Rijksoverheid


Datum 8 oktober 2010

Betreft Nader rapport inzake het voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 23 februari 2006 te Genève tot stand gekomen Maritiem Arbeidsverdrag, 2006 (Trb. 2007, 93)

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 20 mei 2010, nr. 10.001352, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State van het Koninkrijk zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van rijkswet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 6 juli 2010 nr. W12.10.0182/III/K, bied ik U hierbij aan. De Raad van State van het Koninkrijk onderschrijft de strekking van het voorstel van rijkswet, en merkt het volgende op. Met het voorstel van rijkswet wordt goedkeuring van het Maritiem Arbeidsverdrag (hierna MAV) gevraagd voor het gehele Koninkrijk. De memorie van toelichting vermeldt dat de regeringen van de Nederlandse Antillen en Aruba zich nog beraden over de wenselijkheid van medegelding voor hun land. De Raad van State van het Koninkrijk adviseert de medegelding van het MAV in alle landen van het Koninkrijk te bevorderen en in de memorie van toelichting nader in te gaan op de tot stand te brengen uitvoeringswetgeving.
Gedurende de voorbereiding van dit voorstel van rijkswet heeft intensief overleg plaatsgevonden met de regeringen van de Nederlandse Antillen en Aruba. De regering van de Nederlandse Antillen heeft reeds in 2008 besloten medegelding niet wenselijk te achten in verband met de staatkundige ontwikkelingen.
Eveneens in 2008 heeft de regering van Aruba besloten medegelding niet wenselijk te achten.
De Rijksministerraad heeft begin 2010, ter gelegenheid van de behandeling van dit voorstel van rijkswet, geconcludeerd dat het wenselijk zou zijn dat het MAV voor het gehele Koninkrijk zou gelden. Dit heeft geleid tot een hervatting van het overleg met de Nederlandse Antillen en Aruba. Beide landen hebben hun standpunt betreffende mogelijke medegelding nogmaals bezien. De Nederlandse Antillen zullen het eerder ingenomen standpunt tot niet8 medegelding van het MAV heroverwegen. De regering van de Nederlandse Antillen onderkent dat implementatie van het MAV voor de toekomstige Landen Curaçao en Sint Maarten van belang kan zijn met name vanwege de aanwezigheid van een handelsvloot en het aantal zeevarenden. Het Land Curaçao zal na de transitie dan ook naar verwachting samen met het Land Sint Maarten wetgeving voorbereiden om toekomstige toetreding tot het MAV mogelijk te maken. Het door de Raad van State van het Koninkrijk genoemde rapport van de Universiteit van Leiden is betrokken bij de voorbereiding van dit besluit.
Na de staatkundige hervorming van het Koninkrijk, zal de medegeldingsvraag worden voorgelegd aan het Land Curaçao en het Land Sint Maarten. Gelet op de huidige stand van het internationale ratificatieproces, is er op dit moment nog geen zicht op een datum van inwerkingtreding van het MAV. Het MAV zal hoogstwaarschijnlijk op z'n vroegst op 1 januari 2012 in werking treden. Derhalve behoeft de door de Raad van State van het Koninkrijk geschetste potentiële onduidelijkheid ten opzichte van andere verdragspartijen over schepen die varen onder Nederlandse vlag zich dus in de praktijk wellicht niet voor te doen.
Wat betreft Bonaire, Sint Eustatius en Saba (de BES8eilanden) is het uitgangspunt dat na de staatkundige hervorming de Nederlands8Antilliaanse wet8 en regelgeving van kracht blijft, in naar Nederlandse wetgeving omgezette vorm. De regering van de Nederlandse Antillen beziet het standpunt ten aanzien van de medegelding. Dat betekent dat het MAV vooralsnog alleen voor het Europese deel van Nederland zal gelden.
Na de staatkundige hervorming waarbij de BES8eilanden onderdeel gaan uitmaken van het Nederlandse staatsbestel, zal toepassing van het MAV op die eilanden in beraad worden genomen. Daarbij zal onder meer een rol spelen of, en in hoeverre, de BES8eilanden op termijn een vlagregister kunnen of zullen hebben. De regering van Aruba heeft op 21 juli 2010 het standpunt tot niet8medegelding van het MAV herbevestigd. Zoals ook opgemerkt door de Raad van State van het Koninkrijk, is de relevantie van het MAV voor Aruba zeer beperkt. Aruba heeft geen handelsvloot, er zijn geen zeeschepen geregistreerd die onder de reikwijdte van het MAV vallen en het aantal zeevarenden is gering. Daarnaast kent Aruba geen inspectiedienst voor de scheepvaart die de verplichtingen die uit het MAV voortvloeien zou kunnen controleren. Op grond van afspraken tussen de regeringen van Aruba en de Nederlandse Antillen verrichten ambtenaren van de directie Scheepvaart en Maritieme Aangelegenheden van de Nederlandse Antillen de scheepvaarttaken voor Aruba. Gelet op het bovenstaande meent de regering van Aruba dat medegelding niet wenselijk is.
De stand van zaken is verwerkt in de memorie van toelichting (in par. VI, Koninkrijkspositie). De goedkeuring wordt dus voor het gehele Koninkrijk gevraagd.

Ik moge U, mede namens mijn ambtgenoten, van Buitenlandse Zaken, Verkeer en Waterstaat, Justitie en Volkgezondheid, Welzijn en Sport, verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van rijkswet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten8Generaal, aan de Staten van de Nederlandse Antillen en de Staten van Aruba te zenden.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

J.P.H. Donner