European Union



PRESSE 282

PR CO 27

PERSMEDEDELING

3039e zitting van de Raad

Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Luxemburg, 21 oktober 2010

Voorzitter mevrouw Joëlle MILQUET
vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen mevrouw Laurette ONKELINX
vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met maatschappelijke integratie
de heer Philippe COURARD
staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding

Voornaamste resultaten van de Raadszitting

De Raad heeft de nieuwe richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten met het oog op de uitvoering van de Europa 2020-strategie aangenomen. Hij hield een oriënterend debat over de governance van de Europese werkgelegenheidsstrategie (EWS) in de context van Europa 2020 en het Europees semester. Dit debat diende de Raad tevens als voorbereiding van de tripartiete sociale top, die zal plaatsvinden aan de vooravond van de Europese Raad op 28 oktober en zal gewijd zijn aan de rol van economische governance voor groei en banen.

De ministers kregen van de Commissie informatie over haar mededeling betreffende het kerninitiatief "Jeugd in beweging" en wisselden van gedachten over dit onderwerp. Zij hechtten hun goedkeuring aan het advies "Transities lonend maken" van het Comité voor de werkgelegenheid.

Voorts hechtten de ministers hun goedkeuring aan het advies over "de sociale dimensie van de Europa 2020-strategie" van het Comité voor sociale bescherming, waaraan zij een oriënterend debat wijdden.

Tijdens de lunch wisselde de Raad van gedachten over een door de Commissie en het Comité voor de werkgelegenheid gezamenlijk opgesteld document over doeltreffende werkgelegenheidsmaatregelen om de gevolgen van het banenloze herstel in een periode van streng begrotingsbeleid te verlichten.

Als ander punt onder diversen presenteerde de Commissie haar groenboek over pensioenen en informeerde het voorzitterschap de Raad over de stand van zaken in verband met de integratie van de Roma.

Als A-punt hebben de ministers zonder debat de besluiten aangenomen betreffende het standpunt dat de EU in de respectieve (Stabilisatie- en) Associatieraden met zes derde landen (Tunesië, Marokko, Algerije, Israël, Kroatië en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië) zal innemen met betrekking tot de aanneming van bepalingen betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels.

Ook als A-punt hebben de ministers hun goedkeuring gehecht aan een verklaring waarin zij hun bezorgdheid uiten over de mogelijke gevolgen van de kaderovereenkomst over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie voor het uit de geldende verdragen voortvloeiende institutionele evenwicht.

Met uitzondering van de lunchbespreking en de punten onder "diversen" was de hele zitting openbaar en te volgen via videostreaming op http://www.consilium.europa.eu/videostreaming

INHOUD1

DEELNEMERS

BESPROKEN PUNTEN

Richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten

Governance van de Europese werkgelegenheidsstrategie in de context van Europa 2020

Voorbereiding van de tripartiete sociale top

Kerninitiatief "Jeugd in beweging"

"Transities lonend maken"

Sociale bescherming en sociale insluiting in de Europa 2020-strategie

Doeltreffende werkgelegenheidsmaatregelen om de gevolgen van het banenloze herstel te verlichten

Diversen

Groenboek "Naar adequate, houdbare en zekere Europese pensioenstelsels"

ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN

SOCIAAL BELEID

* Coördinatie van de socialezekerheidsstelsels met zes derde landen
* EU-statistiek van inkomens en levensomstandigheden

ALGEMENE ZAKEN

* Betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie - Verklaring van de Raad

LANDBOUW

* Gezondheidsclaims voor levensmiddelen - levensmiddelenadditieven

BESLUITEN GENOMEN DOOR DE VERTEGENWOORDIGERS DER LIDSTATEN


* Benoeming van een rechter bij het Gerecht van de Europese Unie

DEELNEMERS

De regeringen van de lidstaten en de Europese Commissie waren als volgt vertegenwoordigd:

