Unie van Waterschappen

'Taaie Kwesties'

WATERSCHAPSDAG 1 november 2010

Van Nellefabriek, Rotterdam

Na het ochtendgedeelte van de Waterschapsdag, met boeiende discussies over de actualiteit en ruimte voor een nostalgisch moment, was in de middag de agenda van de toekomst aan de beurt. We discussieerden in kleine groepjes over taaie kwesties die de watersector in de toekomst bezig houden. De uitkomsten zijn input voor discussies over het bestuursakkoord tussen de Unie en het Rijk, vinden hun weg in het bestuurs-programma of vormen de basis voor nadere verkenning een volgende bestuurdersdag. In het kort een ambtelijke impressie van de gevoerde discussies.

Innovatie: nieuwe verbindingen nodig, maar hoe?
Wat is de rol van waterschappen en die van bestuurders om innovatie slimmer aanpakken en te verankeren? Tijdens de discussie ontstond het idee een landelijke innovatieprijs in te stellen (dit in navolging van bestaande initiatieven bij waterschappen) Dit om innovatie in allerlei fa-cetten te stimuleren. Waarbij wordt gedacht aan innovatie op het vlak van bestuur, economie, techniek, enz. Kernpunt in de discussie was het adagium: "Eerst transformatie en dan innova-tie". Transformatie gericht op cultuurverandering bij de waterschappen, zowel bestuurlijk als ambtelijk. Daarmee creëer je openheid en ruimte voor creativiteit. Waterschappen moeten ook risico's durven nemen, niet elke innovatie levert per definitie geld op. Bestuurders moeten deze ruimte bieden. Kies niet voor de bewezen technologie, want het gaat om de next practice in plaats van altijd uit te gaan van de best practice. De aanwezigen waren het er in ieder geval over eens dat afvalwater de kip met de gouden eieren is: me t afvalwater valt geld te verdie-nen. Waterschappen staan voor de uitdaging om buiten de kerntaken te denken. Het Jeugdwa-terschapsbestuur zou de uitdaging mee moeten krijgen om bij elk waterschap één innovatie op te halen en een voorstel te doen hoe die innovaties het beste en in heldere taal in de etalage kunnen worden gezet. We moeten laten zien wat waterschappen allemaal doen en hoe inno-vatief we zijn door slim zaken aan te pakken. Via You Tube, andere sociale media, de zeepkist, films, schoolmateriaal, brochures. Daarmee bouwen we aan de relatie op met de burgers voor wie we ons werk doen. Bouwen aan onze reputatie, is bouwen aan wisselgeld voor de toe-komst!

Waterveiligheid Nederland, hand op houden of broek ophouden Onze nationale veiligheid moet niet gekoppeld zijn aan politieke grillen. Men is het er over eens dat waterschappen het Hoogwater Beschermingsprogramma (deels) over moeten ne-men, maar dan wel in een groeimodel. Kijkend naar de financiering moeten we niet vergeten dat het Rijk een groot belang blijft houden bij het HWBP. Dat betekent dat ook hier de water-schapstrits: belang betaling zeggenschap opgaat. Met ander woorden: omdat het Rijk ook een belang heeft moet ze dus meefinancieren, en gaat dus 100% overname HWBP niet op. We moeten eerst inzichtelijk maken wat dit belang van het Rijk precies inhoud, dan weten we ook hoeveel waterschappen over kunnen nemen. Hoe meer waterschappen financieel gaan bijdra-gen, des te meer zeggenschap ze moeten krijgen over de keuze van de te verbeteren keringen en de randvoorwaarde daaromheen. Een lastig discussiepunt is nog wel de verevening onder-ling. Doen we dat via de WOZ en hoe gaan we om met grote te beschermen objecten zo-als glastuinbouw, Schiphol, aardgasbelangen, infrastructuur, havens, enz.

