Rijksoverheid
Datum 28 oktober 2010
jaarverslag "Zo doende" VWA 2009 en toezeggingen/moties dierproeven
Geachte voorzitter,
Dierproeven zijn nog steeds noodzakelijk voor onder andere medisch3
wetenschappelijk onderzoek, voor de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen en
voor het bepalen van de schadelijkheid van stoffen. Dat is onderzoek waarvan we
allemaal willen dat het gebeurt. Maar niemand is er gelukkig mee dat daarvoor
dierproeven noodzakelijk zijn. Dat geldt ook zeker voor de onderzoekers zelf. Het
is daarom zeer gewenst dat met grote inzet gezocht wordt naar mogelijkheden om
het aantal dierproeven te verminderen. Het kabinet heeft in het regeerakkoord
aangegeven zich daarvoor te willen inspannen. Ik zal de komende tijd bezien hoe
ik het beleid om dierproeven terug te dringen verder kan vorm geven, voort3
bouwend op datgene wat mijn voorganger op dit punt heeft neergezet.
Bij deze bied ik u een overzicht aan van de stand van zaken op dit beleidsterrein.
Tevens bied ik u middels deze brief het jaarverslag "Zo doende 2009" van de
Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) aan over het door de VWA uitgevoerde
toezicht op de Wet op de dierproeven (Wod) in 2009. Het jaarverslag is versche3
nen in september 2010.
Hiermee doe ik de toezeggingen gestand van mijn ambtsvoorganger in zijn brief
van 7 oktober jl. inzake de uitvoering van de motie Ormel (TK 200932010, 30
168, nr. 17) respectievelijk het AO Alternatieven voor dierproeven van
24 september 2009 (TK 200932010, 30 168, nr. 15).
Jaarverslag
Met dit jaarverslag onderstreept de VWA het belang van een zorgvuldige
voorlichting over dierproeven en proefdieren in Nederland. Het beleid van de
overheid is gericht op het verantwoord en zorgvuldig toepassen van dierproeven.
In 2009 zijn door de VWA 666 inspecties verricht naar de naleving van de Wet op
de dierproeven. Uit deze inspecties blijkt dat in het algemeen de voorschriften die
direct verband houden met het welzijn van proefdieren goed werden nageleefd.
Vergunningen en erkenningen
Dierproeven mogen in Nederland alleen worden uitgevoerd door instellingen die
daar een speciale vergunning voor hebben.
In 2009 waren dit er 80. Ook voor het fokken van proefdieren is een speciale
vergunning vereist. In 2009 hadden 44 instellingen een vergunning.
Onderzoeksplannen waarin dierproeven zijn voorzien, moeten eerst worden
voorgelegd aan een erkende Dierexperimentencommissie (DEC). Deze commissie
kijkt onder meer of het onderzoeksplan voldoet aan de wettelijke eisen en
adviseert de vergunninghouder over de voorgenomen proef. In 2009 waren 23
DEC's erkend door de minister van VWS.
Dierproeven in 2009
In 2009 zijn in totaal 592.665 dierproeven geregistreerd, 2,5% meer dan in 2008.
Meer dan de helft (52,8%) is verricht voor wetenschappelijk onderzoek. Het
betreft bijvoorbeeld onderzoek naar de oorzaak en behandeling van ziekten bij de
mens, zoals kanker en hart3 en vaatziekten.
Onderzoek naar de ontwikkeling, productie of ijking van sera, vaccins,
geneesmiddelen en medische of diergeneeskundige producten vertegenwoordigt
eveneens een groot aandeel (35,7%).
Dierproeven zijn ook ingezet om de mogelijke schadelijkheid van stoffen te
onderzoeken (6,7%), voor onderwijs en training (3,4%) en voor diagnostiek
(1,3%).
Tweederde van het aantal dierproeven is verricht op muizen en ratten. Ongeveer
een derde van het aantal muizen was genetisch gemodificeerd. Deze zijn vooral
gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek.
