Ingezonden persbericht


Persbericht oktober 2010

SMOOTH STRUCTURES

Erick Beltrán |Marjolijn Dijkman | Martijn Hendriks | Toril Johannessen | Mungo Thomson| Maarten Vanden Eynde Rinus Van de Velde | Guest curated by Enough Room For Space

6 november - 30 december 2010

Opening: zaterdag 6 november, 19.00 uur

Locatie: SMART Project Space, Arie Biemondstraat 111, 1054 PD Amsterdam

Smooth Structures is een internationale groepstentoonstelling ontwikkeld door het Rotterdamse kunstenaarscollectief Enough Room for Space (ERforS) in samenwerking met SMART Project Space. De tentoonstelling verkent de onverwachte kruisingen tussen een nieuwe hypothese over zwarte materie en -energie en de conceptuele visualisatie daarvan door middel van kunst.

Wetenschappers stellen moeilijke vragen, poneren gedurfde hypotheses en weven ongelooflijke verhalen wanneer het aankomt op dat wat raakt aan de oorsprong en de betekenis van het bestaan. Ze bieden een inzicht in de werking van ons lichaam en geest en de wereld waarin wij leven die de mythen we over onszelf en onze identiteit hebben gesponnen ontkrachten. Daarbij creëren ze visuele beelden en modellen van dingen die ethisch en politiek omstreden zijn. Veel hedendaagse kunst vereist een soortgelijke capaciteit voor het leggen van nieuwe en veelal onwaarschijnlijke verbindingen en het oplossen van schijnbare tegenstellingen, naast een sterk gevoel voor paradox, ironie, humor en een zekere vertrouwdheid in het omgaan met onverwachte wendingen.

De mathematicus Martin Lo, de ontdekker van de Interplanetary Superhighway, een revolutionair model dat het idee van ruimtereizen ingrijpend heeft veranderd, doet momenteel met een aantal andere wetenschappers onderzoek naar de 'Brans' Conjecture theorie'. Lo heeft het kunstenaarsinitiatief Enough Room for Space uitgenodigd om een visualisatie van deze hypothese te maken. De verbinding van een zeer abstracte theorie met wereldse zaken en vooral met de verbeeldingskracht van de kunst, suggereert onderliggende betekenissen die verder gaan dan het louter visuele of verbale en is door de overweldigende schoonheid van het idee van een eindeloze duisternis en door de implicaties van een zoektocht naar de betekenis van het bestaan, evocatief voor noties van het sublieme.

Zoals de meeste astronomen zullen onderschrijven, zou het universum zijn opgebouwd uit drie componenten: uit gewone materie-energie, uit zwarte materie en zwarte energie. Gewone materie bestaat uit atomen die de bouwstenen vormen van sterren, planeten, de mens en alle andere dingen zichtbaar zijn in het universum. De exacte definitie van zwarte materie en zwarte energie, waarvan het bestaan in 1933 werd ontdekt door Fritz Zwicky, vormt nog steeds een groot probleem voor wetenschappers, hoewel de aanwezigheid ervan een belangrijke voorwaarde is voor het verklaren van kosmologische fenomenen. In het concordantiemodel, dat in de wetenschap algemeen wordt aanvaard en dat gewoonlijk wordt gebruikt om het universum te beschrijven, bestaat zelfs 74% van het heelal uit zwarte energie en 22% uit zwarte materie en resteert er slechts 4% voor de normale materie-energie.

Hoewel er veel en vooral ook kostbaar wetenschappelijk onderzoek wordt uitgevoerd naar zwarte materie en zwarte energie - bijvoorbeeld met de Large Hadron Collider, de ondergrondse deeltjesversneller van Cern op de Frans-Zwiterse grens en met de NASA Gemengd Dark Energy Mission - richt dit onderzoek zich er overwegend op om zwarte materie en energie te definiëren als een element dat kan worden gecategoriseerd onder de atomaire wetten van de fysica . De "Brans' Conjecture theorie" daarentegen gaat uit van het idee dat zwarte materie in het geheel geen materie is, maar een andere manier waarop de werkelijkheid zich aandient en die samenhangt met een topologisch fenomeen van ruimte-tijd, de zogenaamde exotische gladheid.

In onze wereld (alles wat we om ons heen kunnen zien) heeft een object een enkele soort van gladheid. In een andere regionen van ruimte-tijd of in andere dimensies, kan een object echter meerdere soorten (exotische) gladheid hebben en zou het kunnen beschikken over krachten die worden belichaamd door donkere materie en donkere energie. Niets nieuws wordt toegevoegd, maar zwarte materie en -energie worden in parrallellie met deze theorie gedefinieerd als een andere verschijningsvorm die niet met instrumenten uit onze gewone werkelijkheid aangetoond kan worden. Omdat de aanwezigheid en het effect van zwarte materie alleen kan worden gezien in de 4e en verder gelegen dimensies, impliceert de hypothese dat het hier niet gaat om nog niet ontdekte materie, maar dat het in de eerst plaats gaat om een tamelijk eenvoudige verandering in de perceptie, vergelijkbaar met het opzetten van een andere bril. Zoals de ene bril je in staat stelt om objecten en mensen te zien, maakt de andere bril d at je warmte of elektrische golven kunt bekijken. Als we nu de juiste bril zouden kunnen ontwikkelen zouden we ook zwarte materie en zwarte energie kunnen zien.