Bestuurlijk samenwerken: veel gemeenschappelijk, maar toch verschillend. Op basis van een concreet voorbeeld namelijk het zgn. Brabantse model - wordt in de discus-sie gesteld dat er uitstekend tussen verschillende overheden kan worden samengewerkt. Maar dat moet dan wel worden vastgelegd in een Bestuursovereenkomst. Daarin worden heldere Pagina 2 van 6 doelen geformuleerd, worden afspraken gemaakt over de te benutten middelen en is het dui-delijk door wie welke acties moeten worden uitgevoerd. Een groot voordeel daarvan is, dat elke organisatie van de eigen kracht kan uitgaan. Wel is scepsis t.a.v. de werking van dit model, als mocht blijken dat er weliswaar afspraken zijn gemaakt over de financiële middelen, maar dat om welke reden dan ook die middelen er toch niet meer zijn. De conclusie is dan ook dat het niet zozeer de overeenkomst is, die grond is voor samenwerking maar dat het veel meer gaat over het hebben van vertrouwen in elkaar en respect hebben voor elkaar. Dit respect en vertrouwen kunnen dan een fundament vormen voor een langere en productieve samenwer-king. Daarbij moet dan wel vooraf het gemeenschappelijke doel worden bepaald. Vooraf bepa-len en vroegtijdig naar elkaar luisteren, leidt tot acceptatie van elkaar. In die fase is het ook van belang dat taken van de verschillende bestuurslagen scherp moeten worden gef ormu-leerd. Waarbij een zekere 'taakontrafeling' een meerwaarde zal zijn. Wel wordt erkend dat, wanneer er een noodzaak is tot samenwerken, dit een extra stimulans is voor een (duurzame) samenwerking.

De taken van de waterschappen: mag het een onsje recreatie, natuur en landschap meer zijn? Er werd geopperd dat wij in onze dagelijkse waterschapspraktijk toch al verbonden zijn met natuur, recreatie en landschap, en dat daarom evident is dat wij in het gat springen dat is ont-staan: "Dat is goed voor de waterschappen en het is goed voor Nederland". Daaraan werd toe-gevoegd dat het ook veel beter voor de Nederlanders is. Want waterschappen behartigen al heel veel belangen van hun ingelanden. Verder moet je water zien als een belangrijke indicator als het gaat over de staat van de natuur. Anderen hebben hun twijfels. Ook waterschappen moeten bezuinigen en we hebben zojuist de opdracht gekregen ons te richten op onze kernta-ken. Ook werd gezegd dat wij naar een heel ander model zouden kunnen kijken. Namelijk dat van omgevingsschap. Dan worden we meteen ook veel zichtbaarder. Zoek daarom de combi-natie van blauw en groen en vergeet ook niet te kijken naar publiek-private samenwerking. Het is eenzijdig je alleen te richten op je primaire taken. Er zijn voldoende koppelingen te vinden. Dan ontstaat over deze taaie kwestie ook de discussie over wie beheerder is van het landelijk gebied. De slotconclusie is echter dat wij wel bepaalde taken willen overnemen, of invulling willen geven aan zaken die nu blijven liggen, maar dan moeten deze wel een relatie hebben met ons werk. Het komt erop neer dat wij wel een koppeling zien als deze past bij onze kernta-ken. Als dat niet het geval is, dan laten we het liggen. "We kruipen alleen in het gat van een ander, als er water in zit".

