Belgische Federale Overheid



Lichaamsoefening op maat: een gouden regel voor hartpatiënten

Datum: 27 oktober 2010

Hartrevalidatie met lichamelijke oefeningen heeft een gunstig effect op de levenskwaliteit van hartpatiënten en vermindert het aantal hospitalisaties en overlijdens. Dit is een belangrijke conclusie van een studie van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) en Deloitte®. Toch volgt minder dan een op de twee hartpatiënten revalidatie na hospitalisatie. Vooral ouderen en vrouwen dreigen uit de boot te vallen.

Het KCE pleit voor de ontwikkeling van individueel aangepaste oefen- en begeleidingsprogramma's bij het ontslag uit het ziekenhuis, gespreid over verschillende maanden en dicht bij de woonplaats van de patiënt.

Wat is hartrevalidatie?

Hart- en vaatziekten zijn de voornaamste overlijdensoorzaak in België. Jaarlijks zorgen ze voor meer dan 200 000 ziekenhuisopnames. Vroeger moesten hartpatiënten na een ingreep of incident vooral rusten. Vandaag wordt er hartrevalidatie voorgeschreven, zodat de patiënt zoveel mogelijk een normaal, actief leven kan blijven leiden. De revalidatie bestaat meestal uit lichaamsoefeningen zoals wandelen en fietsen.

Soms worden deze oefeningen nog gecombineerd met andere interventies zoals een dieet of begeleiding bij rookstop. Dit is afhankelijk van het cardiovasculair risicoprofiel van de patiënt. Deze multidisciplinaire revalidatie wordt vandaag in België alleen gegeven in erkende centra. Gemiddeld betaalt een patiënt voor een multidisciplinaire revalidatie na hartchirurgie in totaal 200 tot 300 euro.

Gunstig effect van lichaamsoefeningen

De onderzoekers stelden vast dat de lichaamsoefeningen een gunstig effect hebben op de levenskwaliteit van hartpatiënten met een licht of matig risico. De oefeningen verminderen ook het aantal hospitalisaties en overlijdens. Over hun impact bij patiënten met een hoog risico bestaan er nog onvoldoende wetenschappelijke gegevens. Ook de multidisciplinaire revalidatie met oefeningen heeft een bewezen positief effect, maar het is niet duidelijk wat juist de meerwaarde van de andere tussenkomsten door bijvoorbeeld een diëtist of tabakoloog is. Een evaluatie van hun specifieke inbreng is dus aan te raden.

Te weinig hartpatiënten volgen revalidatie

In de studie werden de gegevens geanalyseerd van meer dan 29 000 patiënten die in België een hartingreep hadden ondergaan. Een op de drie volgde geen enkele revalidatie. Minder dan de helft van de patiënten begon multidisciplinaire revalidatie, maar bij 10 % van hen bleef het beperkt tot een enkele sessie tijdens de hospitalisatie. Na ontslag uit het ziekenhuis volgde minder dan de helft een revaliderende behandeling.

Vooral ouderen en vrouwen volgen geen multidisciplinaire revalidatie. Een andere opmerkelijke factor is de afstand tot een erkend centrum: hartpatiënten die in een arrondissement zonder centrum wonen, volgen bijna nooit hartrevalidatie na hospitalisatie.

De belangrijkste redenen die de ondervraagde hartpatiënten opgaven om niet op het voorstel tot revalidatie in te gaan zijn tijdsgebrek, het idee dat ze ook wel zonder deze behandeling zullen genezen, de afstand tot een centrum en het gebrek aan transportmiddelen. Samen met beroepsverplichtingen, andere lichamelijke problemen en de kosten zijn het ook de redenen voor het voortijdig stopzetten van een revalidatie.

Bewustmaking van de hartpatiënt en levenslange begeleiding

Het KCE stelt voor om voor elke hartpatiënt bij ontslag uit het ziekenhuis het cardiovasculair risicoprofiel te bekijken (roken, eetgewoontes ...). Daarnaast moet er een aangepast oefenprogramma, op advies van een specialist in hartrevalidatie, worden opgesteld en is er nood aan begeleidingssessies om de andere vastgestelde risico's te verminderen.

Het oefen- en begeleidingsprogramma wordt best gespreid over verschillende maanden en moet plaatsvinden in de nabijheid van de woonplaats van de patiënt, in plaats van alleen maar in de erkende centra. Verder zouden huisarts en cardioloog hun hartpatiënten moeten bewustmaken van het belang van de oefeningen. Als hun patiënt zich niet houdt aan het programma zouden ze systematisch de redenen hiervoor moeten onderzoeken en eventueel met de patiënt alternatieve oplossingen moeten bespreken.

Ten slotte is een levenslange opvolging door de behandelende arts noodzakelijk om de 'goede gewoonten' in stand te houden.

Raadpleeg het rapport 'Cardiale revalidatie: klinische doeltreffendheid en gebruik in België' op de website van het KCE. (pdf, 122 p. - 2,2 MB) Zie het origineel