan Scheme (PLS) met het Chinese ministerie van Financiën. Deze PLS houdt in dat commerciële banken exporttransacties via NIO zouden kunnen financieren tot maximaal 300 miljoen euro ten gunste van exporteurs van (materiaal voor) baggerschepen. De commerciële banken zullen zorg dragen voor de zogenaamde 'funding' van leningen onder dit programma en zullen daarmee ook het financiële risico lopen.

De leden van de VVD-, CDA-, PVV- en SP-fractie vroegen:

(VVD) Waarom passen de activiteiten van NIO niet meer in de strategie van FMO? Waren er voor FMO ook andere redenen om het contract op te zeggen? Zo ja, welke?

(CDA) FMO geeft aan de leningenportefeuille niet meer te willen beheren per 1 januari 2011. Dit komt volgens de Minister van Financiën omdat het niet meer in haar strategie zou passen. Waarom past dit eigenlijk niet meer in de strategie van FMO? In hoeverre was hier bij het opstellen van het oorspronkelijke contract tussen FMO en de NIO rekening mee gehouden?

(PVV) FMO heeft in 2008 de overeenkomst tussen NIO en de Staat opgezegd per 1 januari 2011. Zij heeft aangeven niet langer het beheer van de leningen van NIO te willen uitvoeren, omdat deze activiteit niet in de strategie past. Aangezien het beheer de enige activiteit is van NIO, heeft FMO daarbij ook aangegeven de deelneming te willen overdragen'. Waarom passen de activiteiten van de NIO niet meer in de strategie van FMO?

(SP) Kan de minister aangeven waarom de activiteiten van NIO volgens de FMO niet meer passen in hun strategie? Waren er voor FMO ook andere redenen om het contract op te zeggen? Hoe groot schat de minister de administratieve en organisatorische last die deze overdracht met zich meebrengt?

Het aantal taken van NIO is, na de overname door FMO in mei 2000, sterk afgenomen. Zo is de uitvoering van het programma Ontwikkelings Relevante Export Transacties (ORET) sinds 2007 geen taak meer van NIO. De voornaamste resterende werkzaamheden voor de beheerder van NIO bestaan uit het beheren van de aan ontwikkelingslanden verstrekte leningen. Tussen de resterende taken en de kerntaak van FMO zijn weinig raakvlakken. FMO ondersteunt het bedrijfsleven in ontwikkelingslanden door middel van leningen, participaties, garanties en andere investeringsbevorderende instrumenten. NIO daarentegen verstrekt leningen aan de overheden van ontwikkelingslanden. Dat de taken van NIO op deze wijze zouden afnemen was ten tijde van de overname van NIO door FMO niet voorzien.

Het contract tussen FMO en de Staat kende een opzegtermijn van twee jaar, zodat er bij een eventuele opzegging genoeg tijd zou zijn voor een zorgvuldige overdracht van de leningenportefeuille.

De administratieve- en organisatorische last die deze overname met zich meebrengt beperkt zich tot de inzet van enkele ambtenaren van de ministeries van Financiën en Buitenlandse Zaken. FMO wordt, als beheerder van NIO, vergoed voor de extra werkzaamheden in verband met de overdacht. Ook Atradius Dutch State Business krijgt een eenmalige vergoeding voor de werkzaamheden om de overdracht van de leningenportefeuille voor te bereiden. Ook zijn kosten gemaakt voor de inhuur van enkele externe adviseurs voor bijvoorbeeld het boekenonderzoek. Dit komt neer op in totaal circa 900.000 euro voor het overzetten van de administratie van de leningenportefeuille en de overname. Deze kosten acht ik gerechtvaardigd vanuit het oogpunt dat de leningenportefeuille de komende dertig jaar doorloopt en een significante waarde vertegenwoordigt. Het nu goed en zorgvuldig regelen van de overdracht en het toekomstige beheer voorkomt problemen en kosten in de toekomst.

De leden van de VVD-fractie vroegen:

(VVD) In hoeverre heeft de Staat, als grootaandeelhouder (51%) van het FMO zeggenschap over de strategie van het FMO? Was er ruimte om te onderhandelen met het FMO voor een contractverlenging voor het beheer van NIO? Welke mogelijkheden had de Staat ten opzichte van FMO ten aanzien van het verlengen van het contract met FMO?