Waterschap; uw partner in de gebiedsontwikkeling
De discussie richtte zich op de rol van het waterschap binnen de gebiedsprocessen en de wijze waarop de waterschappen vooraan in het proces binnen komen (of juist niet). De discussie startte met als voorbeeld de wijze waarop De Stichtse Rijnlanden bij 'Rijnenburg' betrokken raakte. Via een toevallig ontmoeting in de lift met de wethouder van Utrecht, die de klimaat-overeenkomst over Rijnenburg met GS ging tekenen. Uit de discussie bleek een dergelijke 'toevalligheid' bij gebiedsontwikkelingen voor waterschappen geen uitzondering te zijn. De conclusie is dat het de kunst is signalen op te vangen: "waar wat gaat spelen en daarop aanha-ken". Dat moet je dus organiseren. De Dienst Landelijk Gebied heeft gezegd dat waterschap-pen de natuurlijke partner is bij gebiedsontwikkeling in het landelijke gebied. De ervaringen van DLG lopen daarbij uiteen van traditionele tot zeer proactieve opstelling van het water-schap. Uit de reacties van de waterschappen lijkt integrale gebiedsontwikkeling vooral een in-cidentele gebeurtenis te zijn en geen structurele aanpak. Waterschappen geven aan dat er de afgelopen jaren wel meer ambitie was voor een productievere opstelling als het gaat om inte-grale gebiedsontwikkeling. De afgelopen verkiezingen en de bezuinigingen hebben deze ambi-tie echter weer teruggedraaid of ter discussie gesteld. Er is meer coalitie-oppositie gedrag bin-nen het waterschap, waarbij het algemeen bestuur van het waterschap op grotere afstand is Pagina 3 van 6 gekomen. Bezuinigingen dwingen de meerwaarde van een integrale gebiedsgerichte benade-ring meer expliciet te maken. Vanuit de politiek werd aangegeven dat waterschappen voor zichzelf duidelijk moeten maken waar ze willen prioriteren: in welke gebieden en welke aspec-ten. Gebiedsontwikkeling kent vele belangen. Zorg dat de waterschapsbelangen op de agenda komen. Maak geen principiële keuzes, wees pragmatisch: "if you can't beat them, join them". Maak helder wat 'hard' is en waarom. Conclusie: maak duidelijke keuzes en betrek het alge-meen bestuur daar ook bij.

Waterschappen wereldwijd in bedrijf
Zouden waterschappen in hun internationale projecten meer oog moeten hebben voor het totaalbelang van de Nederlandse Watersector en dus ook voor het Nederlandse bedrijfsleven? Of moeten zij hier verre van blijven? Na een introductie werd stil gestaan bij het regeerak-koord en het rapport van de Wetenschappelijk Raad voor het Regeringsbeleid: "Minder pre-tentie, meer ambitie", waarin sprake is van een zekere verzakelijking van ontwikkelingssa-menwerking. De vraag die waterschappen moeten beantwoorden is hoe waterschappen hier-mee willen omgaan. Moeten we deze trend volgen? In het verleden is duidelijk gesteld dat de waterschappen geen rol vervullen in het promoten van de Nederlandse Watersector (export-bevordering) over de grens. Steeds vaker gaan er in de waterschapssector en daarbuiten ech-ter geluiden op dat de waterschappen hier toch een bepaalde rol in zouden moeten spelen. De deelnemers aan de discussie waren het over de hoofdvraag al snel met elkaar eens. "Ja" waterschappen horen als onderdeel van de Nederlandse watersector een rol te vervullen in het sterk houden van de totale Nederlandse watersector. Dus ook van het Nederlandse be-drijfsleven. Wel vraagt men zich af waar de grenzen liggen. We moeten ons als waterschappen niet "voor het karretje van het bedrijfsleven laten spannen". Bovendien zijn de waterschappen door hun wettelijk opgedragen taak ook beperkt in hun handelingsruimte als het gaat om in-ternationale samenwerking en de besteding van middelen hieraan. Gezamenlijke conclusie was dat het maatschappelijk doel dat wordt gediend door de internationale projecten van wa-terschappen altijd voorop hoort te staan. Onder de deelnemers is grote consensus over de meerwaarde van internationale projecten voor de waterschappen zelf. We kunnen erg veel leren van de landen waar we actief zijn, maar ook van contacten met het Nederlandse bedrijfs-leven kunnen wij nog veel opsteken. Kijk daarbij ook naar onze eigen innovatieagenda. Inge-bracht wordt dat waterschappen ontwikkelingssamenwerking meer zouden moeten benade-ren als een product. Een product waar behoefte aan is en waar een prijskaartje aan hangt. "Onze expertise is wat waard!". Hierbij zou dit product minimaal kostendekkend aangeboden moeten worden. Waterschappen moeten er voor zorgen dat zij goed en breed kunnen verant-woorden wat de waterschappen doen aan internationale samenwerking. De betrokkenheid van de burgers zou, volgens een van de deelnemers, kunnen worden vergroot door duidelijk te communiceren over de bijdrage van waterschappen aan de Millennium Development Goals. Conclusie: de waterschappen moeten meer de samenwerking met het bedrijfsleven zoeken in internationale samenwerking mits het elders in de wereld een maatschappelijk doel dient. Dit zal een positieve bijdrage leveren aan de eigen innovatieagenda en de positionering van de waterschappen.