België:

mevrouw Joëlle MILQUET vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, verantwoordelijk voor het migratie- en asielbeleid

mevrouw Laurette ONKELINX vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met maatschappelijke integratie

de heer Philippe COURARD staatssecretaris

Bulgarije:

de heer Totyu MLADENOV minister van Arbeid en Sociaal Beleid

Tsjechië:

de heer Jaromir DRÁBEK minister van Arbeid en Sociale Zaken

Denemarken:

mevrouw Inger STØJBERG minister van Werkgelegenheid

Duitsland:

de heer Andreas STORM staatssecretaris, ministerie van Arbeid en Sociale Zaken

Estland:

de heer Hanno PEVKUR minister van Sociale Zaken

Ierland:

mevrouw Geraldine BYRNE NASON plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger

Griekenland

mevrouw Louka KATSELI minister van Werkgelegenheid en Sociale Zekerheid

Spanje:

de heer José Pascual MARCO MARTINEZ plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger

de heer Javier ERRO URRUTIA minister van Industrie, Innovatie en Werkgelegenheid van de autonome gemeenschap La Rioja

Frankrijk:

mevrouw Nora BERRA staatssecretaris, belast met Ouderen, toegevoegd aan de minister van Arbeid, Sociale Betrekkingen, Gezin, Solidariteit en Steden

Italië:

de heer Vincenzo GRASSI plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger

Cyprus:

mevrouw Sotiroulla CHARALAMBOUS minister van Arbeid en Sociale Zekerheid

Letland:

de heer Andrejs STAKIS staatssecretaris

Litouwen:

de heer Donatas JANKAUSKAS minister van Sociale Zekerheid en Arbeid

Luxemburg:

mevrouw Marie-Josée JACOBS minister van Gezinszaken en Integratie

de heer Nicolas SCHMIT gedelegeerd minister van Buitenlandse Zaken en Immigratie

Hongarije:

de heer Sándor CZOMBA staatssecretaris, ministerie van Nationale Ontwikkeling en Economische Zaken

de heer Miklòs RÉTHELYI minister van Natuurlijke Hulpbronnen

Malta:

mevrouw Dolores CRISTINA minister van Onderwijs, Werkgelegenheid en Gezin

Nederland:

de heer Derk OLDENBURG plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger

Oostenrijk:

de heer Harald GÜNTHER plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger

Polen:

mevrouw Jolanta FEDAK minister van Arbeid en Sociale Zaken

Portugal:

mevrouw Helena ANDRÉ minister van Arbeid en Sociale Zaken

Roemenië:

de heer Valentin MOCANU staatssecretaris

Slovenië:

mevrouw Anja KOPAC MRAK staatssecretaris, ministerie van Arbeid, Gezin en Sociale Zaken

Slowakije:

de heer Jozef MIHAL minister van Arbeid, Sociale Zaken en Gezin

de heer Peter JAVORCÍK plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger

Finland:

mevrouw Anni SINNEMÄKI minister van Arbeid

de heer Juha REHULA minister van Sociale Zaken en Gezondheid

Zweden:

mevrouw Hillevi ENGSTRÖM minister van Werkgelegenheid

de heer Ulf KRISTERSSON minister van Sociale Zekerheid

de heer Jan Roland OLSSON plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger

Verenigd Koninkrijk:

de heer Andy LEBRECHT plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger

Commissie:

mevrouw Viviane REDING vicevoorzitter

de heer László ANDOR lid van de Commissie

BESPROKEN PUNTEN

Richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten

De Raad heeft een besluit vastgesteld betreffende nieuwe richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (14338/10 + 14338/10 COR 1 + 14917/10 ADD 1). De Britse delegatie onthield zich van stemming.

De richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid zijn een onderdeel van de geïntegreerde richtsnoeren. Het andere onderdeel zijn de globale richtsnoeren voor het economische beleid van de lidstaten, die de Raad al in juli 2010 heeft aangenomen (11646/10). De geïntegreerde richtsnoeren zijn het voornaamste instrument van de Europa 2020-strategie, de nieuwe 10-jarenstrategie voor banen en slimme, duurzame en inclusieve groei. Zij leggen de grondslagen voor de structurele hervormingen die de lidstaten moeten doorvoeren.

