Ingezonden persbericht


Persbericht

MAGIC Sculpture

In een reeks van groepstentoonstellingen met als thema de diverse media en de uiteenlopende posities die binnen die media ingenomen worden, is het deze keer de beurt aan de beeldhouwkunst. Onder de titel MAGIC wordt bij tegenboschvanvreden het werk van vier kunstenaars gepresenteerd: Khan Lee, Stephan Mörsch, Frederik van Simaey en Johan Tahon. Geen parade van sokkels met daarop de werken, maar een magische wereld van objecten die de galerie bezetten. Vanuit de muur, vanaf de vloer en het plafond, ja zelfs vanuit de leidingen veroveren de beelden de ruimte om daar een dialoog met elkaar aan te gaan. Beeldhouwkunst en zwaartekracht lijken onafscheidelijk verbonden, maar in MAGIC wordt met de klassieke wetten van de sculptuur gestoeid. Het samengaan van uitgesproken en tegenovergestelde sferen, van conceptueel en poëtisch tot analytisch en fysiek levert een sprankelend geheel op. Met daarbij inbegrepen wel het vleugje weemoedigheid dat inherent is aan echte magie. Kha n L ee (1972, Seoul, Korea) ziet in herkenbare alledaagse dingen andere mogelijkheden dan hun gebruikelijke functies. In de Verenigde Staten en Canada, waar Lee woont en werkt, heeft de plastic tasjes cultuur voor het boodschappen doen omvangrijker proporties aangenomen dan bij ons en Lee heeft in een eenvoudig, maar krachtig visueel commentaar voor zijn werk 365, 2009, iedere plastic tas die hij zelf gebruikte in elkaar geschoven, voor iedere dag van het jaar één. Zo heeft hij letterlijk een jaar uit zijn eigen leven gecondenseerd in een van kleurig plastic uitpuilend `lichaam', dat de tijd symboliseert, maar misschien op termijn wel zal transformeren in een toonbeeld van onvergankelijkheid. De ruimtelijke installaties van Lee zijn overrompelend, omdat hij materiaal en functie van de gebruikte objecten volkomen binnenste buiten keert. Ieder werk van Lee kent een eigen methode en een eigen achtergrond en oogt anders dan alle andere. De eenheid in het werk van Lee is gelegen in de gevoeligheid w aarmee hij naar de wereld kijkt. Licht en zwaar tegelijk. De wonderlijke gebouwen, huizen en paviljoentjes van Stephan Mör s ch (1974, Aken, Duitsland) zijn op een schaal van 1:10 precies nagebouwde modellen van bestaande gebouwen. Het zijn niet de paleizen, maar onpretentieuze tankstations, tuin- en strandhuisjes of flats en hun historische context die de kunstenaar intrigeren. Het gaat hem in zijn reconstructies niet om de formele structuren van de gebouwen, maar om de sfeer van de geschiedenis die er als een gewatteerde deken omheen gedrapeerd is. Otopark , 2007 bijvoorbeeld verwijst naar de wachthuisjes op parkeerterreinen in Istanbul. Door hun economische annexatiedrang bouwen de beheerders van die terreinen gevangen in een web van maffiose praktijken ­ steeds meer hokjes erbij om de grenzen van hun territorium op te rekken. Die parasitaire bouwsels nemen als heuse bodysnatchers steeds meer openbare en privéruimte in en omdat ze zich voegen naar de stedelijke structuur, worde n ze er onlosmakelijk onderdeel van. Mörsch roept met zijn beelden een wereld op die teruggaat op oerbehoeftes van mensen. Zijn werk geeft letterlijk in-zicht. De beelden van F r eder i k van Si m a ey (1979, Kortrijk, België) vormen een microkosmos van associatieve, bescheiden en delicate ingrepen in de wereld van de dagelijksheid. De transformaties die hij bewerkstelligt zijn licht en soms laten ze zelfs nauwelijks sporen na, worden ze bijna onzichtbaar, zo sterk dat ze de beschouwer als het ware ongemerkt meevoeren in een wereld onder de huid van de dingen, achter de altijd zo vertrouwd geachte verschijningsvorm om daar een magisch getransformeerde wereld te ontdekken. Die wereld is stil en fragiel, tegelijkertijd echter ook van een elegante en fysieke schoonheid. Dat Van Simaey zijn beelden als het ware `vangt' zoals de vlindervanger zijn vlinders in een net, wordt duidelijk in bijvoorbeeld het werk waarin hij een reeks van door het licht verkleurde objecten naast elkaar zet om als sunset te verschijnen. Even surreëel als conceptueel, passend in een rijke (Belgische) traditie. Toeval en geluk: een meesterlijk duo dat rondwaart in het atelier van J ohan Tahon (1965, Menen, België). Dat het toeval vraagt om een voortdurende concentratie en alertheid, dat het geluk afgedwongen wordt door eindeloos kijken, denken, focussen en het fysieke experiment, doet er niet toe. Toeval en geluk maken dat in het werk van Tahon alles stroomt en beweegt en zich voortdurend verandert. De beelden in gips ­ zinnelijk, kwetsbaar en toch stevig ogend ­ zijn altijd in staat van wording, ook al zijn ze af. Hergebruik is troef. De figuren ontstaan vanuit de kop: vanuit dat centrale punt wordt, zoals Tahon het zelf formuleert, `het contact met alle richtingen mogelijk'. In het atelier van de kunstenaar staat een metershoge gipsen figuur, het lichaam gekromd naar voren gebogen, en met een rond, gestileerd hoofd als een indrukwekkende kroon op het geheel. De kunstenaar kijkt en besluit vervolgens de kop te hergebruiken en hem op een zware bloemvorm neer te zetten in de galerie. Zo, als organismes, groeien en bloeien de beelden van Tahon.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de galerie.