WaterWegen: jonge Waterprofessionals presenteren zich De jonge water professionals gingen met dijkgraven en secretaris directeuren in gesprek over wat waterschappen voor beeld hebben bij WaterWegen? Is de eigen WaterWeger bekend? Waarom komt het 'van buiten naar binnen denken' en samenwerken als waterschapssector en met andere partijen nog niet van de grond? De waterschappen blijken verschillende beelden te hebben bij WaterWegen. De één ziet het als denktank voor technologische innovatie. De ander vindt dat WaterWegen zich richt op cultuurverandering bij de waterschappen en het scheppen van de noodzakelijke voorwaarden voor innovatie. Doe je als WaterWegen een aan-tal projecten voor de waterschappen per jaar, of ben je vooral actief binnen je waterschap. De Pagina 4 van 6 boodschap is vooral dat je er voor moet zorgen dat je als WaterWegers veel meer zichtbaar bent. "Jullie hebben leuke plannen maar het duurt soms lang voordat we daar een resultaat van zien." Hoe zorg je ervoor dat de waterschappen bij hun plannen veel meer van buiten naar binnen denken? De dijkgraven en secretarissen directeuren gaven als tip vooral in het eigen waterschap te beginnen. Collega's schrikken er vaak voor terug om van buiten naar binnen te denken. Dat komt omdat het niet gebruikelijk is. Door leuke, goede voorbeelden te laten zien, komen mensen wel in beweging. Breed oriënteren is niet vanzelfsprekend. Waterschappen, zijn net als andere overheden, verticale instituties, terwijl de samenleving horizontaliseert. Daar worden veel meer verbindingen gelegd tussen terreinen. Help je collega's verbindingen te leggen met andere belangen, naast waterveiligheid, -kwantiteit en kwaliteit." De conclusie is dat je mensen moet prikkelen waardoor ze in beweging komen, en koester deg enen die dat al doen!

