Eerste Kamer der Staten Generaal

Senaat preciseert beoordeling geweldgebruik militairen

12 oktober 2010

In een debat met minister Hirsch Ballin van Justitie kreeg de Eerste Kamer dinsdag 12 oktober duidelijkheid en nadere toezeggingen over de precieze aanpak bij de beoordeling van geweldgebruik door militairen. De senaat nam vervolgens zonder stemming de wijziging aan van het Wetboek militair strafrecht (31.487, R1862). In dit Wetboek wordt artikel 38 gewijzigd en aangevuld. Als gevolg hiervan komt er een specifieke wettelijke bepaling tot vrijwaring van straf in gevallen waarin geweldgebruik door militairen als rechtmatig wordt beoordeeld.

De nieuwe bepaling heeft een algemene strekking. Zij is niet alleen van toepassing op de internationale inzet van Nederlandse militairen, maar op alle situaties waarop het internationaal humanitair recht betrekking heeft. Na krachtig aandringen van het Eerste Kamerlid Haubrich-Gooskens (PvdA) wordt de toepassing van de nieuwe bepaling door de minister van Justitie gepreciseerd. Haubrich-Gooskens, die in een zeldzaam vertoon van eendracht in de Kamer tevens sprak namens de fracties van VVD, D66 en GroenLinks, drong in de eerste termijn direct aan op drie toezeggingen, die zij namens de vier fracties van de regering gedaan wilde krijgen. Als de minister de gevraagde toezeggingen niet zou doen, dan zou Haubrich-Gooskens met drie moties van gelijke strekking de regering tot medewerking bewegen. In dat geval zouden de moties, ingediend met steun van acht overige fracties, kunnen rekenen op steun van vrijwel de gehele Senaat.

Aantekening in personeelsdossier

De minister van Justitie, die de wetswijziging verdedigde mede namens zijn afwezige collega Van Middelkoop van Defensie, kwam onder druk van deze brede steun aan meerdere verlangens van de Kamer tegemoet. Hirsch Ballin wilde echter niet zo ver gaan om aantekeningen uit het personeelsdossier te schrappen in het geval dat een militair wordt vrijgesproken en een veroordeling uitblijft. Wel onderkende de minister het belang van een nauwkeurig bijgehouden personeelsdossier. Bijvoorbeeld het verschil tussen de aantekening dat een onderzoek is uitgevoerd, en de aantekening dat een strafzaak heeft geleid tot een veroordeling. Dit onderscheid moet, zo erkende de minister, duidelijk zijn af te leiden uit het personeelsdossier. Hirsch Ballin zei toe dat in het personeelsdossier een en ander accuraat en systematisch zal worden bijgehouden.

Verder deed de demissionaire bewindsman de toezegging aan de Eerste Kamer dat een militair - of deze nu is gedagvaard als verdachte of getuige - het recht krijgt om zich te laten bijstaan door een raadsman, desnoods via een videoconferentie. Het ging minister Hirsch Ballin echter te ver om vast te legen dat een militair bij alleen een feitenonderzoek al het recht zou hebben om een raadsman te raadplegen. Bovendien zal het Openbaar Ministerie bij een besluit om tot strafvervolging over te gaan in elk geval vooraf het oordeel van de betrokken commandant betrekken in haar overwegingen.

Hirsch Ballin beloofde de Kamer eveneens dat het OM vooraf deskundigen zal raadplegen, maar het ging de minister te ver om deze raadpleging te laten plaatsvinden in de vorm van een panel. "Dan zou een panel een deel van de taken van het OM overnemen en dat is niet de bedoeling", zei de minister van Justitie.

Scala van militaire missies

Het Kamerlid Vliegenthart betoogde namens de SP-fractie dat de Nederlandse krijgsmacht steeds vaker wordt ingezet om deel te nemen aan een scala van militaire missies, variërend van militaire bijstand bij traditionele vredesoperaties tot gevechtsoperaties. "Het zijn politici die besluiten om militairen uit te zenden, en het zijn evenzeer politici die bepalen wanneer militaire terug mogen keren. Dit debat gaat over de juridische helderheid bij gebruik van geweld in conflictsituaties. Blijft staan de bittere noodzaak om ook politieke helderheid na te streven bij het uitzenden van militairen", aldus Vliegenthart.

Senator Franken (CDA) wees op situaties waarin door een militair geweld wordt toegepast in de rechtmatige uitoefening van zijn taak. "Als iemand verdachte is geweest, maar het feit niet strafbaar bleek, mag daarover geen informatie achterblijven in het personeelsdossier. Daarnaast is het rechtsbeginsel van de afwezigheid van alle schuld", aldus Franken, die van de minister wilde horen of dit ook leidt tot strafuitsluiting. Hirsch Ballin antwoordde dat dit een onomstreden uitgangspunt is in het strafrecht, dat ook op dit wetboek van toepassing is.

Laatste optreden

De verdediging van de wijziging van het Wetboek militair strafrecht was het laatste optreden van Hirsch Ballin als minister van Justitie in de Eerste Kamer. Aan het slot van het debat bedankte Kamervoorzitter Van der Linden de minister voor zijn zeer regelmatig verschijnen in de Eerste Kamer in de afgelopen jaren. De Voorzitter omschreef deze debatten als vrijwel altijd diepgaand en plezierig.

Van der Linden sprak zijn lovende woorden in het licht van het aantreden van een nieuw kabinet, waarin Hirsch Ballin niet terugkeert. De aftredend minister antwoordde dat hij de vele debatten in de Senaat altijd met genoegen heeft gevoerd. "Ik heb de intensiteit ervaren van de Leden van uw Kamer op het gebied van de kwaliteit van de rechtsontwikkeling, de wetgeving en de waardering voor de rechtsstaat", aldus Hirsch Ballin. Hij dankte de Kamer voor de constructieve samenwerking bij de behandeling van de vele wetsvoorstellen die hij namens de regering heeft verdedigd.

---


* stenogram 12 oktober 2010 pdf icoon