De geïntegreerde richtsnoeren bevatten vijf EU-kerndoelen, waarvan er drie tot de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten behoren. Zij hebben betrekking op de arbeidsdeelname, het tegengaan van sociale uitsluiting en armoede, en de kwaliteit en de prestaties van de onderwijs- en opleidingsstelsels.

Het kerndoel inzake de arbeidsmarkt behelst het streven de arbeidsparticipatiegraad voor vrouwen en mannen in de leeftijdsgroep van 20-64 jaar uiterlijk in 2020 op 75% te brengen, onder meer door meer jongeren, ouderen en laagopgeleiden aan een baan te helpen en legale migranten beter te integreren. Het kerndoel inzake sociale insluiting en terugdringing van de armoede behelst ernaar te streven ten minste 20 miljoen mensen te bevrijden van het risico op armoede en uitsluiting. De doelpopulatie wordt gedefinieerd als het aantal personen met een risico op armoede of uitsluiting volgens drie indicatoren (armoederisico, materiële deprivatie, huishouden zonder baan), waarbij de lidstaten hun nationale doelen aan de hand van de meest geschikte van deze indicatoren vrijelijk kunnen bepalen, rekening houdend met hun nationale omstandigheden en prioriteiten. Op basis van deze definitie worden 120 miljoen Europeanen bedreigd door armoede of uitsluiting. Het kerndoel voor de verbetering van de kwaliteit en de prestaties van de onderwijs- en opleidingsstelsels behelst het streven de schooluitval onder 10% te brengen en het aandeel van de bevolking in de leeftijdsgroep van 30-34 jaar dat tertiair of gelijkwaardig onderwijs heeft voltooid op te trekken tot ten minste 40%.

De twee resterende kerndoelen van de geïntegreerde richtsnoeren behoren bij de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten. Beoogd wordt de gecombineerde O&O-investeringen van overheid en bedrijven uiterlijk in 2020 tot 3% van het bruto binnenlands product (BBP) te doen stijgen en de uitstoot van broeikasgassen uiterlijk in 2020 met 20% te reduceren ten opzichte van het peil van 1990; voorts is het de bedoeling het aandeel van hernieuwbare energiebronnen in het finale energieverbruik te vergroten tot 20% en toe te werken naar een verbetering van de energie-efficiëntie met 20 %.

De vijf kerndoelen moeten door de lidstaten, met inachtneming van hun uiteenlopende uitgangsposities en nationale omstandigheden, worden omgezet in nationale doelstellingen. De lidstaten dienen hun ontwerp van nationaal hervormingsprogramma met hun nationale doelen uiterlijk op 12 november in te dienen. Uiterlijk medio april 2011 moet het nationaal hervormingsprogramma definitief zijn. De Europese Raad zal jaarlijks de voortgang beoordelen die in het kader van de Europa 2020-strategie op het niveau van de EU en dat van de lidstaten is geboekt.

De geïntegreerde richtsnoeren (richtsnoeren 1 tot en met 6 zijn de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie, richtsnoeren 7 tot en met 10 de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten) zien er als volgt uit:
* de kwaliteit en houdbaarheid van de overheidsfinanciën waarborgen;
* macro-economische onevenwichtigheden verhelpen;
* onevenwichtigheden in de eurozone beperken;
* de steun voor O&O en innovatie optimaliseren, de kennisdriehoek intensiveren en het potentieel van de digitale economie benutten;
* zuiniger omgaan met hulpbronnen en de uitstoot van broeikasgassen beperken;

* het ondernemings- en consumentenklimaat verbeteren en de industriële basis moderniseren met het oog op een optimaal functioneren van de interne markt;

* de arbeidsmarktparticipatie opvoeren en structurele werkloosheid terugdringen;

* een geschoolde beroepsbevolking ontwikkelen die in de behoeften van de arbeidsmarkt voorziet, arbeidsvoorwaarden verbeteren en een leven lang leren bevorderen;

* de prestaties van de onderwijs- en opleidingsstelsels op alle niveaus verbeteren en deelname aan tertiair onderwijs vergroten;
* sociale integratie bevorderen en armoede bestrijden.