Arbeidsmarkt: een ondergeschoven kindje in waterland? Naar verwachting zullen de komende decennia veel ambtenaren zullen uitstromen, namelijk zestig tot zeventig procent. Over twintig jaar is 56 procent van de huidige arbeidskrachten met pensioen. Binnen de waterschappen is zeer beperkt sprake van diversiteit. Er zijn weinig al-lochtonen in dienst. Het aantal mannen is nog steeds groter dan het aantal vrouwen. Mensen met een technische achtergrond zijn bijzonder in trek op de arbeidsmarkt en nu al schaars. Kortom: de verwachting is dat de vraag groter zal zijn dan het aanbod. Waterschappen moeten investeren in arbeidsmarktcommunicatie en educatie en vooruitkijken om in de toekomst vol-doende goede mensen aan boord te hebben. Het is nodig dat er allereerst een helder beeld is van het soort werk dat wij straks doen: zijn de toekomstige waterschappen vooral regievoe-rende organisaties of zal de focus de uitvoering zijn? Deze twee typen organisaties vereisen ieder een ander type werknemer. De discussiegroep adviseert dit snel in kaart te brengen. Na-dat bekend is wat voor mensen nodig zijn en wat de behoefte is aan mankracht die op de lange en de middellange termijn wordt verwacht, kan doelgericht een plan worden gemaakt en een aanpak van start gaan. De Dommel heeft goede ervaringen met mensen die het nu moeilijk hebben op de arbeidsmarkt, zoals allochtonen en gehandicapten: hier liggen kansen. Deze mensen moeten wel goed worden begeleid en gecoacht. Het kost meer tijd om ze in te werken dan men nu gewend is. Het is verder van belang om te investeren in educatie via lagere en middelbare scholen. De onderwijsprogramma's en curricula zijn overvol. Het is niet gemakke-lijk om de school binnen te komen. Echter het is de moeite waard om hierin te investeren en goed te onderzoeken wat de kansen en behoeften zijn en hier goed op in te spelen. We moe-ten ons ook realiseren dat mensen tegenwoordig niet meer kiezen voor een loopbaan binnen één organisatie. De contacten met beroepsopleidingen en universiteiten moeten stevig wor-den aangehaald. Dit betekent dat we ook tijd moeten investeren in het begeleiden van stagiai-res. Waterschappen moeten kennis en contacten op dit gebied uitwisselen. Ook samenwerking met de watersector biedt kansen. Het NWP is met een initiatief bezig rondom arbeidsmarkt-communicatie.

Afvalwaterketen: zo sterk als de zwakste schakel
De discussie startte met de conclusie dat het bij de samenwerking niet gaat om het aanduiden van een zwakke schakel. We zijn schakels in verschillende ketens. Gemeenten worden soms als terughoudend ervaren. Dat heeft te maken met onbekendheid bij nieuwe wethouders na de verkiezingen. Of, mogelijk, hebben we de terughoudendheid veroorzaakt door de boodschap dat waterschappen het beter kunnen dan gemeenten? We hebben in de samenwerking ver-trouwen nodig. De koepels hebben dat vertrouwen, maar hoe krijgen we dat in de regio. Er moet aan samenwerkende partijen ruimte worden geboden om op hetzelfde kennisniveau te komen. De grootte van de gemeente kan bepalend zijn. Maar er zijn ook andere verschillen. Een stip op de horizon kan best een waterketenbedrijf zijn. Als een gezamenlijk doel is dat denkbaar. Maar we moeten vooral niet vanuit Den Haag gaan sturen: een "stok achter de Pagina 5 van 6 deur" werkt niet. We concluderen ook dat de drinkwaterbedrijven de (afval)waterketen in pu-blieke handen willen houden. Leden van Tweede Kamer willen wel druk zetten op de samen-werking. Verder wordt geconcludeerd dat we in de regio niet met één model moeten werken, maar dat maatwerk geboden moet worden. De samenwerkingsverbanden zijn niet gelijk, voer op de gewenste schaal business cases uit. Houd ook rekening met verschillende culturen. Breng het samenwerken verder dan wat bereikt is met het Bestuursakkoord Waterketen van 2007. Zoek niet vanuit iedere overheid naar het belang maar vindt het "wij-belang". Dat ver-eist anders denken. Kijk naar de maatschappelijke relevantie: we doen het voor de burgers die niet weten wat we in de (afval)waterketen afzonderlijk doen. Kunnen we dat bewustzijn ver-sterken? Als we dat willen, kunnen we beginnen op een laag (huis-tuin-keuken) niveau met bijvoorbeeld wijkraden. Ook de gemeenteraden kunnen aanhaken. Nu nog richten wij ons te-veel op weth ouders en ambtenaren. Iedereen is positief ingesteld en er valt het nodige te be-reiken. Per saldo is er voordeel te behalen, ook al is dat dan bij gemeenten meer dan bij water-schappen. Verder kan in de zuivering innovatiever worden gewerkt. Een betere afstemming is vereist om kansen te benutten. Er is behoefte aan een platform waar waterschappen en ge-meenten elkaar ontmoeten en de goede voorbeelden uitdragen. Zowel in de eigen regio als landelijk. In de projectorganisatie zal hierin worden voorzien. We zijn binnen de afvalwaterke-ten in staat gebleken om de stijging op het inflatieniveau te houden, terwijl de prestaties zijn toegenomen. Dat kunnen we de komende tien jaar ook volhouden. De samenwerking heeft alles te maken met de planvorming. Velen worden ongeduldig, want het moet sneller gaan. En beleg het bij de partij die het meest efficiënt kan werken. Onderzoek wat de bijdrage aan de waterkwaliteit is van de investeringen in riolering. Maak gebruik van de uitkomsten van de benchmarks bij de analyse en de plannen. Tenslotte, samenwerking met gemeenten is breder dan op het vlak van de zuivering. "Voor samenwerking is nodig: vertrouwen opbouwen, ont-moetingen (ook ambtelijk), stel samen de doelen (ook financieel), kom op zelfde kennisni-veau."