Inspecties en maatregelen
Door de VWA zijn 666 inspecties uitgevoerd, waarvan een deel (34%)
onaangekondigd. Bij de inspecties is gekeken of de huisvesting van de dieren
voldeed aan de wettelijke regeling en of bijvoorbeeld schuilmogelijkheden,
nestmateriaal, bedding en ander verrijkingsmateriaal in de kooien aanwezig
waren. Ook is beoordeeld of de dieren zorgvuldig werden behandeld en verzorgd,
en of de onderzoekers en dierverzorgers de juiste wettelijk voorgeschreven
opleidingen hadden. Uit de inspecties bleek dat in het algemeen de voorschriften,
die direct verband houden met het welzijn van de proefdieren, goed werden
nageleefd.
Naar aanleiding van één inspectie werd een schriftelijke waarschuwing verzonden
aan de betrokken vergunninghouder. De geconstateerde afwijkingen hadden
betrekking op het anders verrichten van dierproeven dan in het onderzoeksplan
beschreven was. Dit is een overtreding van de Wod.
Kabinetsvisie
Nationaal Kenniscentrum Alternatieven voor Dierproeven (NKCA)
Het NKCA is sinds 1 januari 2010 operationeel. De taken van het NKCA vindt u in
het instellingsbesluit (Stcrt. 2009, nr. 11552 van 31 juli 2009). Samengevat is de
kerntaak het in brede zin bevorderen van kennisontwikkeling en 3deling en van
uiteindelijk gebruik van ontwikkelde kennis in de dagelijkse praktijk.
In de eerste helft van 2010 heeft het NKCA in opdracht van ZonMw de
Programmeringsstudie deel I uitgevoerd (zie verder). Daarnaast was de focus
primair gericht op de (voorbereidingen voor de) uitvoering van de motie Ormel
(zie verder) en op de totstandkoming van een samenwerkingsovereenkomst
tussen RIVM en de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht.
In deze samenwerking wordt recht gedaan aan de synergie die te bereiken valt
met een verbinding tussen onderzoek, toegepaste kennis en beleid. Het NKCA
speelt hierin een coördinerende, faciliterende rol, die de komende jaren nader
wordt ingevuld in samenspraak met belanghebbenden uit het fundamenteel en
toegepast onderzoek, het bedrijfsleven en maatschappelijke groeperingen zoals
dierenbeschermingsorganisaties en patiëntenorganisaties.
In de tweede helft van 2010 zal het NKCA - eveneens in opdracht van ZonMw 3
zich met name richten op de totstandkoming van de Programmeringsstudie deel
II. In dit verband zal een expertmeeting plaatsvinden (zie verder). De
beleidsondersteunende activiteiten van het NKCA vinden in dialoog met de
Interdepartementale Werkgroep Alternatieven voor Dierproeven plaats.
Maatschappelijk klankbord
Over de stand van zaken rond de instelling van een breed samengestelde
commissie dierproevenbeleid (uitvoering Motie3Ormel c.s. (30168, nr. 9)
heeft mijn ambtsvoorganger u separaat geïnformeerd in zijn brief d.d. 7 oktober
2010 (TK 200932010, 30 168, nr. 17). Kortheidshalve verwijs ik u hiernaar.
Met het instellen van een regulier overleg op dit beleidsterrein tussen de overheid
en organisaties uit het betrokken bedrijfsleven en het maatschappelijk veld,
waaronder de wetenschap, wordt mede voorzien in het Maatschappelijk
Klankbord, waarvan sprake is in de kabinetsvisie.
Trendanalyses Alternatieven voor Dierproeven
Bij schrijven d.d. 5 maart 2010 (TK 200932010, 32336, nr. 1), heeft mijn
ambtsvoorganger u de Trendanalyses Alternatieven voor dierproeven aangeboden.
Daarbij is u toegezegd u een reactie op de trendanalyses te doen toekomen na de
beoogde afrondende discussie over de pregnante trends, tegentrends en
focuspunten die het Rathenauinstituut zal organiseren.
De realisatie was al in gang gezet (bekendmaking, inschrijvingsprocedure). Door
de val van het kabinet is deze brede discussie uitgesteld tot het nieuwe kabinet.
Het Rathenauinstituut zal tevens de toezegging ( AO op 24 september) over het
verantwoord inzetten van dierproeven betrekken bij het debat.