Governance van de Europese werkgelegenheidsstrategie in de context van Europa 2020

De Raad heeft een oriënterend debat gehouden over de governance van de Europese werkgelegenheidsstrategie (EWS)^1 in de context van Europa 2020 en het Europees semester, (het nieuwe EU-instrumentarium voor de coördinatie van het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten), alvorens conclusies aan te nemen over de wijze waarop de EWS moet worden aangepast aan het nieuw Europees semester, en in het bijzonder aan de nieuwe mechanismen voor het macro-economisch en het thematisch toezicht (14478/10).

De ministers memoreerden hoe belangrijk het werkgelegenheidsbeleid is voor de macro-economische ontwikkeling van de EU, en wezen erop dat de Raad Epsco zijn rol in het kader van EU 2020 en het Europees semester ten volle moet spelen teneinde de doelstellingen van de werkgelegenheidsrichtsnoeren te verwezenlijken. In dit verband onderstreepten de ministers dat de verschillende formaties van de Raad elkaar moeten aanvullen.

Zij erkenden ook de noodzaak van duidelijke monitoring om de vooruitgang bij het verwezenlijken van de doelstellingen van de werkgelegenheidsrichtsnoeren te kunnen beoordelen en wensten dat daarbij met zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspecten rekening wordt gehouden. De ministers toonden zich ingenomen met de inleidende werkzaamheden van het Comité voor de werkgelegenheid met het oog op de opstelling van een gemeenschappelijk evaluatiekader, een instrument waarmee de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren door de lidstaten en hun vooruitgang in de richting van de nationale doelen zal worden bewaakt. Zij hebben het Comité voor de werkgelegenheid opgedragen zijn werkzaamheden voor de decemberzitting van de Raad Epsco te voltooien en ervoor te zorgen dat het gemeenschappelijke evaluatiekader doeltreffend, eenvoudig, alomvattend en soepel is.

Daarna hebben de delegaties besproken wat op hun nationale arbeidsmarkt de grote belemmeringen voor groei en werkgelegenheid zijn die om hervormingen vragen: kwalificatie, transities, de kloof tussen vraag en aanbod, arbeidsdeelname, de situatie van doelgroepen zoals jongeren en ouderen, vrouwen, laaggekwalificeerden en migranten en het aantrekkelijk maken van werk. Het Belgische voorzitterschap concludeerde dat de lidstaten met soortgelijke problemen kampen, hetgeen erop wijst dat een gemeenschappelijke strategie vereist is.

Door het aannemen van de conclusies hebben de ministers onderstreept dat het werkgelegenheids- en arbeidsmarktbeleid een essentieel onderdeel is van de hervormingen die zowel binnen de pijler macro-economisch toezicht als binnen de pijler monitoring van groeibevorderende hervormingen (thematische coördinatie) van de Europa 2020-strategie voor banen en groei moeten worden doorgevoerd.

Volgens deze conclusies zal de Raad Epsco bijdragen tot de werkzaamheden van de Europese Raad door middel van drie belangrijke bijdragen per jaar:

* vóór ieder Europees semester de balans opmaken van de vooruitgang die is geboekt bij de verwezenlijking van het Europa 2020-kerndoel en van de nationale doelstellingen voor werkgelegenheid, aangeven welke voor een aantal lidstaten gemeenschappelijke beleidsthema's nauwer thematisch toezicht verdienen, alsmede analyseren wat de weerslag is van de werkgelegenheid op de macro-economische situatie;

* als bijdrage aan de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad in het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid aangeven welke belangrijke werkgelegenheidstendensen strategische sturing door de Europese Raad vereisen;

* op het einde van het Europees semester tot de lidstaten gerichte landenspecifieke aanbevelingen inzake werkgelegenheid krachtens artikel 148, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de EU bespreken en aannemen, in combinatie met de krachtens artikel 121, lid 4, van het Verdrag tot de lidstaten gerichte landenspecifieke aanbevelingen, zodat die aanbevelingen een coherent geheel vormen.