Waterschapsverkiezingen; alle partijen goed vertegenwoordigd? In het huidige regeerakkoord staat dat de waterschapsverkiezingen indirect via de gemeente-raden zullen plaatsvinden. Dit is niet conform het standpunt van de Unie van Waterschappen. De Unie heeft immers gepleit voor directe verkiezingen, gelijktijdig met de gemeenteraadsver-kiezingen, met stembusstemmen. Dit standpunt in het regeerakkoord lijkt heel duidelijk, maar werpt ook veel vragen op: Wanneer moeten deze verkiezingen plaatsvinden? Hoe gaan we dit organiseren? Wat heeft dit voor gevolgen voor de geborgde zetels? Sluiten we de waterspeci-fieke partijen, zoals Water Natuurlijk en de Algemene Waterschapspartij, door indirecte ver-kiezingen niet uit van een goede deelname, omdat zij geen partners in de gemeenteraden hebben? Deze vragen kwamen aan de orde in de discussie over de verkiezingen. Het debat was levendig, maar de geluiden heel divers. De ene helft van de deelnemers was van mening dat met de indirecte verkiezingen een oplossing is gevonden voor tegenvallende opkomstcijf ers bij de verkiezingen en dat hiermee ook een stukje wisselgeld is betaald voor het voortbestaan van de waterschappen in het regeerakkoord. Immers, in een andere politieke constellatie waren we praktisch weggeschreven. De andere helft van de deelnemers was van mening dat dit op termijn het einde zou betekenen van de waterschappen en hun besturen. Daarbij zou inder-daad een groot deel van de zeer deskundige waterschapsbestuurders uit de waterspecifieke partijen worden uitgesloten van deelname, waardoor de waterschappen ook een groot deel van hun beste bestuurders zouden verliezen. Een oplossing zou kunnen worden gevonden door lijstverbindingen aan te gaan met lokale partijen en andere partijen die geen vertegen-woordiging in de waterschapsbesturen kennen. Over het algemeen was men van mening dat de geborgde zetels moeten blijven bestaan. Pagina 6 van 6

