Gemeente Utrecht

2010 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
81 Vragen van de heer drs. B.F.M. Beerlage
en mevrouw drs. M.W. Haage
(ingekomen 5 juli 2010
en antwoorden door het college verzonden op 9 november 2010)

De dijkgraaf van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden stelde 21 juni een aantal dijkverhogingen ter discussie in de vergadering van de Veiligheidsregio Utrecht. Zo blijkt uit het persbericht van De Stichtse Rijnlanden . Het gaat daarbij onder andere om de dijken in Utrecht langs het Amsterdam-Rijnkanaal, de Meerndijk door Rijnenburg en Leidsche Rijn. Over deze dijkverhogingen moeten in 2011 besluiten genomen worden. De dijkgraaf gaf aan dat mogelijk een verhoging van 2.5 à 3 m nodig is met een verbreding van ± 20 m.

Dit leidt bij de PvdA tot de volgende vragen:

1. Is volgens het college een dijkverhoging langs het Amsterdam-Rijnkanaal, de Meerndijk door Rijnenburg en Leidsche Rijn mogelijk en wenselijk van 2.5 à 3 m met een verbreding van ± 20 m?
2. Welke consequenties heeft dit voor de verschillende wijken in de stad, specifiek voor de plannen voor Leidsche Rijn en Rijnenburg?

Gecombineerd antwoord op de vragen 1. en 2: De presentatie van de Dijkgraaf is nu nog te summier om deze vragen goed voor (delen van) Utrecht) te kunnen te beantwoorden.

Volgens De Stichtse Rijnlanden is het voorstel om voor de stad Utrecht verschillende overstromingsrisico's te hanteren. In Vleuten, De Meern en Leidsche Rijn wordt een overstromingsrisico gehanteerd van 1/10.000 jaar, in Rijnenburg een risico van 1/2000 jaar en in de rest van de stad een risico van 1/1250 jaar. De stad ten oosten van het Amsterdam-Rijnkanaal heeft daarmee een vier keer zo hoog risico op overstroming.


3. Vindt het college het wenselijk om voor de verschillende wijken in Utrecht een verschillend overstromingsrisico te hanteren?

De gemeente Utrecht ligt in verschillende dijkringen, dat is een historisch gegeven. Het doel van de dijkgraaf is volgens ons niet om verschillen in risiconiveaus voor de stad of de regio aan de orde te stellen. Hij wil de voorgenomen maatregelen ter discussie stellen bij de andere waterbeheerders. Wethouder De Rijk heeft in haar kennismakingsgesprek met de dijkgraaf in augustus jl. gevraagd naar de onderbouwing van zijn bijdrage aan de discussie over verbeteringen van de dijken en naar de positieve en negatieve effecten voor Utrecht.

De Stichtse Rijnlanden stellen voor om niet de bestaande dijken langs het Amsterdam-Rijnkanaal, de Meerndijk door Rijnenburg en Leidsche Rijn te verhogen maar in plaats daarvan de Lekdijk te verhogen. Daarmee zou de hele stad Utrecht ook een zelfde beschermingsrisico krijgen.
4. Hoe staat het college tegenover dit voorstel van het De Stichtse Rijnlanden?

Wij vinden de presentatie van de dijkgraaf vooral zinvol als een aanzet tot een discussie tussen de waterbeheerders over de verbetering van de dijken tussen 2023 en 2050. Wij willen beter bij deze discussie tussen de waterbeheerders worden betrokken.


5. Welke rol ziet en neemt het college in de discussie over deze dijkverhogingen?

In de discussie over de waterkeringen speelden gemeenten tot nu toe een te kleine rol. De voorzitter van de Veiligheidsregio Utrecht (VRU), waar de dijkgraaf in het Algemeen Bestuur zijn voordracht hield, had al eerder aan de VRU opdracht gegeven mét de gemeenten, de waterschappen, de provincie en Rijkswaterstaat de gedachtevorming en de deelname aan de discussie te stimuleren. Aan die discussie zullen wij vanuit het belang van de gemeenten graag deelnemen.
-----------------------
http://www.hdsr.nl/informatie/actueel/nieuws/@189117/nieuws/

---- --