Deze conclusies, die de bijdrage van de Raad Epsco aan de werkzaamheden van de Europese Raad vormen, zullen aan de Europese Raad worden toegezonden met het oog op een definitief besluit over de governance van het Europees semester.

Voorbereiding van de tripartiete sociale top

De ministers werden door het voorzitterschap geïnformeerd over de voorbereiding van de tripartiete sociale top die, voorafgaand aan de Europese Raad, op 28 oktober in Brussel zal plaatsvinden.

Aangezien de Europese Raad van oktober zich zal buigen over de economische governance, op basis van het eindrapport van de door voorzitter Herman Van Rompuy geleide taskforce, hadden de deelnemers de gelegenheid om te bespreken welke vorm de economische governance het best aanneemt om een positief effect te hebben op banen en groei in de EU. Zij reflecteerden ook over de vraag hoe een op het beperken van de overheidsschuld gerichte strategie om uit de crisis te geraken het best kan worden gecombineerd met een strategie die investeringen in vaardigheden, technologie en infrastructuur mogelijk maakt.

De tripartiete sociale top voor groei en werkgelegenheid heeft tot taak om op permanente basis de sociale dialoog tussen de Raad, de Commissie en de sociale partners op het hoogste niveau te verzekeren.

De tripartiete sociale top is een bijeenkomst van de trojka van staatshoofden en regeringsleiders van het huidige en de twee daaropvolgende voorzitterschappen (nu dus België, Hongarije en Polen), vergezeld van de respectieve ministers van Werkgelegenheid, de voorzitter van de Europese Commissie en het Commissielid voor werkgelegenheid, de voorzitter van de Europese Raad en de voorzitters/secretarissen-generaal van de belangrijkste Europese werkgevers- en werknemersorganisaties.

Kerninitiatief "Jeugd in beweging"

De ministers luisterden naar de presentatie van het kerninitiatief "Jeugd in beweging"door de Commissie en wisselden kort van gedachten over dit onderwerp (13726/10). Jeugd in beweging heeft ten doel een oplossing te bieden voor de problemen waar jongeren voor staan en jongeren te helpen slagen in de kenniseconomie. Het initiatief omvat een kaderagenda met belangrijke nieuwe acties, waarmee bestaande activiteiten worden versterkt en andere activiteiten op Europees en nationaal niveau worden gewaarborgd. Hierbij zal gebruik worden gemaakt van de financiële steun van de betrokken EU-programma's voor onderwijs, jongeren en mobiliteit van lerenden, alsmede van de structuurfondsen. Jeugd in beweging richt zich op vier hoofdlijnen voor actie: onderwijs en levenslang leren; verbetering van de kwaliteit en de aantrekkingskracht van het Europees hoger onderwijs; mobiliteit; verbetering van de werkgelegenheidssituatie van jongeren.

"Transities lonend maken"

De ministers hechtten hun goedkeuring aan het advies "Transities lonend maken" van het Comité voor de werkgelegenheid (14479/10). In zijn advies wijst het Comité voor de werkgelegenheid erop dat het van belang is om mensen de nodige zekerheid te verschaffen, zodat zij de noodzaak van mobiliteit aanvaarden en daar beter mee om kunnen gaan, en het kerndoel voor werkgelegenheid van de EU wordt gehaald. Er wordt gepleit voor een levenscyclusbenadering van positieve transities die gericht is op duurzame carrièretransities gedurende het hele leven, in plaats van het op enig moment accepteren van een specifieke baan. Tevens worden de voorwaarden om transities lonend te maken opgesomd, zoals een transparante arbeidsmarkt, toegankelijke informatie, opleidingsmogelijkheden voor iedereen, een flexibele arbeidsorganisatie en adequate sociale rechten.