Programmeringsstudie Alternatieven voor Dierproeven
Bijgaand bied ik u aan het rapport 'Samen vervangen, verminderen en verfijnen.
Programmeringsstudie Alternatieven voor Dierproeven, deel I'. In de studie zijn op
hoofdlijnen een aantal keuzes gemaakt met betrekking tot kennisgebieden en
andere terreinen, die in de nog op te stellen onderzoeksagenda en actieplan een
plek zouden behoeven. Het NKCA zal dit najaar een expertmeeting organiseren
om met het professionele veld op basis van de resultaten van deel I een
verdiepingsslag te maken en aldus te komen tot nadere detaillering van een
kennisagenda en actieplan voor 2011 e.v.. Het ligt in de bedoeling u begin 2011
het tweede deel van de studie aan te bieden.
Verkenningen mogelijk toekomstscenario 'meer validatie, acceptatie en
implementatie'
Ik zal dit najaar gesprekken met ZonMw, RIVM, TNO en NKCA entameren om
samen met hen te verkennen of en zo ja, hoe wij kunnen komen tot een
toekomstscenario dat zal kunnen leiden tot meer validatie, acceptatie en
implementatie. Ik houd u hiervan op de hoogte.
In het kader hiervan voert het RIVM een onderzoek uit naar de belemmeringen
voor de toepassing van alternatieven voor dierproeven.
De analyse bevindt zich in een gevorderd stadium. Na afronding zal ik de analyse
betrekken bij de verkenningen van het hiervoor genoemde toekomstscenario.
In algemene zin, maar zeker ook voor het kunnen realiseren van het hiervoor
genoemde toekomstscenario, is het op het terrein van alternatieven voor
dierproeven van groot belang dat er sprake is van een optimale deling van kennis
tussen onderzoekers, een optimale gezamenlijke gedachtevorming van
onderzoekers in Nederland over kennis op dit beleidsterrein èn een goede inzet
van Nederlandse deelnemers in diverse internationale gremia.
In dit verband heeft mijn voorganger aan het NKCA voor 2010 aanvullende
financiering beschikbaar gesteld. Het NKCA zal een voorstel maken hoe het
hiervoor gestelde bereikt kan worden. Dit voorstel zal uiterlijk 31 december 2010
aan mij worden toegezonden.
Onderzoek
Dierproeven Begrensd II (DPBII)
Binnen het programma DPBII van ZonMw, dat liep van 2005 tot en met 2008 zijn
29 projecten op het gebied van alternatieven voor dierproeven gehonoreerd,
gericht op de ontwikkeling van alternatieve 3V3methoden voor bestaande
diertesten. In totaal zijn er 10 projecten afgesloten en van nog 4 projecten wordt
nog dit jaar het eindverslag opgesteld. De onderwerpen van de projecten zijn
divers. Van de ontwikkeling van een 3D3celkweek om longschade bij prematuren
te kunnen bestuderen tot de ontwikkeling van een website over humane
eindpunten in biomedisch onderzoek.
Dierproeven Begrensd III (DPBIII)
In dit programma ligt de nadruk op het toepasbaar maken, daadwerkelijk
toepassen en verspreiden van alternatieve methoden.
In december 2009 zijn er in het kader van dit programma, dat loopt van 2009 tot
en met 2012, negen hoog kwalitatieve relevante projecten gericht op validatie
en/of implementatie gehonoreerd. De onderwerpen variëren van: validatie en
implementatie van genotoxiciteit en carcinogeniteit van chemicaliën via in vitro
systemen tot ontwikkeling van immuunregulerende vaccins in proefdiervrije
modellen.
Meer kennis met minder proefdieren
Onder deze naam worden de activiteiten voortgezet, tot nu toe bekend onder de
naam "Assuring safety without animal testing" (ASAT). Mijn voorganger heeft per
1 januari jl. dit programma ondergebracht bij ZonMw en u in zijn brief van
5 november 2009 (TK 200932010, 30 168, nr.16) medegedeeld voor dit traject in
2010 ¤ 1,0 mln. vanuit het ZonMw3budget beschikbaar te stellen. Met deze
middelen wordt gewerkt aan:
* Een demonstratieproject Toxicogenomics en Toxicokinetiek, waarvan het
doel is aan te tonen dat humane data uit de velden toxicogenomics en
toxicokinetics gecombineerd kunnen worden.