De Staat heeft als aandeelhouder van FMO geen formele zeggenschap over de strategie van FMO. De bevoegdheden van de Staat als aandeelhouder zijn vastgelegd in de statuten van FMO en in het Burgerlijk Wetboek. De strategie wordt, conform de statuten van FMO, door de raad van commissarissen vastgesteld. Desalniettemin is de nieuwe strategie van FMO wel met de Staat besproken. De huidige strategie van FMO is mijns inziens in lijn met het (statutaire) doel van FMO, namelijk het leveren van een bijdrage aan de ontplooiing van het bedrijfsleven in ontwikkelingslanden. Onderdeel van de strategie van FMO voor de periode 2009-2012 is een focus op drie aandachtgebieden, namelijk de financiële sector, huisvesting en energie.

De Staat heeft als aandeelhouder van FMO geen zeggenschap over het besluit van FMO om het contract op te zeggen en de deelneming af te stoten. Op grond van de bevoegdheden zoals omschreven in de statuten zijn besluiten rondom het aangaan of verbreken van een duurzame samenwerking en het nemen of afstoten van een deelneming pas aan goedkeuring van de aandeelhoudersvergadering onderhevig wanneer dit besluit boven een bepaald grensbedrag komt. De financiële consequenties van het overdragen van NIO aan de Staat liggen daar (ruim) onder.

De drempelbedragen zijn, door de Staat als aandeelhouder, niet willekeurig gekozen. De Staat wil, als aandeelhouder, alleen betrokken worden bij beslissingen over grote (des)investeringen. Het afstoten van NIO is mijn inziens een bedrijfseconomische afweging die FMO eigenstandig moet maken. De financiële en strategische impact ervan op FMO is zeer gering.

Afgezien het feit dat ik in dit geval geen formele zeggenschap heb, heb ik begrip voor de opzegging van het contract door FMO en haar wens om zich te concentreren op haar kerntaak. Ook is er een goed alternatief voorhanden voor het beheer van de leningenportefeuille. De werkzaamheden die Atradius Dutch State Business uitvoert ten behoeve van de exportkredietverzekeringsportefeuille vertonen immers veel overeenkomsten met de werkzaamheden die uitgevoerd worden voor de NIO leningenportefeuille.

De leden van de VVD, CDA PVV en SP-fractie vroegen:

(VVD) Is er reeds een overeenkomst met Atradius Dutch State Business N.V. en de Staat over de geldelijke vergoeding voor het beheer van de NIO leningenportefeuille? Wat is het verschil tussen de kosten die de Staat tot nog toe aan FMO betaalde voor het beheer en de prijs die Atradius zal vragen voor het beheer? Is er een afloop in de kosten voor het beheer van de leningenportefeuille naarmate de jaren verstrijken en er meer leningen volledig worden afgelost?

(CDA) De uitvoering van het beheer zal volgens het voorstel worden gedaan door Atradius Dutch State Business. Wat zijn de geraamde kosten voor dit beheer? In hoeverre zijn er door het kabinet alternatieven overwogen?

(PVV) Het beheer van de leningenportefeuille zal worden uitgevoerd door Atradius Dutch State Business N.V. Wat zijn de (jaarlijkse) kosten die hieraan verbonden zijn? Liggen deze kosten hoger of lager dan de kosten voor beheer die FMO op dit moment doorberekent aan de Staat?

(SP) Voor wat betreft het beheer door Atradius Dutch State Business N.V.: Is er reeds een overeenkomst met Atradius Dutch State Business N.V. en de Staat over de geldelijke vergoeding voor het beheer van de NIO leningenportefeuille? Wat is het verschil tussen de kosten die de Staat tot nog toe aan FMO betaalde voor het beheer en de prijs die Atradius zal vragen voor het beheer? Is er een afloop in de kosten voor het beheer van de leningenportefeuille naarmate de jaren verstrijken en er meer leningen volledig worden afgelost?

