beantwoording vragen van de leden Voordewind en Gesthuizen over
kinderarbeid in de cacaosector
Kamerbrief inzake beantwoording vragen van de leden Voordewind en Gesthuizen
over kinderarbeid in de cacaosector
Kamerbrief | 4 november 2010
Graag bieden wij u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen
gesteld door de leden Voordewind (CU) en Gesthuizen (SP) over
kinderarbeid in de cacaosector. Deze vragen werden ingezonden op 7
oktober 2010 met kenmerk 2010Z14355lk.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Dr. U. Rosenthal
De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
Dr. Henk Bleker
Antwoorden van de Minister van Buitenlandse Zaken en de
Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie op vragen
van de leden Voordewind, Gesthuizen (CU, SP) over kinderarbeid in de
cacaosector.
Vraag 1
Kent u het bericht 'Nog steeds ernstige vormen kinderarbeid in
cacaosector'?
Antwoord
Ja, ook het rapport, the Fourth Annual Report, Oversight of Public and
Private Initiatives to eliminate the Worst Forms of Child Labor in the
Cocoa Sector in Côte D'Ivoire and Ghana van de Tulane Universiteit, is
ons bekend
Vraag 2
Wat is uw reactie op de conclusie dat de cacao-industrie er niet in is
geslaagd de ergste vormen van kinderarbeid uit te bannen, ondanks het
bestaan van verbeterinitiatieven sinds 2001?
Antwoord
Kinderarbeid in Ghana en Ivoorkust komt voor een groot deel voort uit
kinderhandel waarbij kinderen worden ingezet op boerderijen en
plantages. Deze vorm van kinderarbeid, door het International Programme
on the Elimination of Child Labor ( IPEC) gedefinieerd als worst forms
of child labour (WFCL), moet worden gestopt.
Het Tulane rapport concludeert dat het gentlemen's agreement tussen de
Amerikaanse overheid en Amerikaanse bedrijven om kinderarbeid terug te
dringen tot onvoldoende resultaten heeft geleid. Het rapport plaats
kritische kanttekeningen bij het (magere) resultaat van de inspanningen
van Amerikaanse bedrijven om WFCL terug te dringen in de cacaosector in
Ivoorkust en Ghana.
Tegelijk wijzen belangrijke conclusies en aanbevelingen van het rapport
in een oplossingsrichting die door de Nederlandse overheid middels het
Initiatief Duurzame Handel (IDH) twee jaar geleden is ingeslagen. Het
IDH wordt door het rapport in positieve zin in zijn conclusies genoemd.
In het cacaoprogramma van het IDH werken grote chocolademultinationals,
cacaoverwerkers, retailers en maatschappelijke organisaties samen om de
cacaosector te verduurzamen en de productie te verhogen. Dit doen zij
onder meer door het voorlichten en trainen van cacaoproducenten en hun
organisaties in de landen van productie, zodat ze voldoen aan
duurzaamheidstandaarden van bestaande certificeringinitiatieven. De
certificeerdersorganisaties Rainforest Alliance, Utz Certified en
Fairtrade worden ook met naam in het rapport genoemd. Zij zijn allen
partner in het IDH cacaoprogramma.
Ik zou dan ook op de conclusie van het rapport dat de industrie er nog
niet in geslaagd is kinderarbeid uit te bannen, willen reageren met de
opmerking dat de industrie in samenwerking met internationale en lokale
NGO's en overheden wel de goede weg is ingeslagen.
Overigens zijn de data waarop het Tulane rapport is gebaseerd van 2008
en begin 2009. Toen was het IDH programma nog maar net begonnen.
Eindresultaten van het IDH cacaoprogramma, specifiek op het gebied van
het terugdringen van kinderarbeid, moeten nog afgewacht worden. De
conclusie uit het rapport dat de cacao-industrie er niet in is geslaagd
de ergste vormen van kinderarbeid uit te bannen lijkt voor wat betreft
de programma's van het IDH een te snelle en te vroegtijdige conclusie.
Tenslotte merk ik op dat de lokale overheden ook een belangrijke rol te
vervullen hebben. Zowel Ghana als Ivoorkust hebben de ILO conventie 182
inzake WFCL ondertekend en geratificeerd. Zij hebben zich daarmee
verplicht om mee te werken aan de eliminatie van WFCL. Beide landen
hebben hun juridisch systeem de afgelopen jaren versterkt en in
Ivoorkust is recentelijk een wet aangenomen dat WFCL verbiedt en het
juridisch systeem versterkt op het terrein van het terugdringen van
kinderhandel.
Vraag 3
Hoe kan het dat de verbeterinitiatieven maar 3% van de cacaoboeren in
Ivoorkust en minder dan 14% van de cacaoboeren in Ghana bereiken?
Antwoord
Zoals aangeven zijn de cijfers uit het rapport gebaseerd op 2008 en
begin 2009. De 3% heeft dan ook niet betrekking op de inspanningen van
het IDH. De training, zoals in het IDH zijn voorzien, van naar
schatting 700.000 cacaoboeren in Ivoorkust en 600.000 cacaoboeren in
Ghana is nog maar net van start gegaan. In deze trainingen wordt ook
aandacht geschonken aan kinderarbeid. Het kost tijd en geld om de
cacaoboeren te organiseren, te trainen en de resultaten hiervan in de
productie terug te zien. IDH wil het programma de aankomende jaren
opschalen, omdat industrie, NGO's en de lokale overheid de noodzaak van
een gezamenlijke aanpak inzien.