Nieuwe vormen van aanbesteden: goedkoop is duurkoop Deze discussie startte met opmerkingen over de te grote regeldruk, vooral vanuit Europa. Dat moet simpeler, werd gezegd. Er werd geconstateerd, dat vooral het MKB hierdoor vaak op een zijspoor belandt: de bestekken zijn vaak te groot, MKB-bedrijven hebben niet de (juridische) expertise in huis om goed aan alle regels te voldoen. Ook kunnen zij vaak niet de risico's ade-quaat in te schatten om een concurrerende aanbieding te doen. Ook innovatieve aanbestedin-gen die volgens Design, Construct/build en Maintain principe in de markt worden gezet, zijn lastig voor het MBK. Er werd gesteld dat bij RWS bijvoorbeeld, die volgens dat principe werkt, slechts de grote bouwers een kans maken. In reactie hierop werd gezegd dat het weliswaar verboden is om opdrachten en /of werken te splitsen, maar dat verdeling in kavels gewoon is toegestaan. Dat biedt kansen, ook voor het MKB. Getipt werd dat bij het gebruik maken van verschillende kavels, je ook zou kunnen differentiëren in traditioneel en i nnovatief: de ene ka-vel traditioneel op prijs of op een andere innovatieve manier. Onder de aanwezigen was wel positieve ervaring met innovatief aanbesteden, vooral via het functioneel ontwerp: geen en detail bestek, maar het beschrijven van wat je als opdrachtgever functioneel nodig hebt. Je laat daarop de markt vrijere en creatieve oplossingen bedenken. Knelpunt bij de opdrachtge-vers - en in ons geval de waterschappen - hierbij is wel dat deze ook moet durven los te laten en vertrouwen moet hebben in de opdrachtnemer. Dit blijkt nogal eens een te nemen hobbel te zijn. Ook het lastig kunnen inschatten van de total costs of ownership werpt een drempel op. Een gevaar van innovatief aanbesteden is voorts de juridisering van deze processen. Het loslaten roept meteen de vraag op risicoafdekking en -mijding op. Als tip geldt hier: betrek de juristen pas aan het eind van het proces en stel hen niet de vraag of het juridisch kan en wat de risico's zijn. Maar vraag wat juridisch nodig i s om het te laten slagen. Toch waren de aanwe-zigen er van overtuigd dat het in plaats van sec de prijs, ook het laten meewegen van kwaliteit niet alleen wenselijk, maar ook mogelijk is. Al valt dat natuurlijk nooit zo scherp te definiëren en kwantificeren als de prijs. Praktische oplossing die aangedragen werd was om bijvoorbeeld bij aanbiedingen te gaan werken met twee gesloten enveloppen en dan eerst te kijken naar de kwaliteit, en daarna pas de prijs te bekijken. Ook is het van groot belang, als er een innovatief aanbestedingsproces wordt uitgevoerd, dat de bestuurders bij eventuele hickups niet meteen de rem er op zetten. Bestuurlijke durf om te innoveren is nodig en betekent vertrouwen heb-ben en houden in de ambtelijke organisatie die dat organiseert. Bestuurders moeten risico's durven te nemen en accepteren dat zaken soms mislukken.

Opschaling waterschappen: natuurlijk?
In de discussie kwam aan de orde dat waterschappen niet onder druk staan om verder op te schalen. Wel is het verstandig, gelet op de toekomstige taakuitoefening dat elk waterschap-pen haar bestuurskracht doorlicht en dat deze onderling wordt vergeleken. Aspecten daarbij zijn: professionaliteit, kwaliteit en efficiency van de taakuitvoering. In Unieverband zouden de criteria kunnen worden ontwikkeld. Verder zijn in de discussie de volgende argumenten gewis-seld: Opschaling leidt tot vervreemding van de burger en het bedrijf. Het regeerakkoord dwingt de waterschappen niet tot schaalvergroting. Maak onderscheid tussen samenwerking (regionaal, landelijk) en fusie. De indeling in deltagebieden en stroomgebieden biedt een goe-de kapstok voor de verdere discussie tussen de waterschappen. Vindt de balans tussen een kleine voordeur (mag de gemeente zijn) en een grote achterdeur voor burgers/bedrijven in het gebied. Meer samenwerking is nodig niet alleen op de secundaire werkprocessen maar ook op de primaire, zoals waterkeringen, het watersysteem, waterkwaliteit en water zuivering. Verder de vraag of de afvalwaterzuivering als aparte bedrijfsmatige taak kan worden afgezonderd, bijvoorbeeld in een Riool NV?