Groep Brussel Lambert


Groep Brussel Lambert

5 november 2010 Na 17u45

Gereglementeerde informatie

Tussentijdse verklaring

Gegevens eind september 2010 (eind september 2009) (globaal/per aandeel)

Nettoresultaat EUR 596 miljoen (EUR
1.076 miljoen) EUR 3,84 (EUR 6,91)

Nettoresultaat zonder (terugnemingen van)

waarderverminderingen EUR 614 miljoen (EUR 682 miljoen) EUR 3,97 (EUR 4,38)

Cash earnings EUR 552 miljoen (EUR 611 miljoen) EUR 3,42 (EUR 3,79)

Aangepast netto-actief EUR 13.063 miljoen (EUR 14.576 miljoen) EUR 80,96 (EUR 90,34)

De berekeningsmethode per aandeel steunt op het aantal uitgegeven aandelen op 30 september (161,4 miljoen), behalve voor het nettoresultaat per aandeel, waarvoor, in toepassing van de IFRS, wordt verwezen naar het gewogen gemiddelde aantal gewone aandelen (155,2 miljoen in 2010).

De Raad van Bestuur van 5 november 2010 heeft het geconsolideerd resultaat van GBL per 30 september 2010 vastgesteld. Dit niet-geauditeerd resultaat werd opgemaakt volgens de IFRS en is gebaseerd op de financiële verslaggeving medegedeeld door de geassocieerde ondernemingen en de private-equityfondsen.

Het geconsolideerd nettoresultaat per 30 september 2010 bedraagt EUR 596 miljoen, tegen EUR 1.076 miljoen over dezelfde periode 2009. Dat laatste resultaat omvatte evenwel een aanzienlijk bedrag niet-recurrente bestanddelen, waaronder in het bijzonder de netto terugneming van waardeverminderingen ten bedrage van EUR 395 miljoen en uitzonderlijke dividenden voor zowat EUR 140 miljoen.

De cash earnings over de eerste negen maanden van het jaar komen uit op EUR 552 miljoen, inclusief de aangekondigde maar nog niet betaalde interimdividenden van Total en GDF SUEZ. De in 2009 geïnde cash earnings van EUR 611 miljoen genoten van de uitzonderlijke uitkering vanwege GDF SUEZ en de niet-recurrente terugbetaling van bronheffing op dividenden. Voornoemde elementen buiten beschouwing gelaten, zijn de cash earnings ten opzichte van 2009 19% toegenomen.

Het aangepast netto-actief per aandeel (EUR 80,96) en de beurskoers (EUR 61,12) van GBL per eind september 2010 sloten respectievelijk 3,1% en 7,0% hoger af dan op 30 juni 2010, en getuigen van het herstel van de beurzen dat tijdens die periode op de markten werd ingezet. Het aangepast netto-actief per 30 september bedraagt EUR 13.063 miljoen en omvat om en bij de EUR 800 miljoen liquide / quasi-liquide middelen. De schulden van GBL omvatten EUR 350 miljoen obligaties (2017), die in juni laatstleden werden uitgegeven, en EUR 435 miljoen converteerbare obligaties (2012). Sinds het begin van het boekjaar heeft GBL evenwel EUR 126 miljoen van deze titels ingekocht, terwijl het saldo gedekt is door eigen aandelen in handen van GBL.


1. Portefeuille en aangepast netto-actief van GBL op 29 oktober 2010

Portefeuille

Aangepast netto-actief

% in kapitaal

Beurskoers (EUR)

(EUR miljoen)

Total

4,0

39,05

3.668

GDF SUEZ

5,2

28,68

3.361

Lafarge

21,1

41,06


2.476

Pernod Ricard

9,9

63,71


1.662

Imerys

30,7

42,88

995

Suez Environnement

7,1

14,05

492

Iberdrola

Private Equity

0,6


-

6,06


-

191

170

Arkema en andere deelnemingen


-


-

135

Portefeuille

13.150

Nettocash/trading/eigen aandelen

376

Aangepast netto-actief

13.526

Aangepast netto-actief per aandeel (EUR)

83,82

Beurskoers (EUR)

63,63

Het aantal GBL-aandelen in omloop bedraagt 161.358.287. De liquide middelen per 29 oktober moeten verhoogd worden met de in november 2010 te innen interimdividenden van GDF SUEZ en Total, hetzij ongeveer EUR 200 miljoen.