* Een ontwikkelproject Data Integratie en Data Mining, waarvan het doel is
bestaande data (preferentieel humane data) te ontginnen en te koppelen
middels het ontwikkelen van een (bioinformatica) 'instrument' met
bijbehorende algoritmen. Hiermee dient de risicobeoordeling van stoffen
c.q. geneesmiddelen te worden gefaciliteerd en dierproeven tot het
verleden te (gaan) behoren. De gehanteerde methode kan gebaseerd zijn
op systeembiologie.
Voor de jaren 2011, 2012 en 2013 zijn binnen het ZonMw budget middelen
gereserveerd voor dit programma: in 2011 ¤ 1 miljoen en in 2012 en 2013
¤ 2 miljoen per jaar; het bedrag voor 2013 is een totaalbedrag dus inclusief een
eventueel Dierproeven Begrensd IV, waarvan de instelling nog bezien wordt. De
bedragen in 2011 en 2012 zijn exclusief het budget voor Dierproeven Begrensd
III, dat in eerdere jaren een separaat beschikbaar gesteld budget heeft gekregen,
zoals hierboven vermeld. Dit onderzoeks(deel)traject, gericht op de V van
'vervanging', zal geen separaat traject meer zijn zoals tot nu toe het geval was,
maar zal eind 2010 deel uit gaan maken van de totale kennisagenda op dit
beleidsterrein.
3 Universiteit Twente Reserveringsbrief FESHTSM
Op 20 mei jl. heeft de minister van Economische Zaken aan de Universiteit Twente
medegedeeld uit het Fonds Economische Structuurversterking (FES) een
overheidsbijdrage van 125 miljoen euro te reserveren voor het voorstel FES High3
Tech Systems & Materials (FES3HTSM) met de titel 'Towards a Sustainable and
Open Innovation EcoSystem' (looptijd 1 januari 2010 tot en met 31 december
2014). In deze brief is een passage over nanotechnologie opgenomen waarin
gewezen wordt op de kabinetsvisie Alternatieven voor Dierproeven en de
uitgangspunten daarvan. Opgemerkt is dat de ontwikkeling van
risicobeoordelingsmethodieken voor nanomaterialen vanuit die visie dient bij te
dragen aan de ontwikkeling van methoden die leiden tot vermindering, verfijning
en bij voorkeur vervanging van dierproeven. De Universiteit Twente zal de
uitvoering van dit punt bij de jaarlijkse rapportage expliciet maken.
Overige zaken
Het kabinet streeft in zijn communicatie naar maximale transparantie. Helderheid
en uitleg over het moeizame en complexe proces blijven permanent noodzakelijk
om tot optimale ontwikkeling van 3V alternatieven te komen. In het kader van dit
streven naar (meer) openheid zijn de volgende stappen gezet.
3 Communicatie over Dierproeven
Gaarne bied ik u bijgaand eveneens het 'Belevingsonderzoek Dierproeven' van
Intomart GfK bv aan, dat voortborduurt op het verkennend kwalitatief onderzoek
uitgevoerd naar de houding en kennis (en misvattingen) over dierproeven, eerder
uitgevoerd door een stagiaire van de Universiteit Utrecht1. Beide onderzoeken
geven enkele eerste inzichten. Op grond van de beschikbare informatie zal bezien
worden welke vervolgstappen opportuun zijn en hoe door het NKCA in
samenspraak met de Interdepartementale werkgroep Alternatieven voor
Dierproeven een communicatiestrategie kan worden opgesteld.
3 Code Openheid
De Koninklijke Nederlandse Akademie voor Wetenschappen (KNAW), de
Vereniging van Universiteiten (VSNU), en de Nederlandse Federatie van
Universitair Medische Centra (NFU) hebben deze code opgesteld, met het doel om
door zelfregulatie tot een niet vrijblijvende openheid en dialoog over dierproeven
te komen. Zij geven daarmee concreet invulling aan de breed onderschreven
opvatting in de maatschappij dat openheid over wetenschappelijk onderzoek met
dieren wenselijk en noodzakelijk is.
