Succesvolle schoolcarrière bij allochtone leerlingen perfect mogelijk

04/11/2010 17:48

RIC Foyer Brussel vzw

Een bewijs aan de hand van een Foyer bicultureel onderwijsproject

Er wordt nogal wat doemdenken verspreid over migratie en integratie. Als Integratiecentrum Foyer te Brussel verkiezen we van de feiten uit te gaan en de feiten en jaren lang uitgebouwde expertise te laten spreken. Onze stelling is duidelijk: het is perfect mogelijk om in een allesbehalve gemakkelijke situatie als de Brusselse aan een schoolcarrière te bouwen bij allochtone leerlingen die aan het eind van het secundair onderwijs in niets moet onderdoen in vergelijking met deze van in origine Nederlandstalige kinderen van eenzelfde sociale herkomst waar ook in Vlaanderen. We willen dit doen met cijfers in de hand. Wat ons interessant lijkt, is het antwoord op volgende vragen: (a) welk percentage van de leerlingen maakt zijn secundair onderwijs af en behaalt een einddiploma? (b) hoe zit de verdeling en spreiding ineen over algemeen vormend, technisch en beroepsonderwijs?

De doorstroming en al dan niet vroegtijdige schooluitval

In De Standaard van 26 oktober 2010 lezen we dat meer dan één op zeven Vlaamse jongeren het secundair onderwijs verlaat zonder diploma. In Brussel is de situatie nog erger. Daar verlaat één op vier jongeren of 25 % de school zonder diploma hoger secundair onderwijs.

We willen deze percentages even toetsen aan de resultaten bij onze voormalige OETC -leerlingen te Brussel. Van deze leerlingen moet minstens 60% als kansarm worden beschouwd. De leerlingen behoren tot die groep die de meeste kans maakt om geen diploma te halen. Inzicht in hun resultaten is dus belangrijk. Wie het ernstig meent met het onderwijs bij allochtone leerlingen is intellectueel, moreel en politiek verplicht om na te gaan hoe de situatie er is.

Vaststellingen:

De voorbije zes jaar verlieten 210 kinderen het zesde leerjaar OETC. Dit zijn de leerlingen die in het schooljaar 2009-2010 idealiter allemaal in het secundair onderwijs zitten. Van 199 van hen weten we wat de actuele situatie is. Van deze groep kunnen we het volgende beeld geven:

- 181 van hen of 86,19 % volgden in het schooljaar 2009-2010 Nederlandstalig secundair onderwijs;.

- 2 kinderen keerden terug naar hun herkomstland (Ecuador en Spanje);.

- 9 kinderen volgen Franstalig onderwijs;

- 5 kinderen volgen deeltijds onderwijs;

- 2 kinderen verlieten het secundair zonder diploma.

Van 11 kinderen kennen we de actuele onderwijssituatie niet. We mogen deze groep echter geenszins beschouwen als een restgroep die het dan wel niet goed zal gedaan hebben. Het gaat om kinderen die verhuisden, weg uit Brussel, en die we niet meer kunnen traceren. Bij gelegenheid van een inspectie, ruim een jaar geleden, werden dergelijke kinderen maximaal terug opgezocht en toen bleek dat ze in alle niveaus en studierichtingen terug werden gevonden.

Welke is dus het percentage van leerlingen die geen diploma secundair behaald hebben, nadat ze het bicultureel onderwijs gevolgd hebben in het lager onderwijs? Van twee kinderen weten we het zeker. Stel dat van de kinderen die in het Franstalig onderwijs zitten of die we niet meer opvolgen ¼ vroegtijdig zou gestopt zijn (waarschijnlijk zijn het er minder) en rekenen we hierbij ook de kinderen uit het deeltijds van wie we niet zeker zijn hoe hun schoolcarrière afgelopen is, dan komen we uit op een totale maximale groep van 9 kinderen of 4,29%.

Dit betekent noch meer noch min, dat er binnen de OETC-doelgroep haast geen schooluitval plaatsgevonden heeft tot/met het einde van het secundair onderwijs. Hierbij willen we onderstrepen dat deze groep voor 60% opgroeit binnen een context van kansarmoede.

Is er een verklaring voor de successcores? We denken dat volgende elementen belangrijk zijn:

- Het samen met de school werken aan het algemene onderwijsniveau van de kinderen; het bewust leren omgaan met meertaligheid, het graag en goed Nederlands spreken en het ondersteunen van het welbevinden en zelfvertrouwen.