Voor de tentoonstelling 'Smooth Structures' werden kunstenaars uitgenodigd om nieuw werk te realiseren dat uitgaat van de "Brans' Conjecture theorie". Aangezien de theorie van hypothetische aard is en veel raaklijnen heeft met ander gedachtegoed, werd het geheel aan de kunstenaars overgelaten om te beslissen welke theorie ze zouden kunnen gebruiken om zwarte materie en zwarte energie te visualiseren. Om te kunnen werken met het zeer abstracte gegeven dat er voor 96% van het heelal geen verklaring bestaat, grepen de kunstenaars naar geheel verschillende en vooral ook zeer persoonlijke manieren om de alternatieve bril te ontwikkelen waardoor de wereld gezien zou kunnen worden.

Zo maakt Toril Johannessen gebruik van analogieën tussen de wetenschappelijke en de kapitalistische markt interpretatie van expansie en abstractie. In een installatie met grafische representaties laat ze zien hoe deze woorden worden gebruikt in verschillende economische, natuurkunde en kunsthistorische documenten.

Erick Beltrán definieert interpretaties van kennissystemen. Met studenten van de Gerrit Rietveld Academie, analyseert hij verschillende vormen van visualisatie van informatie, variërend van symbolen tot diagrammen, en van historische methodologieën tot de ontwikkeling van een eigen methoden voor de visualisatie van zwarte materie en -energie.

Maarten Vanden Eynde maakt een installatie waarin de (vroegere) aanwezigheid van zwarte energie kan worden gezien en gevoeld. Door zich in de installatie te begeven, neemt de toeschouwer plaats in het centrum van een kracht die zo goot is, dat deze, of de pure aanwezigheid van de bezoeker, metalen palen uiteen duwt totdat ze buigen onder een enorme fysieke kracht. Daarnaast presenteert hij een kleine houten sculptuur op een sokkel, waarvan de ene kant netjes, vierkant is geschaafd, terwijl de andere kant zo is gedesintegreerd dat alleen verkoolde resten resteren, als betrof het een stok gedoopt in zwarte materie.

Dit schijnbaar te verwaarlozen, maar in deze context toch significante centrale object van Vanden Eynde, wordt omgeven door een monumentale muurtekening van Rinus Van de Velde, die een donker (houtskool) poeder doormiddel van surrealistische beelden, allegorisch transponeert naar een historische voorstelling die verhaalt van de zoektocht naar zwarte materie en zwarte energie .

De bijdrage van Martijn Hendriks bestaat uit een reeks werken die kwesties aanroeren die handelen over abstractie, procesmatigheid en taal. Hij zoekt naar de grootste gemene deler die het discours over abstracte kunst verbind met dat over zwarte materie; vooral de wijze waarop betekenis wordt toegekend aan onbekende materie, aan duisternis, optische vervorming en vermenging, alsook de botsing van elkaar uitsluitende perspectieven, en de reflectie van het ene ding in het andere. Hij benadert deze onderwerpen door middel van een niets ontziend onderzoek van de taal van abstractie in video, sculptuur en drukwerk.

In zijn afdrukken met fosforescerende inkt keert Mungo Thomson, in subtiele beelden waarin het praktisch onmogelijk is iets te onderscheiden, het universum binnenstebuiten, terwijl hij in een ander werk een intense stroboscopische ervaring van de tijd biedt door alle covers van Time Magazine met een snelheid van 30 covers per seconde te projecteren in een loop.

Uitgaand van het model van het universum zoals dat momenteel in de wetenschap wordt gehanteerd (74% zwarte energie, 22% zwarte materie en 4% gewone materie) visualiseert Marjolijn Dijkman alternatieve modellen die dezelfde cijfers vertegenwoordigen. Afhankelijk van het gebruik van verschillende kleuren en vormen ontwikkeld zij nieuwe representaties van universa die in zichzelf even volkomen zijn.

Het zoeken naar zwarte materie wordt ook wel omschreven als de zoektocht naar de 'God particle', naar het ontbrekende deeltje dat als eerste beweger aan de basis zou staat van de verklaring van het heelal, zogoed als ook God een verklaring van het bestaan biedt zonder dat zijn aanwezigheid ooit wetenschappelijk is aangetoond. Sprekend in theologische termen zou in dit verband gerefereerd kunnen worden aan Emmanuel Levinas die immers stelt dat kunst, hoewel zij niet behoort tot het domein van de openbaring, ons kan helpen essentiële zaken te communiceren doordat zij deze kan visualiseren, abstraheren, afbeelden of verhalen in een context die wordt gekarakteriseerd door de ongewisheid van de betekenissen die worden gegenereerd en door de onophoudelijke herinterpretatie van de uitgangspunten die worden gehanteerd in de toekenning van deze betekenissen.

De uiteindelijke conclusie die met deze tentoonstelling zou kunnen worden getrokken, is dat het zowel in de ontwikkeling van modellen die het heelal verklaren als in de beeldende kunst gaat om interpretaties die even abstract en cerebraal zijn en waarvoor we ons moeten inspannen willen we ons kunnen verstaan tot de wereld van dubbelzinnigheden, gevoelens en ideeën die ze aansnijden, maar dat dit ons uiteindelijk toch helpt - misschien meer nog dan de empirische wetenschap vermag - in het ontwikkelen van een gevoel voor wat de betekenis van het bestaan zou kunnen inhouden.

Noot voor de redactie |