In 2009 is met Atradius Dutch State Business een nieuwe vergoedingsregeling overeengekomen voor de periode 2010 - 2014. Deze is aan uw Kamer medegedeeld in het debat op 24 juni 2009. Het beheer van de portefeuille zal onderdeel gaan vormen van de bestaande regeling voor reguliere werkzaamheden, waarvoor geen aparte toelage in de vergoeding zal worden opgenomen. Ten behoeve van het beheer van de leningenportefeuille zal het ministerie van Buitenlandse Zaken vanaf de overnamedatum tot en met 2014 500.000 euro per jaar overmaken aan het ministerie van Financiën, als bijdrage aan de vergoedingsregeling voor Atradius Dutch State Business. Voor de periode na 2014 moeten nieuwe afspraken gemaakt worden.

De kosten voor het beheer van de leningenportefeuille vallen in de nieuwe situatie lager uit door zogeheten synergie-effecten. Veel van de landen in de NIO-portefeuille komen namelijk ook voor in de exportkredietverzekeringsportefeuille die reeds door Atradius Dutch State Business wordt beheerd. De aard van de werkzaamheden vertoont ook veel overeenkomsten met die ten behoeve van de exportkredietverzekeringsportefeuille, waaronder de activiteiten ten behoeve van de Club van Parijs. Deze synergie tussen de NIO-portefeuille en de exportkredietverzekeringsportefeuille brengt met zich mee dat Atradius Dutch State Business vanuit haar jarenlang opgebouwde ervaring en expertise in staat is om het beheer op een adequate en efficiënte wijze over te nemen. Om die reden is het bedrag dat het ministerie Buitenlandse Zaken, via het ministerie van Financiën, overmaakt aan Atradius Dutch State Business lager dan het bedrag dat Buitenlandse Zaken betaalde aan FMO.

FMO declareerde de kosten voor het beheer van de leningenportefeuille van NIO bij het ministerie van Buitenlandse Zaken op basis van een urenverantwoording. Er was geen sprake van een vaste vergoeding per jaar. De kosten hiervan bedroegen de laatste jaren circa 650.000 euro per jaar, inclusief dividend dat werd berekend volgens een vooraf vastgestelde formule. Dividend zal in de nieuwe situatie pas door NIO worden uitgekeerd wanneer daadwerkelijk winst wordt gemaakt. De Staat is daarom voor een bedrag van circa 150.000 euro goedkoper uit.

De leden van de VVD-, PVV-, SP-, en D66-fractie vroegen:

(VVD) Is besloten tot een andere financieringswijze van een deel van de leningenportefeuille van NIO omdat er obligaties en onderhandse leningen aflopen tussen 2010 en 2012, of omdat de Staat nu eigenaar wordt van de NIO?

(PVV) Deze herfinanciering zal plaatsvinden door het verstrekken van een begrotingslening van Buitenlandse Zaken aan NIO. De reden hiervoor is dat de kosten van deze begrotingslening aanzienlijk lager zijn dan de kosten van een door NIO zelfstandig aan te trekken lening op de kapitaalmarkt. Door lagere financieringskosten zullen de kosten van de «mismatch» geleidelijk steeds lager worden en wordt per saldo een besparing gerealiseerd'. Waarom is voorheen niet gekozen voor deze wijze van financiering? Wat levert de nieuwe wijze van financiering aan rentevoordeel op?

(SP) Heeft de minister besloten tot een andere financieringswijze van een deel van de leningenportefeuille van NIO omdat er obligaties en onderhandse leningen aflopen tussen 2010 en 2012, of omdat de Staat nu eigenaar wordt van de NIO? Kan de minister tot slot aangeven hoe groot het rentevoordeel is dat ontstaat nu de financiering van ¤ 375 mln. via obligaties en onderhandse leningen wordt omgezet in financiering via de rijksbegroting?

(SP) Vloeit de besparing die per saldo zal worden gerealiseerd (a.g.v. de lagere financieringskosten) terug in de algemene middelen of wordt het toegevoegd aan het ODA-budget? Kunt u deze keuze toelichten?

(D66) Het kabinet heeft besloten om de obligaties en onderhandse leningen te herfinancieren via begrotingsleningen. Kan het kabinet een inschatting geven van de verwachte besparing door deze andere wijze van financiering?

(VVD) Hoe groot is het rentevoordeel dat ontstaat nu de financiering van ¤ 375 mln. via obligaties en onderhandse leningen wordt omgezet in financiering via de rijksbegroting?