2. Geconsolideerd resultaat IFRS over 9 maanden

Niet geauditeerd

Miljoen EUR

30 september 2010

30 september

2009

Cash earnings

Mark to market en andere non cash

Geasso-cieerde onderne-mingen en private equity

Eliminaties, meerwaarden, waarde-verminderingen en terugnemingen

Gecon-solideerd

Gecon-solideerd

Nettoresultaat van de geassocieerde ondernemingen


-


-

228,1


-

228,1

168,9

Nettodividenden van deelnemingen

571,2


-


-

(144,0)

427,2

544,5

Opbrengsten en kosten van interesten

(9,3)

(2,8)


1,4


-

(10,7)

(8,3)

Andere financiële opbrengsten en kosten


2,9

(14,5)


-


-

(11,6)

(8,0)

Andere bedrijfsopbrengsten en -kosten

(13,3)

(3,0)

(3,3)


-

(19,6)

(16,0)

Resultaten op overdrachten, waardeverminderingen en terugnemingen van niet-courante activa


-


-

2,0

(20,4)

(18,4)

394,4

Belastingen


-

0,7


-


-

0,7

0,9

Geconsolideerd resultaat (9 maanden 2010)

551,5

(19,6)

228,2

(164,4)

595,7

Gewoon resultaat per aandeel


3,84

Verwaterd resultaat per aandeel

3,75

Geconsolideerd resultaat (9 maanden 2009)

Gewoon resultaat per aandeel

Verwaterd resultaat per aandeel

611,5


4,0

146,8

314,1


1.076,4

6,91

6,74

Het gewogen gemiddelde aantal aandelen gebruikt voor de berekening van het basisresultaat per aandeel bedraagt 155.211.392 (155.871.877 per 30 september 2009); voor de berekening van het verwaterd resultaat per aandeel bereikt het 159.097.955 (161.437.096 per 30 september 2009).


2.1. Cash earnings (EUR 552 miljoen tegen EUR 611 miljoen)

Nettodividenden

Miljoen EUR

30 september

2010

30 september

2009

Total

204,8

201,3

GDF SUEZ

175,8

164,1

Lafarge

120,9

82,5

Imerys

23,1

19,2

Suez Environnement

22,8

22,8

Pernod Ricard

15,8

11,4

Iberdrola

Andere

6,2


1,8


4,6


1,4

Subtotaal


571,2


507,3

GDF SUEZ uitzonderlijk

Terugbetaling van bronheffing op dividenden


-


-


93,7


45,2

Totaal


571,2


646,2

Het in 2009 geïnd uitzonderlijk dividend van GDF SUEZ van EUR 94 miljoen en de terugbetaling in 2009 van de bronheffing op dividenden ten bedrage van EUR 45 miljoen buiten beschouwing gelaten, zijn de per
30 september geïnde nettodividenden EUR 64 miljoen hoger dan over dezelfde periode 2009.

Alle dividenden van de deelnemingen zijn hoger of stabiel gebleven. Merk wel op dat, voor Lafarge en Imerys, de vooruitgang voortvloeit uit het optrekken van het belang in deze deelnemingen.

De dividenden die in de rekeningen van 30 september zijn opgenomen, omvatten inzonderheid de interimdividenden over het boekjaar 2010 waartoe de Raden van Bestuur van Total en GDF SUEZ hebben besloten, maar die tot op heden nog niet werden betaald. Het interimdividend van Total bedraagt, net als vorig jaar, EUR 1,14 per aandeel. Dat van GDF SUEZ bedraagt EUR 0,83 per aandeel, hetzij 4% meer dan vorig jaar.

Naast, de nettodividenden, is de bijdrage tot de cash earnings van de interestlasten en de overige financiële opbrengsten en kosten negatief ten belope van EUR 6 miljoen, waarvan EUR 4 miljoen de obligatielening van juni 2010 betreft, tegen een verlies van EUR 23 miljoen over dezelfde periode van 2009, dat een minderwaarde van EUR 40 miljoen op trading omvatte.


2.2. Mark to Market en andere non cash (EUR -20 miljoen tegen EUR 4 miljoen)

Miljoen EUR


30 september 2010


30 september 2009

Opbrengsten en kosten van interesten

(2,8)

(2,9)

Andere financiële opbrengsten en kosten

(14,5)


8,9

Andere bedrijfsopbrengsten en -kosten

(3,0)

(2,9)

Belastingen

0,7

0,9

Totaal

(19,6)


4,0

Deze post omvat op 30 september 2010 voornamelijk de actuariële afschrijving van de converteerbare obligaties (EUR -3 miljoen) en de eliminatie van het dividend op de eigen aandelen (EUR -15 miljoen).