Vraag 4
Is de effectiviteit en verifieerbaarheid van huidige Nederlandse en
Europese initiatieven onderzocht, waaronder het Initiatief Duurzame
Handel? In hoeverre worden in het Initiatief Duurzame Handel
verifieerbare, transparante en afrekenbare doelen en verantwoording
over deze doelen geëist?
Antwoord
Ja. In oktober 2009 is een Quick Scan door Triple Value uitgevoerd,
waarin de eerste resultaten van een drietal programma's (waaronder het
cacaoprogramma) van IDH zijn onderzocht. Het Triple Value rapport stelt
dat verder opbouwen van de organisatiegraad van de boeren en het
implementeren van productiemethoden nodig is om de cacaoketen te
verduurzamen. Ook door marktspelers geïnitieerde certificering als
vehikel om de primaire productie in de keten te verbeteren, wordt
gewaardeerd, zeker door de keuze van mainstream keurmerken (Rainforest
Alliance, Fairtrade, UTZ Certified). Het programma heeft in het eerste
jaar al tot resultaten geleid. Er is op kleine schaal een
productiviteitsstijging gerapporteerd van 25%, er zijn bijna 2000
boeren gecertificeerd met een productiecapaciteit van 4000 ton
gecertificeerde cacao, waarvan de eerste batch op 7 november 2009 de
haven van Amsterdam werd binnengevoerd.
Tenslotte bewaakt de overheid de resultaten van het IDH door deze te
monitoren en te evalueren op basis van een protocol waarin duidelijke
en verifieerbare doelen zijn opgenomen, ook voor wat betreft de
resultaten van het cacaoprogramma.
Vraag 5
Hoe kan worden voorkomen dat productiviteitsverhoging prevaleert boven
internationale arbeids- en mensenrechten?
Antwoord
De deelnemers aan het cacaoprogramma van het IDH hebben in hun
afspraken met het IDH opgenomen dat iedere vorm van kinderarbeid in de
productie van cacao verboden is. De inzet is daarmee duidelijk. Het
werkelijke probleem is de handhaving. Zoals het rapport stelt, is
certificering op basis van mainstream duurzaamheidstandaarden een goede
manier om daaraan bij te dragen en daarmee ook om
productiviteitsverhoging ten koste van internationale arbeids- en
mensenrechten te voorkomen.
Daarnaast is één van de aanbevelingen uit het rapport om meer
samenwerking tot stand te brengen tussen ketenpartners, NGO's en
overheden. Dat is precies de weg die de Nederlandse overheid bij het
verduurzamen van de cacaosector voorstaat en waar het IDH in zijn
programma uitvoering aan geeft. De Nederlandse overheid ziet hierbij
niet alleen een rol voor zichzelf in de vorm van cofinanciering van
programma's, maar biedt waar kan en nodig ook diplomatieke
ondersteuning.
Bedrijven spelen een belangrijke rol bij het terugdringen van
kinderarbeid, doordat zij met hun inkoopkracht arbeidsvoorwaarden
kunnen afdwingen. De Nederlandse cacao-industrie heeft in het voorjaar
van 2010 een intentieverklaring ondertekend waarin zij aangeeft wat
betreft de Nederlandse consumptie van cacao te streven naar volledige
duurzaamheid in 2025, inclusief goede arbeidsomstandigheden.
Tenslotte is het delen van goede voorbeelden en succesvolle methoden om
kinderarbeid tegen te gaan tussen alle stakeholders een belangrijk
instrument om kinderarbeid in alle agro-economische sectoren uit te
bannen. Het Platform Kinderarbeid dat door de Nederlandse overheid is
opgericht en waarvan het IDH het secretariaat voert, zal bijdragen aan
de uitwisseling van best practices tussen publieke en private partners
in verschillende sectoren en zo bijdragen aan de versnelling van het
terugdringen van alle vormen van kinderarbeid in de cacaosector. Het
platform is nauw gelieerd aan UN Global Compact, een sterke,
wereldwijde organisatie die met haar uitgebreide en lokale netwerk en
toegang tot internationale communicatiekanalen een bijdrage kan leveren
aan het terugdringen en uitbannen van kinderarbeid.
Vraag 6
Bent u bereid in gesprek te gaan met betrokken bedrijven, vakbonden en
non-profitorganisaties over het onderzoeksrapport van de Amerikaanse
Tulane-universiteit?
Antwoord
De overheid is betrokken bij het Platform Kinderarbeid, neemt als
toehoorder deel aan de IDH raad en faciliteert mede de
chocoladewerkgroep die is opgericht om de eerder genoemde
intentieverklaring voor duurzame cacao uit te voeren. In deze en andere
fora spreekt de Nederlandse overheid met alle relevante actoren in de
samenleving regelmatig over duurzaamheid in het algemeen en
kinderarbeid in het bijzonder. Het rapport van Tulane kan in de komende
gesprekken in bovengenoemde overlegstructuren aan de orde komen.
Ministerie van Buitenlandse Zaken