Alle bovengenoemde aspecten zijn relevant geweest voor het besluit om NIO te herfinancieren met begrotingsleningen. Ten eerste moet NIO geherfinancierd worden omdat tussen 2010 en 2012 de obligaties en onderhandse leningen aflopen én er nog niet genoeg betalingen van ontwikkelingslanden binnen zijn om deze te voldoen. In het kader van de beoogde overname van de aandelen in NIO door de Staat is onderzocht wat de meest doelmatige oplossing is. Dit blijkt herfinanciering door middel van begrotingsleningen te zijn. NIO kan, als zelfstandige marktpartij, op de geld- en kapitaalmarkt niet tegen gunstigere rentetarieven lenen dan de Staat. Overigens wordt NIO enkel en alleen op deze wijze gefinancierd omdat het hier om een zogenaamde 'in afbeheer' deelneming gaat, die in opdracht van de Staat in het verleden aan andere landen verstrekte leningen beheert. NIO concurreert niet met andere bedrijven. Een andere belangrijke factor is dat de afbetaling van de lening zeker is. Het ministerie va n Buitenlandse Zaken staat immers garant.

Het voordeel dat door de nieuwe wijze van financiering wordt behaald, kan worden berekend door te kijken naar het verschil tussen het rentepercentage dat NIO in de huidige situatie, met een volledige staatsgarantie, zou kunnen bedingen en de rente op staatsobligaties. Dit fundingverschil tussen de Staat en staatsgegarandeerde leningen was, voorafgaande aan de financiële crisis, gelijk aan circa 0,2 procentpunt; het verschil is op dit moment groter. De omvang van het rentevoordeel op het genoemde bedrag van 395 miljoen euro bedraagt dus naar schatting 790.000 euro per jaar.

Bovenstaand toegelichte voordeel is een besparing voor het ministerie van Buitenlandse Zaken, omdat zij minder rentesubsidie hoeft te vergoeden aan NIO. Omdat de omvang van deze besparing niet met zekerheid is vast te stellen, de bedragen relatief laag zijn en in de tijd aflopen, is er voor gekozen dit voordeel bij Buitenlandse Zaken te laten neerslaan. Binnen de begroting van Buitenlandse Zaken komt de rentesubsidie ten laste van het HGIS-non-ODA budget; besparingen in die sfeer komen dan ook dat budget ten goede.

De leden van de VVD- en PVV-fractie vroegen:

(VVD) Waarom is in het verleden gekozen voor financiering op de kapitaalmarkt voor een orgaan met een zuiver publieke taak?

Door financiering op de kapitaalmarkt konden destijds zachte leningen aan ontwikkelingslanden worden verstrekt zonder dat deze direct ten laste kwamen van de rijksbegroting.

(VVD) In hoeverre past het verhogen van de staatschuld in het huidige begrotingsbeleid? Waarom is daartoe al besloten zonder de voorhangprocedure in de Staten-Generaal af te wachten?

(PVV) Door de nieuwe wijze van financieren neemt de staatsschuld met ¤ 395 mln. (0,07%) toe. In hoeverre past het verhogen van de staatsschuld in het huidige begrotingsbeleid?

Door de gewijzigde manier van financieren neemt de staatsschuld weliswaar toe met maximaal 395 miljoen euro, maar neemt vervolgens in de periode 2013-2039 weer af met hetzelfde bedrag als gevolg van de aflossingen en de rentebetalingen door NIO. De afbetaling inclusief rente is immers zeker.

Voor het verstrekken van deze lening door het ministerie van Buitenlandse Zaken aan NIO en het verhogen van de staatsschuld is de voorhangprocedure op grond van artikel 34 lid 5 van de Comptabiliteitswet niet van toepassing, aangezien het geen deelneming of (in aandelen) converteerbare lening betreft. Dit geldt overigens ook voor mijn voornemen tot het overnemen van de aandelen NIO, omdat het overnamebedrag van één euro onder het grensbedrag van 500.000 euro ligt. Desalniettemin heb ik in mijn brief van 15 juli enkel gesproken over een voornemen tot het overnemen van de aandelen en zijn er in dat kader nog geen onomkeerbare stappen gezet.