Het vraagstuk van de arbeidsmarkttransities - verandering van baan, beroep, sector en arbeidssituatie - is een van de prioriteiten van het Belgische voorzitterschap, dat daarover op 4 en 5 oktober een conferentie heeft georganiseerd in Gent.

Sociale bescherming en sociale insluiting in de Europa 2020-strategie

De Raad hecht zijn goedkeuring aan een advies van het Comité voor sociale bescherming (CSB) over sociale bescherming en sociale insluiting in de Europa 2020-strategie, en de desbetreffende governance (14254/10 REV 1).

De ministers steunen het advies van het comité. Moeilijkheden die de lidstaten ondervinden bij het bepalen van hun nationale doelen inzake sociale uitsluiting en armoedebestrijding hebben onder meer te maken met de huidige budgettaire beperkingen, de beschikbaarheid van statistieken, problemen bij het vaststellen van kwantitatieve doelen voor bepaalde beleidsmaatregelen, de analyse die vereist is om de groepen met een armoederisico te vinden, alsmede nieuwe vormen van armoede. Verscheidene ministers hebben benadrukt dat begrotingsconsolidatie niet ten koste mag gaan van sociaal beleid, dat meer gericht moet zijn op de meest kwetsbare groepen. In de nationale hervormingsprogramma's moet een onderdeel over sociale bescherming en armoedebestrijding worden opgenomen.

De ministers waren van mening dat het op Europees niveau begeleiden van de vaststelling van de nationale doelen een toegevoegde waarde zou kunnen bieden. In dit verband vermeldden zij de ontwikkeling van een doeltreffende monitoringsinstrument, de intensivering van de samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie door middel van de open coördinatiemethode, en de uitwisseling van ervaringen en best practices op EU-niveau.

De ministers verwelkomden het advies van het CSB en stelden voor de agenda van het comité uit te breiden tot thema's zoals actief ouder worden, solidariteit tussen de generaties, kinderarmoede en ouderen. Verschillende ministers onderstreepten dat de CSB-verslagen moeten worden vereenvoudigd. Zij verzochten het CSB zijn werkzaamheden op deze basis voort te zetten.

In het advies van het SCB wordt erop gewezen dat voor de Raad Epsco een hoofdrol is weggelegd in de sociale dimensie van Europa-2020 en de governance ervan, en wordt een overzicht verstrekt van de bijdragen van het SCB aan de Raad Epsco betreffende Europa 2020. Deze omvat onder meer: voortgangsbewaking ten aanzien van de EU-doelstelling inzake sociale insluiting en terugdringing van de armoede; voortgangsbewaking ten aanzien van de sociale aspecten van de geïntegreerde richtsnoeren; het gebruik van de open coördinatiemethode om de sociale situatie en de ontwikkeling van beleid voor sociale bescherming te volgen, alsmede het helpen bevorderen van positieve interactie tussen de sociale OCM-activiteiten en het toekomstige kerninitiatief. Het Comité zal aan de Raad Epsco in het kader van de voorbereiding van de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad een jaarverslag doen toekomen over de sociale situatie en de ontwikkeling van beleid voor sociale bescherming, evenals een beoordeling van de sociale dimensie van Europa-2020.

