Europees Hof v Justitie


Hof van Justitie van de Europese Unie PERSCOMMUNIQUÉ nr. 110/10 Luxemburg, 9 november 2010

Pers en Voorlichting

Arrest in gevoegde zaken C-92/09 en 93/09 Volker und Markus Schecke GbR en Hartmut Eifert / Land Hessen

De Unieregeling betreffende de bekendmaking van informatie over de begunstigden van steun uit de Europese landbouwfondsen is gedeeltelijk ongeldig De verplichting tot bekendmaking van de namen van natuurlijke personen die dergelijke steun ontvingen en van de precieze door hen ontvangen bedragen vormt, tegen de achtergrond van de doelstelling van transparantie, een onevenredige maatregel Het Unierecht inzake de financiering van de uitgaven voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid bepaalt dat de lidstaten zorgen voor een jaarlijkse bekendmaking achteraf van de begunstigden van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en van de per begunstigde uit elk van die Fondsen ontvangen bedragen.1 Op de website van de Bundesanstalt für Landwirtschaft und Ernährung (Duits federaal instituut voor landbouw en voedselvoorziening; hierna: ,,Bundesanstalt") worden de namen van de begunstigden van steun uit het ELGF en het ELFPO, hun woonplaats of plaats van vestiging, de postcode van deze woonplaats of plaats van vestiging en de ontvangen jaarlijkse bedragen openbaar gemaakt. Die site beschikt over een zoekinstrument. Volker und Markus Schecke GbR, een landbouwonderneming (zaak C-92/09) en Hartmut Eifert, een fulltime landbouwer (zaak C-93/09) hebben voor het boekjaar 2008 bij de bevoegde plaatselijke autoriteit aanvragen ingediend voor het ontvangen van financiële middelen uit het ELGF en het ELFPO. Deze aanvragen zijn goedgekeurd bij besluiten van december 2008. Met hun beroepen verzoeken Volker und Markus Schecke GbR en Hartmut Eifert het Verwaltungsgericht Wiesbaden (administratieve rechtbank te Wiesbaden, Duitsland) het Land Hessen te gelasten de hen betreffende gegevens niet bekend te maken. Van oordeel dat de regelgeving van de Europese Unie in verband met de verplichting tot bekendmaking van die gegevens door de Bundesanstalt een ongerechtvaardigde aantasting van het fundamentele recht op de bescherming van persoonsgegevens vormt, verzoekt de nationale rechterlijke instantie het Hof van Justitie de geldigheid van die regelgeving te onderzoeken. Het Hof merkt enerzijds op dat de eerbiediging van het in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie erkende recht op persoonlijke levenssfeer bij de verwerking van persoonsgegevens gelijk welke informatie betreft aangaande een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon en, anderzijds, dat de beperkingen die mogen worden gesteld aan het recht op bescherming van de persoonsgegevens, overeenstemmen met die welke worden toegelaten in het kader van het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.


1

Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (PB L 209, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1437/2007 van de Raad van 26 november 2007 (PB L 322, blz. 1), en verordening (EG) nr. 259/2008 van de Commissie van 18 maart 2008 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van verordening nr. 1290/2005 met betrekking tot de bekendmaking van informatie over de begunstigden van financiële middelen uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PB L 76, blz. 28).

www.curia.europa.eu



Het Hof merkt vervolgens op dat de bekendmaking op een website van nominatieve gegevens betreffende de begunstigden van steun uit het ELGF en het ELFPO en de door hen ontvangen precieze bedragen, gezien het feit dat die gegevens door derden kunnen worden geraadpleegd, een aantasting vormt van het recht van de betrokken begunstigden op eerbiediging van hun privéleven in het algemeen, en op bescherming van hun persoonsgegevens in het bijzonder. Om gerechtvaardigd te zijn moet een dergelijke aantasting bij wet worden gesteld, de wezenlijke inhoud van die rechten eerbiedigen, en, met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel, noodzakelijk zijn en daadwerkelijk beantwoorden aan door de Unie erkende doelstellingen van algemeen belang of aan de eisen van de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Bovendien moeten de uitzonderingen op en beperkingen van de bescherming van persoonsgegevens binnen de grenzen van het strikt noodzakelijke blijven. In die context is het Hof van oordeel dat ofschoon de belastingplichtigen in een democratische samenleving het recht hebben om te worden geïnformeerd over het gebruik van overheidsmiddelen, het een feit blijft dat het voor een evenwichtige afweging van de verschillende betrokken belangen noodzakelijk was dat de betrokken instellingen vóór de vaststelling van de betwiste bepalingen, nagingen of de bekendmaking door de lidstaat middels één enkele, vrij toegankelijke website, van de nominatieve gegevens betreffende alle betrokken begunstigden en de door ieder van hen uit het ELGF en het ELFPO ontvangen precieze bedragen ­ zonder dat daarbij onderscheid werd gemaakt naar gelang van de duur, de frequentie, het type en de omvang van de ontvangen steun ­ niet verder ging dan noodzakelijk was voor de verwezenlijking van de nagestreefde rechtmatige doelstellingen. Wat de natuurlijke personen betreft die steun ontvingen uit het ELGF en het ELFPO, blijkt evenwel niet dat de Raad en de Commissie een dergelijke evenwichtige afweging hebben willen maken. Het Hof komt bijgevolg tot de slotsom dat de Raad en de Commissie, door te voorzien in de verplichte bekendmaking van persoonsgegevens betreffende alle natuurlijke personen die steun hebben ontvangen uit het ELGF en het ELFPO, zonder dat daarbij een onderscheid wordt gemaakt op basis van relevante criteria, zoals de tijdvakken waarin zij dergelijke steun hebben ontvangen, de frequentie, het type en de omvang van die steun, de door het evenredigheidsbeginsel gestelde grenzen hebben overschreden. In zoverre moeten dus bepaalde voorschriften van verordening nr. 1290/2005 en verordening nr. 259/2008 in haar geheel ongeldig worden verklaard. Gelet op het grote aantal bekendmakingen die in de lidstaten hebben plaatsgevonden op basis van een regelgeving die werd geacht rechtmatig te zijn, erkent het Hof dat de vastgestelde ongeldigheid van die voorschriften het niet mogelijk maakt terug te komen op de gevolgen van de bekendmaking van de lijsten van begunstigden van steun uit het ELGF en het ELFPO waartoe de nationale autoriteiten zijn overgegaan tijdens de periode vóór de datum waarop het arrest in deze zaken is gewezen. NOTA BENE: De prejudiciële verwijzing biedt de rechterlijke instanties van de lidstaten de mogelijkheid, in het kader van een bij hen aanhangig geding aan het Hof vragen te stellen over de uitlegging van het recht van de Unie of over de geldigheid van een handeling van de Unie. Het Hof beslecht het nationale geding niet. De nationale rechterlijke instantie dient het geding af te doen overeenkomstig de beslissing van het Hof. Deze beslissing bindt op dezelfde wijze de andere nationale rechterlijke instanties die kennis dienen te nemen van een soortgelijk probleem. Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie niet bindt. De volledige tekst van het arrest is op de dag van de uitspraak te vinden op de website CURIA. Contactpersoon voor de pers: Stefaan Van der Jeught (+352) 4303 2170 (+32)2 2964106

Beelden van de uitspraak van het arrest zijn beschikbaar via ,,Europe by Satellite"

www.curia.europa.eu