2.3. Geassocieerde ondernemingen en private equity (EUR 228 miljoen tegen EUR 147 miljoen)

Miljoen EUR

30 september 2010

30 september 2009

Lafarge

161,2

163,8

Imerys

57,2

10,3

Private equity

9,8

(27,3)

Totaal

228,2

146,8

Het aandeel in het resultaat van de geassocieerde ondernemingen en de private equity bedraagt per eind september 2010 EUR 228 miljoen, wat EUR 81 miljoen meer is dan in het vorige boekjaar. Deze evolutie is zowel toe te schrijven aan de stabiele resultaten van Lafarge als aan de vooruitgang van Imerys en de positieve bijdrage van de private-equityfondsen.

De private equity omvat de bijdrage van de verschillende ECP-fondsen waarop vermogensmutatie wordt toegepast, alsook die van de andere fondsen, namelijk PAI Europe III, Sagard I en Sagard II, waarop geen vermogensmutatie wordt toegepast.

Lafarge (EUR 161 miljoen tegen EUR 164 miljoen)

In de ontwikkelde landen bleef het economische klimaat sinds het begin van het jaar tegenstrijdige tendensen vertonen, gekenmerkt door hogere volumes in Noord-Amerika en Engeland, stabiliteit in Frankrijk en verdere achteruitgang in Griekenland en Spanje. In de opkomende landen bleef de vraag in het algemeen op peil, behalve in CentraalEuropa, hoewel daar sinds enige maanden ook bemoedigende signalen richting stabilisatie worden opgevangen. De indienststelling van nieuwe capaciteiten in Afrika en het Midden-Oosten heeft de volumes van de groep in deze regio tijdelijk negatief beïnvloed terwijl het derde kwartaal kon profiteren van de eerste effecten van de integratie van de nieuwe activiteiten in Brazilië, in een zeer dynamische markt.

Onder dergelijke omstandigheden kan de omzet op EUR 12.210 miljoen worden gehandhaafd (4% minder met ongewijzigde consolidatiekring en wisselkoersen) en daalt het courant bedrijfsresultaat, van EUR 1.911 miljoen, met 4% (-10% met ongewijzigde consolidatiekring en wisselkoersen). De over het algemeen solide cementprijs en de door de groep voortgezette belangrijke inspanningen tot kostenverlaging ondersteunden de operationele marge, die voor de groep 15,7%, en voor de afdeling Cement meer dan 20% bedraagt, ondanks een terugval van de volumes en een stijging van de kosten van de productiefactoren, waaronder de energie, over het derde kwartaal.

Het nettoresultaat over de verslagperiode komt uit op EUR 765 miljoen, tegen EUR 774 miljoen over de eerste negen maanden van 2009. Het effect van de aanpassing van voorzieningen in verband met het geschil Cement in Duitsland van 2009 en de meerwaarde op de overdracht van de aandelen van Cimpor in 2010 buiten beschouwing gelaten, is het nettoresultaat per aandeel 25% teruggelopen.

De groep zet haar inspanningen tot verbetering van haar liquiditeit en haar financiële structuur door. Zij heeft aldus per eind oktober 2010 EUR 350 miljoen opgehaald ten gevolge van desinvesteringen doorgevoerd in het kader van haar in februari 2010 aangekondigd plan tot overlatingen voor een bedrag van EUR 300 tot 500 miljoen. Eveneens werden alle vervaldagen 2010 van de langlopende schuld van Lafarge geherfinancierd en werden de bevestigde en niet-gebruikte kredietlijnen, zowel qua bedrag als looptijd, uitgebreid en zodoende tot EUR 3,8 miljard opgetrokken met een gemiddelde maturiteit van meer dan drie jaar.

Imerys (EUR 57 miljoen tegen EUR 10 miljoen)

De omzet van Imerys over de eerste negen maanden van 2010 kon profiteren van hogere verkoopvolumes en een positief wisselkoerseffect en is er met 21% op vooruit gegaan tot EUR 2.515 miljoen.

Het stelselmatig aantrekken van de activiteit in de verschillende sectoren werd nog versterkt door de verdere aanvulling van de voorraden in het derde kwartaal, in het bijzonder in de sectoren die verband houden met de industriële uitrusting. Het behoorlijk standhouden van de opkomende economieën bleef de prestaties van de groep gunstig beïnvloeden en kon, door de uitvoer, de groei in de ontwikkelde landen, ondersteund door de zwakke euro en tijdelijke herstelmaatregelen, teweegbrengen.

De omzetstijging houdt rekening met een gunstig wisselkoerseffect van EUR 93 miljoen, te wijten aan voormelde verzwakking van de euro ten opzichte van de andere munteenheden, en met een consolidatiekringeffect van EUR 7 miljoen.

Het courant bedrijfsresultaat bedraagt EUR 322 miljoen, toe te schrijven aan hogere verkoopvolumes, de gunstige prijzen en productmix en de vermindering van de variabele kosten en het onder controle houden van de vaste kosten. De operationele marge van 12,8% is met 4 punten toegenomen.