Doeltreffende werkgelegenheidsmaatregelen om de gevolgen van het banenloze herstel te verlichten

Tijdens de lunch bespraken de ministers de hervorming van de werkgelegenheidsmaatregelen die volgens hun nationale ervaringen doeltreffend zijn gebleken. Zij concludeerden dat budgettaire consolidatie er niet mag toe leiden dat maatregelen die in de toekomst veel zouden kunnen opleveren, worden afgeschaft, waardoor consolidatie, per saldo, op middellange en lange termijn schadelijk zou zijn. In het bijzonder mag begrotingsconsolidatie niet ten koste gaan van investeringen in menselijk kapitaal, onderwijs en opleiding. Als andere doeltreffende werkgelegenheidsmaatregelen werden genoemd: ondersteuning van de werkgelegenheid voor jongeren, bijvoorbeeld door middel van stages, ondersteuning van transities en mobiliteit, maatregelen om te zorgen voor een goede afstemming van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt, regelingen voor werktijdverkorting en het verbeteren van de efficiëntie van de openbare arbeidsvoorziening.

Diversen

Groenboek "Naar adequate, houdbare en zekere Europese pensioenstelsels"

De ministers luisterden naar een presentatie van het Groenboek getiteld: "Naar adequate, houdbare en zekere Europese pensioenstelsels" (12102/10) door het Commissielid voor Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie, de heer László Andor.

Betere integratie van de Roma

Het Belgische voorzitterschap informeerde de ministers over de inspanningen die de Raad en andere actoren hebben geleverd om de sociale en economische integratie van de Roma te bevorderen (14663/10). De vice-voorzitter van de Commissie belast met Justitie, grondrechten en burgerschap, mevrouw Viviane Reding, kondigde aan dat de Commissie in april 2011 een EU-kader zal voorstellen voor de nationale strategieën voor de integratie van de Roma. Tevens is zij voornemens, aan de hand van de antwoorden van de lidstaten op een vragenlijst van de Commissie, een voorstel in te dienen betreffende het efficiënter gebruik van de EU-fondsen voor de integratie van Roma.

Rondetafel over armoede en sociale uitsluiting

Het Belgische voorzitterschap informeerde de ministers over de Rondetafel Armoede en sociale uitsluiting die gewijd was aan de uitvoering en de bewaking van de aanbeveling inzake actieve inclusie (14582/10).

Kinderarmoede

Het Belgische voorzitterschap informeerde de Raad over de Conferentie over kinderarmoede die op 2 en 3 september 2010 in Marche-en-Famenne heeft plaatsgevonden (14587/10). Tijdens die conferentie heeft het drievoorzitterschapsteam (Spanje, België en Hongarije) een verklaring ondertekend waarin wordt aangedrongen op specifieke maatregelen om het armoederisico bij kinderen en jongeren in Europa terug te dringen. Volgens deze verklaring lopen momenteel ten minste 20 miljoen kinderen en jongeren in Europa een armoederisico, waarbij de gevaarlijke tendens dat de armoede aan de volgende generatie kinderen wordt doorgegeven nog sterker dreigt te worden. Het drievoorzitterschapsteam roept de lidstaten en de Europese Raad in de verklaring met name op om duidelijke, gekwantificeerde subdoelstellingen voor het terugdringen van kinderarmoede te formuleren en het tegengaan van kinderarmoede als hoofdprioriteit op te nemen in het EU 2020-Platform tegen armoede en sociale uitsluiting.

Conferenties van het voorzitterschap

België informeerde de ministers over de conferenties tijdens zijn voorzitterschap (14255/10).

ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN

SOCIAAL BELEID

Coördinatie van de socialezekerheidsstelsels met zes derde landen

De Raad stelde een besluit vast betreffende het EU-standpunt in de respectieve (Stabilisatie- en) Associatieraad tussen de Europese Unie en zes derde landen (Algerije, Kroatië, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Israël, Marokko en Tunesië) (11217/10 + 11213/10 + 11211/10 + 11214/10 + 11215/10 + 11216/10). De Tsjechische en de Maltese delegatie onthielden zich voor de besluiten betreffende Israël, Kroatië en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.

De Europees-mediterrane overeenkomsten tussen de EU, enerzijds, en Algerije, Israël, Marokko en Tunesië, anderzijds, en de stabilisatie- en associatieovereenkomsten tussen de EU en Kroatië en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië bevatten bepalingen voor een beperkte coördinatie tussen de socialezekerheidsstelsels van de lidstaten en de zes derde landen. Om deze bepalingen in werking te kunnen laten treden, is een besluit vereist van de associatieraden en de stabilisatie- en associatieraden met de verschillende landen.