De leden van de VVD-fractie vroegen:

(VVD) De leden van de VVD-fractie vernemen graag hoeveel concessionele leningen door NIO zijn verstrekt tussen het moment dat de NIO eind jaren negentig is geprivatiseerd en dat zij haar laatste lening heeft verstrekt in 2001. Voor welk bedrag zijn deze leningen in totaal verstrekt?

Er zijn als gevolg van een beleidswijziging in de periode tussen 1997 en 2001 geen nieuwe concessionele leningen verstrekt.

(VVD) Indien landen niet aan hun verplichtingen kunnen voldoen, zal de minister van Buitenlandse Zaken deze kosten dragen. Hoe vaak hebben landen in het verleden niet aan hun verplichtingen voldaan? Wat zijn in totaal hiervan de kosten geweest voor de staat? Hoe groot schat de minister de kans dat dit met de uitstaande leningen nog gaat gebeuren?

Elk jaar doet zich de situatie voor dat debiteuren niet aan hun verplichtingen voldoen. Een aantal landen betaalt structureel niet; het gaat hierbij om bijvoorbeeld Cuba, Myanmar en Zimbabwe. De meeste landen betalen echter wel conform de leningovereenkomsten. Wanneer een land te laat betaalt of niet aflost, wordt boeterente in rekening gebracht. De vordering en de boeterente blijven staan, totdat alsnog betaald wordt of in de Club van Parijs een kwijtschelding wordt overeengekomen.

Jaarlijks brengt het ministerie van Buitenlandse Zaken garantiebetalingen aan NIO ten laste van zijn begroting. In de periode van 2001 tot en met 2009 heeft de minister van Buitenlandse Zaken in dit verband een bedrag van 74 miljoen euro ten laste van zijn begroting gebracht. De jaarlijkse uitgaven aan deze garantiebetalingen zullen naar verwachting een gelijkblijvende of, gelet op de afnemende portefeuille, dalende trend vertonen.

(VVD) De activiteiten van NIO zijn in haar opzet verlieslijdend. Dit komt doordat het doel van NIO is om leningen te verstrekken tegen gunstige (rente-) voorwaarden. De kosten van deze mismatch in rentekosten en -baten worden op de begroting van Buitenlandse Zaken verantwoord. Voor hoeveel zullen deze kosten worden opgenomen in de begroting?

De leden van de CDA-fractie vroegen:

(CDA) In de brief van de Minister van Financiën wordt gesteld dat de kosten van de mismatch worden verantwoord op de begroting van het Ministerie van buitenlandse zaken. Hoe hoog zijn de jaarlijkse kosten voor de huidige leningenportefeuille? Hoeveel kosten zijn er sinds 2001 gemaakt voor achterstanden bij rentebetalingen en aflossingen? Wat is de verwachting van het kabinet met betrekking tot de omvang van de mismatch na dit besluit?

Voor de rentesubsidies geldt dat in de periode 2003 tot en met 2009 de minister van Buitenlandse Zaken een bedrag van 98 miljoen euro ten laste van zijn begroting heeft gebracht. Voor 2010 is nog een bedrag van 8 miljoen euro voorzien. In 2011 en volgende jaren is in de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken een bedrag van circa 7 miljoen euro per jaar opgenomen. De verwachting is dat de omvang van de mismatch afneemt door het feit dat de portefeuille steeds kleiner wordt en er goedkoper geherfinancierd kan worden. De rente en aflossing die NIO mist omdat ontwikkelingslanden hun verplichtingen niet nakomen, worden door het ministerie van Buitenlandse Zaken aan NIO gecompenseerd en worden garantiebetalingen genoemd. De minister van Buitenlandse Zaken heeft in de periode van 2001 tot en met 2009 in totaal een bedrag van 74 euro miljoen aan garantiebetalingen ten laste van de begroting heeft gebracht.

(CDA) Op welke wijze is destijds rekening gehouden met het feit dat er na 2001 geen nieuwe concessionele leningen zouden worden verstrekt? Waarom zijn er destijds geen afspraken gemaakt over het beheer tot aan het moment waarop de leningen volledig zouden aflopen in 2039? Welke risico's loop de Staat nu precies over deze garanties?