- Verder is er veel aandacht voor de individuele ouders maar ook voor processen van community-building. Centraal staat hier het (terug) uitbouwen van positievere toekomstperspectieven t.a.v. de kinderen en het versterken van de ondersteuningsrol van de ouders.

- Tenslotte is het belangrijk dat er in een cruciale fase (puberteit, overgang basis- naar secundair onderwijs) geen echte breuklijn is. Ouders en kinderen kunnen nog steeds rekenen op een minimale steun vanuit Foyer, op aanmoediging en bijsturing.

Behaalde diploma's

Vanaf het schooljaar 2004-2005 hebben we nauwgezet kunnen registeren welke diploma's er worden behaald. Het gaat hier om de groep kinderen die Nederlandstalig onderwijs volgt zowel binnen Brussel als daarbuiten.

66 leerlingen (76,98%) beëindigden het secundair onderwijs met een diploma ASO, TSO of KSO. Daarbij komen nog 28 leerlingen (27,18%) die met succes het 7e jaar BSO afrondden. Het totaal aantal leerlingen dat afstudeert met een volwaardig diploma secundair onderwijs komt zo op 94 leerlingen of 91,26%. Slechts 9 leerlingen stopten na het zesde jaar BSO.

Slechts 13% van de Brusselse OETC-kinderen kunnen we als ongekwalificeerd beschouwen. Dit ligt in de lijn van het gemiddelde voor Vlaanderen, allochtone en autochtone leerlingen bijeen geteld! Met andere woorden: dit is wat overal zou moeten kunnen bereikt worden.

De groep kinderen die we als ongekwalificeeerd beschouwen zijn:

- kinderen waarvan we zeker weten dat ze zonder diploma naar de arbeidsmarkt gingen;

- kinderen die overschakelden naar deeltijds leren en waarvan we dus onzeker zijn of ze een volwaardig diploma secundair halen;

- mogelijk enkele van de kinderen die Franstalig onderwijs gingen volgen;

- leerlingen die stopten na het zesde jaar beroepsonderwijs.

Tellen we deze groepen samen dan stellen we vast dat slechts 13-14% van de OETC-kinderen als ongekwalificeerd kunnen worden beschouwd.

De Brusselse OETC-kinderen maken dus (als kansarme en allochtone) groep een zeer sterke inhaalbeweging en slagen erin het slaagpercentage te behalen van het gemiddelde kind in Vlaanderen.

Algemeen besluit

1. Binnen de OETC-doelgroep is er haast geen schooluitval. Het aantal kinderen dat geen diploma secundair onderwijs haalt is lager dan 5%!

2. Het aantal OETC-kinderen dat Nederlandstalig onderwijs volgt en binnen deze structuur een volwaardig diploma secundair (6de TSO, ASO, KSO of 7de BSO) haalt ligt zeer hoog namelijk op 91,26% af 94/103 leerlingen.

De OETC-kinderen maken dus (als kansarme en allochtone) groep een zeer sterke inhaalbeweging en slagen erin het slaagpercentage te behalen van het gemiddelde kind in Vlaanderen (15% ongekwalificeerde uitstroom). Ze doen het veel beter dan de doorsnee allochtone jongeren in Vlaanderen waarbij 30% van de jongens en een kwart van de meisjes het secundair verlaat zonder diploma.

De OETC kinderen stromen duidelijk beter door naar het ASO dan andere anderstalige kinderen in Brussel. Het gaat hier vooral om een verschuiving van TSO naar ASO.

De OETC-leerlingen zijn iets minder vertegenwoordigd in BSO dan andere anderstalige kinderen in Brussel maar dit verschil is klein.

De grote verdienste van het OETC ligt momenteel in het voorkomen van schooluitval en in het brengen van kinderen tot een volwaardig diploma secundair. Een beperkte groep realiseert ook een sterkere doorstroming in het ASO.

Een afsluitende bedenking. Iedereen mag daar nu allerlei theoretische beschouwingen rond maken, en er staan bibliotheken volgeschreven over zowel de voor- als de nadelen van meertaligheid, en degelijke meer. Niets is echter sterker dan wat bij herhaling blijkt uit de feiten.

Loredana Marchi

Regionaal Integratiecentrum Foyer Brussel vzw

Voor eventuele hyperlinks en bijlagen: Zie het origineel