Het nettoresultaat, deel van de groep, bedraagt EUR 186 miljoen, waardoor de bijdrage van Imerys tot het nettoresultaat van GBL uitkomt op EUR 57 miljoen.

ECP (EUR 10 miljoen tegen EUR -5 miljoen)

De bijdrage van ECP tot het nettoresultaat van GBL per 30 september 2010 bedraagt EUR 10 miljoen, terwijl deze negatief was ten belope van EUR 5 miljoen een jaar eerder. Die positieve wijziging is voornamelijk toe te schrijven aan de evolutie van de boekwaarde van de portefeuille.


2.4. Eliminaties, meerwaarden, waardeverminderingen en terugnemingen (EUR -164 miljoen tegen EUR 314 miljoen)

Miljoen EUR

30 september 2010

30 september 2009

Terugneming op geassocieerde ondernemingen


-

649,6

Lafarge


-

649,6

Waardeverminderingen op genoteerde deelnemingen

(20,4)

(234,7)

Pernod Ricard (31 maart 09)


-

(198,2)

Iberdrola (30 juni 10 31 maart 09)

(20,4)

(36,5)

Eliminaties van dividenden (Lafarge en Imerys)

Andere

(144,0)


-

(101,7)

0,9

Totaal

(164,4)

314,1

GBL heeft op de deelnemingen in Pernod Ricard en Iberdrola in totaal EUR 658 miljoen waardeverminderingen geboekt, waarvan EUR 403 miljoen in 2008, EUR 235 miljoen in 2009 en EUR 20 miljoen in 2010. Op grond van de beurskoersen vertonen deze deelnemingen op 30 september 2010 een latente meerwaarde van EUR 550 miljoen. Overeenkomstig de IFRS met betrekking tot activa beschikbaar voor verkoop, mag deze latente meerwaarde echter niet het voorwerp uitmaken van een terugneming van waardevermindering.

De waardevermindering van EUR 1.092 miljoen die GBL op 31 december 2008 op Lafarge had geboekt, werd eind september 2009 gedeeltelijk teruggenomen ten belope van EUR 650 miljoen. Zoals op 30 juni 2010, heeft de herziening van de berekening van de waardering van Lafarge op 30 september 2010 geen wijziging van de waarde teweeggebracht.

De eliminaties (EUR 144 miljoen) stemmen overeen met de in de consolidatie geëlimineerde nettodividenden van de deelnemingen waarop vermogensmutatie wordt toegepast (Lafarge en Imerys).


3. Geconsolideerd resultaat IFRS over het derde kwartaal

Niet geauditeerd

Miljoen EUR

Derde kwartaal

2010

Derde kwartaal

2009

Nettoresultaat van de geassocieerde ondernemingen

102,9

93,4

Nettodividenden van deelnemingen

200,4

240,5

Opbrengsten en kosten van interesten

(3,9)

(3,6)

Andere financiële opbrengsten en kosten


3,7

2,0

Andere bedrijfsopbrengsten en -kosten

(6,2)

(4,1)

Resultaten op overdrachten en waardeverminderingen van niet-courante activa

2,0

650,0

Belastingen

0,1

0,4

Geconsolideerde resultaat over de periode

299,0

978,6

Het resultaat over het derde kwartaal bedraagt EUR 299,0 miljoen en omvat hoofdzakelijk de interimdividenden 2010 van GDF SUEZ en Total (EUR 200 miljoen) en de resultaten van de geassocieerde ondernemingen (EUR 103 miljoen).


4. Vooruitzichten voor het boekjaar 2010

Het leeuwenaandeel van de nettodividenden van de deelnemingen werd eind september 2010 reeds in de gecumuleerde resultaten verwerkt, inclusief de interimdividenden van GDF SUEZ en Total, niettegenstaande die pas in het vierde kwartaal zullen worden geïnd. Op basis van het aan de algemene vergadering van 10 november 2010 van Pernod Ricard voorgesteld dividend, zou GBL nog een bijkomend bedrag van ongeveer EUR 20 miljoen moeten innen. Behalve dit bestanddeel, zijn de totale cash earnings die GBL op het einde van het jaar verwacht dus ongeveer gelijk aan het bedrag van 30 september 2010.

Het geconsolideerd resultaat zal nog worden beïnvloed door de evolutie van de bijdrage van de geassocieerde ondernemingen (Lafarge, Imerys en ECP), alsook door de aanpassing van de reële waarde van de financiële instrumenten, de resultaten op mogelijke overdrachten of de eventuele waardeverminderingen of terugnemingen van waardeverminderingen op de portefeuille.

De jaarresultaten 2010 worden bekendgemaakt op 3 maart 2011.

© 2002 GBL. Waarschuwing