Hiermee is rekening gehouden door een redelijke opzegtermijn van twee jaar op te nemen in het contract tussen FMO en de Staat. Het is mijns inziens niet redelijk om met een private partij een contract te sluiten tot en met 2039, zonder opzeggingsgronden. Het risico dat de Staat loopt op deze garanties heeft betrekking op de gehele leningenportefeuille van NIO.

(CDA) De omvang van de leningenportefeuille die beheerd wordt door FMO bedraagt op dit moment EUR 740 mln. Kan het kabinet aangeven hoe deze portefeuille precies is opgebouwd? Aan welke landen zijn leningen verstrekt en welke omvang hebben deze leningen? Kan de minister een inschatting geven van de kans dat bepaalde leningen niet worden terugbetaald?

De leningenportefeuille bestaat op het moment van overname uit 128 leningen op negentien landen. Het leeuwendeel van de portefeuille bestaat uit leningen die zijn verstrekt aan Indonesië. Van de negentien landen is momenteel een zestal landen achterstallig voor een totaalbedrag van ongeveer 84 miljoen euro. Veel van deze achterstalligheden zullen in de toekomst mogelijk besproken worden in de Club van Parijs, waarbij kwijtschelding een serieuze mogelijkheid is. De kosten van de kwijtschelding komen voor rekening van de begroting van Ontwikkelingssamenwerking. Hoewel er geen concrete aanwijzingen zijn dat de dertien landen die niet achterstallig zijn, de gemaakte afspraken niet kunnen blijven nakomen, is daarover geen zekerheid te geven.

Zoals blijkt uit het antwoord op de vraag over het bedrag aan uitstaande leningen, bedraagt het totaal van de vorderingen 937 miljoen euro. In de leningenportefeuille per 31-12-2009 gaat het hierbij om leningen aan de volgende landen (bedragen in miljoenen euro's):

Angola 19

China 15

Cuba 20

Egypte 58

Indonesië 383

Jamaica 13

Kenya 15

Sri Lanka 2

Marokko 1

Myanmar 8

Mexico 1

Peru 7

Pakistan 76

Tunesië 3

Turkije 1

Trinidad & Tobago 1

Vietnam 3

Zimbabwe 25

Nederlandse Antillen 236

Aruba 50

De Nederlandse Antillen maken sinds eind juli 2010 geen onderdeel meer uit van de leningenportefeuille, omdat het ministerie van Binnenlandse Zaken deze leningen heeft gesaneerd vooruitlopend op de nieuwe staatkundige verhoudingen binnen het Koninkrijk die op 10 oktober 2010 zijn ingegaan.

De leden van de PVV-fractie vroegen:

(PVV) Eind jaren negentig is de Nationale Investeringsbank geprivatiseerd. Wat waren hiervoor destijds de beweegredenen? Is het niet inconsequent om nu een stap in tegenovergestelde richting te zetten en de privatisering weer ongedaan te maken?

De Nationale Investeringsbank (de voorloper van NIBC) is geprivatiseerd in 1998. NIO was een dochteronderneming van NIBC en is in mei 2000 aan FMO verkocht, op verzoek van toenmalige de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Zij vond de taken van NIO niet meer passen bij de geprivatiseerde NIBC. NIBC ging een steeds commerciëlere koers varen en het aantal overheidstaken dat zij uitvoerde nam af. NIO voert juist uitsluitend taken uit voor de Staat, in opdracht van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

(PVV) Hoe reëel schat u de kans in dat dit geld volledig terugkomt? Zitten hier geen dubieuze debiteuren bij / dient hierop niet te worden afgeschreven?

Het krediet van 395 miljoen euro dat door het ministerie van Buitenlandse Zaken aan NIO verstrekt wordt en waardoor de staatsschuld met 0,07% toeneemt zal volledig worden afbetaald, inclusief rente. Dit staat los van het feit dat zich elk jaar de situatie kan voordoen dat debiteuren niet aan hun verplichtingen voldoen. Als een land niet aflost of geen rente betaalt, vindt een garantiebetaling van het ministerie van Buitenlandse Zaken aan NIO plaats, waardoor NIO te allen tijde in staat is om aan haar betalingsverplichtingen te voldoen. Er vinden geen tussentijdse herwaarderingen van de leningen plaats. De vorderingen blijven bestaan, tenzij sprake is van een schuldkwijtschelding die in de Club van Parijs wordt afgesproken.