1 Publieke communicatie over dierproeven; een kwalitatief onderzoek naar de
attitudevorming van het algemeen publiek, M.C. Pijnappel, november 2008
De opstellers van de code gaan ervan uit dat dierproeven in het fundamenteel en
toegepast wetenschappelijk onderzoek op dit moment onvermijdelijk zijn en dat
met betrekking tot de besluitvorming rond dierproeven en de uitvoering daarvan
de grootst mogelijke zorgvuldigheid moet worden betracht. De maatschappelijke
discussie rond het belang van dierproeven en dierenwelzijn is niet meer uitsluitend
een zaak van de overheid (regels, wetten, toezicht, handhaving) en de
uitvoerende instellingen en bedrijven, maar van alle maatschappelijke
belanghebbenden en belangstellenden. Bedrijven doen ook al zelf actief aan
openheid. Ik verwijs u kortheidshalve naar bijvoorbeeld het jaarverslag van
Organon en het publieksverslag van het Erasmus Medisch Centrum.
3 Jaarverslagen DEC's
In zijn brief van 22 oktober 2007 (TK 200732008, 30 168 en 27 428, nr.3) heeft
mijn voorganger in het kader van een actieve openbaarmaking van jaarverslagen
aangekondigd dat de DEC's een uniform format zouden gaan gebruiken. De
Nederlandse Vereniging van Dierexperimentencommissies (NVDEC) heeft dit
format dat leidt tot meer openheid in de jaarverslagen gemaakt. Inmiddels
worden de gegevens van de DEC's volgens dit format verzameld. Begin 2011 komt
het eerste overzicht dat op basis van dit format is gerealiseerd beschikbaar. Dit
overzicht heeft betrekking op het jaar 2010.
3 Wetgeving
Op 22 september 2010 is richtlijn 2010/63/EU van het Europese Parlement en de
Raad betreffende de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke
doeleinden worden gebruikt gepubliceerd. De lidstaten van de Europese Unie
moeten deze richtlijn inzake dierproeven binnen twee jaar omzetten in nationale
wetgeving; in Nederland wordt een nieuwe wet opgesteld. In deze richtlijn wordt
de bescherming van dieren die in wetenschappelijke procedures worden gebruikt
versterkt en worden gelijke concurrentievoorwaarden voor het bedrijfsleven
hersteld. De vragen hieromtrent van de Eerste Kamer zullen in een separate brief
beantwoord worden. Ik zal u een afschrift doen toekomen van deze brief.
CCDadviezen
Op 9 september 2009 is over de oorzaak van de groei van het aantal in voorraad
gedode dieren advies verzocht bij de Centrale Commissie Dierproeven (CCD). Dit
advies heb ik nog niet ontvangen.
In overeenstemming met zijn toezegging aan u inzake de structurering lokale
initiatieven in eerdergenoemde brief van november 2009 heeft mijn voorganger
het NKCA bij schrijven d.d. 2 maart 2010, kenmerk VGP/VC32990092, het advies
van de CCD over de na3 en bijscholing van onderzoekers van dierexperimenteel
onderzoek (nascholing art. 9) toegestuurd. Daarin constateerde de CCD dat bij
verschillende vergunninghoudende instellingen in Nederland initiatieven zijn
ontplooid om op lokaal niveau onderzoekers te helpen in het zoeken naar 'best
practices' in het dierexperimenteel onderzoek en in het vinden en toepassen van
3V alternatieven. De CCD zou een structurering van deze initiatieven voorstaan.
Mijn voorganger heeft het NKCA gevraagd te onderzoeken of structurering hiervan
wenselijk en mogelijk is en zo ja, in dit verband uiterlijk eind 2010 een voorstel
aan te reiken.
Een afschrift van deze brief (en bijlagen) zend ik naar de ministers van:
3 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
3 Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;
3 Infrastructuur en Milieu;
3 Defensie.
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mw. drs. E.I. Schippers