De bepalingen van Verordening nr. 1408/71 (betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen) en de bijbehorende uitvoeringsverordening nr. 574/72 zijn bij Verordening nr. 859/2003 uitgebreid tot de onderdanen van derde landen die enkel door hun nationaliteit nog niet onder die bepalingen vielen. Het in de overeenkomsten vervatte beginsel dat tijdvakken van verzekering die werknemers uit derde landen in de verschillende lidstaten hebben vervuld, worden samengeteld met betrekking tot het recht op bepaalde prestaties, is reeds in deze verordening vervat.

Met de aanneming van haar standpunt wenst de EU met de zes partnerlanden overeenstemming te bereiken over uitvoeringsbepalingen die niet door Verordening nr. 859/2003 worden bestreken. Het betreft in het bijzonder de export van bepaalde prestaties naar een van de zes partnerlanden, alsmede de verlening van gelijke behandeling aan werknemers uit derde landen die legaal in de EU gewerkt hebben en aan hun gezinsleden. Bovendien moet het EU-standpunt waarborgen dat de bepalingen betreffende de export van prestaties en de toekenning van gelijke behandeling op basis van wederkerigheid ook van toepassing zijn op EU-werknemers die legaal in een van deze zes partnerlanden werken, alsmede op hun gezinsleden.

EU-statistiek van inkomens en levensomstandigheden

De Raad besloot geen bezwaar te maken tegen de vaststelling van een verordening van de Commissie inzake de EU-statistiek van inkomens en levensomstandigheden (13088/10). De Commissie wil hiermee uitvoering geven aan Verordening (EG) nr. 1177/2003 waarbij een gemeenschappelijk kader voor de systematische productie van Europese statistieken over inkomens en levensomstandigheden is vastgesteld.

Voor de verordening van de Commissie geldt de zogeheten regelgevingsprocedure met toetsing. Dit betekent dat de Commissie, nu de Raad zijn fiat heeft gegeven, behoudens bezwaar van het Europees Parlement, de verordening kan aannemen.

ALGEMENE ZAKEN

Betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie - Verklaring van de Raad

De Raad nam kennis van de kaderovereenkomst over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie die op 20 oktober 2010 door beide instellingen is ondertekend.

De Raad, die niet heeft deelgenomen aan de onderhandelingen over deze kaderovereenkomst, brengt in herinnering dat de eerbiediging van de oprichtingsverdragen van de Unie in de bewoordingen waarin ze door de lidstaten zijn bekrachtigd, de grondslag vormt voor het bestaan en de werking van de Unie. In de verdragen worden de bevoegdheden van de instellingen ten opzichte van elkaar afgebakend (artikel 13, lid 2, VEU). Die bevoegdheden kunnen door de instellingen zelf niet worden gewijzigd of aangevuld, noch eenzijdig, noch in onderlinge overeenstemming.

De Raad stelt evenwel vast dat verscheidene bepalingen van de kaderovereenkomst ertoe strekken het uit de geldende verdragen voortvloeiende institutioneel evenwicht te veranderen, aan het Europees Parlement prerogatieven te verlenen waarin door de verdragen niet is voorzien, en de autonomie van de Commissie en de Commissievoorzitter te beperken. Met name de bepalingen betreffende de internationale overeenkomsten, de inbreukprocedures jegens de lidstaten en de toezending van gerubriceerde informatie aan het Europees Parlement baren de Raad grote zorgen.

De kaderovereenkomst kan niet tegen de Raad aangevoerd worden. De Raad zal elke handeling of actie van het Europees Parlement of van de Commissie krachtens voornoemde kaderovereenkomst welke de belangen van de Raad of de bij de verdragen aan de Raad verleende prerogatieven zou schaden, aan het Hof van Justitie voorleggen.