(PVV) Mochten er echter landen zijn die niet aan hun verplichtingen kunnen voldoen, dan zal de minister van Buitenlandse Zaken deze kosten dragen'. Hoe groot is de kans dat dit zich voordoet? Welke maatregelen/sancties kunnen in dat geval (ten aanzien van de betreffende landen) worden genomen? Komen deze kosten ten laste van het budget voor ontwikkelingssamenwerking? Wordt door middel van deze constructie niet impliciet het probleem van de zogenaamde mismatch verplaatst omdat nu de financieringskosten niet meer in evenwicht zijn met het te lopen risico?

Uiteraard worden de vorderingen actief beheerd. Wanneer er niet wordt betaald is er contact met de desbetreffende instanties en volgen zo nodig maatregelen. Voor het grootste deel van de leningenportefeuille geldt dat de ontwikkelingslanden aan hun rente- en aflossingsverplichtingen voldoen. Tegelijkertijd geldt voor een deel van de portefeuille dat sprake is van vorderingen aan landen die op dit moment niet de capaciteit hebben hun schulden af te betalen. De kans dat deze landen, zoals Zimbabwe, ook de komende tijd achterblijven bij het betalen van rente en aflossingen is groot. Een succesvolle incasso in deze landen zal heel lastig worden.

Als er niet wordt betaald, komen de kosten hiervan ten laste van het non-ODA budget van de begroting voor het ministerie van Buitenlandse Zaken. In dit verband dient duidelijk te zijn dat de leningen niet werden verstrekt in een commerciële context. Het primaire doel was indertijd om landen te helpen, die anders niet tegen acceptabele condities aan financiering konden komen.

De leden van de SP-fractie vroegen:

(SP) Is overdracht van aandelen nodig om het beheer uit te kunnen uitbesteden aan Atradius, of had FMO ook al daarvoor kunnen kiezen?

De overdacht van aandelen is niet noodzakelijk om de taken te kunnen uitbesteden aan Atradius Dutch State Business, maar wel wenselijk. Voor FMO ligt het niet voor de hand om de entiteit NIO te behouden en een andere beheerder aan te sturen op activiteiten die niet tot haar kerntaak behoren. Bovendien zou de complexiteit in de aansturing toenemen als gevolg van betrokkenheid van drie partijen. De Staat zou dan niet alleen moeten samenwerken een uitvoerder, maar ook met een separate aandeelhouder.

De leden van de D66-fractie vroegen:

(D66) De uitstaande leningenportefeuille heeft een waarde van ¤740 miljoen. Is dit ook het maximale risico dat de staat loopt door garant te staan? Ondanks dat er nooit aanspraak is gedaan op de garantstellingen loopt de staat door deze garanties wel een risico. Kan het kabinet een inschatting geven van de grootte van deze risico's? Kan het kabinet aangeven hoe groot de reservering op de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken is om eventuele kosten op te vangen?

Per 31 december 2009 was het maximale risico van de leningenportefeuille van NIO, afgezien van nog niet vervallen rente, voor de Staat gelijk aan de in het jaarverslag van de NIO verantwoorde nominale omvang van de portefeuille (937 miljoen euro) minus de garantiebetalingen die het ministerie van Buitenlandse Zaken in het verleden heeft verricht (ter grootte van circa 200 miljoen). Het in het begin van mijn brief genoemde bedrag van 728 miljoen euro, is tevens de omvang van het maximaal resterende risico van de Staat. Zoals in mijn inleiding reeds gemeld, wijzigt dit risico niet door het overnemen van de aandelen of de herfinanciering door het ministerie Buitenlandse Zaken middels begrotingsleningen. De risico's van NIO liggen immers al sinds 1965 bij de Staat.

Een realistisch beeld van het feitelijke risico wordt gegeven door de door NIO opgeëiste garantiebetalingen. In de periode van 2001 tot en met 2009 heeft de minister van Buitenlandse Zaken in dit verband in totaal 74 miljoen euro ten laste van zijn begroting gebracht. Op de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken wordt voor de komende jaren een reservering van circa 6 miljoen euro per jaar aangehouden.

Hoogachtend,

mede namens de minister van Buitenlandse Zaken

de minister van Financiën

mr. drs. J.C. de Jager