Gemeente Utrecht

2010 SCHRIFTELIJKE VRAGEN 127 Vragen van mevrouw B. Dibi (ingekomen 21 oktober 2010
en antwoorden door het college verzonden op 9 november 2010)

Schriftelijke vragen inzake INTOP

Deze week werd bekend dat inburgeringsbedrijf INTOP failliet is en dat dit Utrecht veel geld gaat kosten. Volgens de media heeft de eigenaar een lange lijst van financiële misstanden en faillissementen op zijn naam staan. Vraag rijst hoe zo'n discutabel bedrijf in Utrecht de aanbestedingsopdracht heeft gekregen. Volgens verschillende bronnen heeft INTOP een schuld van 2,3 miljoen euro waaronder een belastingschuld van 1,15 miljoen.

De PvdA wil dat inburgeraars een traject van goede kwaliteit volgen. De gemeente heeft bij de aanbesteding gekeken naar de goedkoopste prijs in plaats van naar de beste kwaliteit. Naar de reputatie van de directeur is niet gekeken. In het geval van INTOP blijkt eens te meer: Goedkoop is duurkoop.

Nu blijkt dat de financiën van INTOP totaal niet op orde waren, hopen we dat de kwaliteit van de lessen wel in orde waren. Anders zijn meer dan 450 inburgeraars voor niets naar school gegaan. Het is nu zaak om op zeer korte termijn een passende nieuwe inburgeringscursus te vinden voor deze groep, waarbij goede kwaliteit voorop staat.

De PvdA heeft de volgende vragen aan het college:


1. Wat zijn de criteria bij de aanbesteding van inburgeringscursussen?

In de offerteaanvraag beschrijft de aanbestedende dienst welke dienstverlening ingekocht gaat worden. Bij deze aanbesteding voor Educatieve Trajecten Inburgering zijn 147 eisen gesteld. Deze eisen betreffen onder meer de omvang van de opdracht, de werving van kandidaten, de inhoud van het programma, het te behalen resultaat, maatwerk en flexibiliteit, het proces van aanmelden, het examen, rapportage en privacy. Een aanbieder kan niet meedoen met een aanbesteding wanneer hij niet aan alle 147 eisen voldoet. De selectiecriteria die de stabiliteit van de organisatie betreffen: inschrijving Kamer van Koophandel, omzeteisen, referentieprojecten, en de Eigen Verklaring, waarmee een indiener onder meer verklaart niet in staat van faillissement te verkeren.


2. Staat daarbij kwaliteit of kwantiteit voorop en hoe wordt de kwaliteit van inburgeringscussussen getoetst?

In deze aanbesteding woog de inhoud, dus de kwaliteit van het aanbod het zwaarst, namelijk voor 60%. De prijs telde voor 35% mee en de juridische wens (de conceptovereenkomst) voor 5%. In deze aanbesteding zijn 7 wensen geformuleerd over de kwaliteit van het aanbod, onder meer over het plan van aanpak voor de uitvoering en de inhoud van de opdracht, de flexibiliteit in het aanbod, het te behalen resultaat en de locaties.

De eerste selectie van de kwaliteit bestond er uit dat een aanbieder aan alle 147 eisen van de offerteaanvraag moest voldoen. Vervolgens werden de offertes beoordeeld: gaf de partij antwoord op alle gestelde vragen, gebeurde dat overtuigend, was er geen sprake van een opgeklopt verhaal, getuigde de offerte van deskundigheid en professionaliteit, etc.? De offertes zijn gezamenlijk door een team van vertegenwoordigers van de opdrachtgever beoordeeld.


3. Wordt er gekeken naar de achtergrond van de eigenaar van een opleidingsinstituut? Zo ja, hoe kon dit gebeuren? Zo nee, kunt u aangeven of u het wenselijk vindt deze criteria toe te voegen aan het aanbestedingsbeleid?

De gemeente eist van een aanbieder een Eigen Verklaring. Daarin geeft een eigenaar/directeur elf verklaringen af, onder meer dat zijn onderneming niet in staat van faillissement of surséance verkeert en dat er geen sprake is van het niet voldoen aan de verplichtingen van het betalen van sociale verzekeringsbedragen of belastingen. De ondernemer heeft in dit geval zijn handtekening gezet onder een verklaring die op onderdelen op zijn minst een te positief beeld gaf. Deze verklaring dekt onzes inziens de door u gestelde vraag.

Nee, wij zijn niet van mening, dat deze casus tot andere criteria moet leiden. Wel zal SoZaWe/BIGU bij volgende aanbestedingen in de verificatiefase nagaan of de gemeente bij de partij die een voorlopige gunning heeft gekregen mogelijk risico loopt die niet uit de offerte naar voren zijn gekomen. Dit kan in de verificatie aan de orde komen en in het uiterste geval leiden tot het afwijzen van de partij, uiteraard binnen de grenzen van het aanbestedingsrecht.


4. Wat zijn de criteria bij andere aanbestedingen door Utrecht? Wordt hier wel gekeken naar de achtergrond van de ondernemer waarmee de gemeente in zee gaat?

Andere aanbestedingen in Utrecht worden op vergelijkbare wijze uitgevoerd.


5. Klopt het dat de eigenaar van INTOP al vele faillissementen op zijn naam heeft staan?

De ondernemer heeft drie keer eerder een faillissement meegemaakt.


6. Hoeveel schade heeft de gemeente Utrecht in totaal door het faillissement van INTOP geleden?

In het contract met INTOP is een voorschotregeling opgenomen. Op grond van deze regeling heeft de gemeente tot het moment van faillissement E 185.000, - aan INTOP verstrekt. Vorderingen die INTOP nog op de gemeente heeft zullen met deze voorschotten worden verrekend. Daarnaast heeft INTOP tot aan het faillissement E 165.000, - ontvangen voor de geboden dienstverlening. Een deel van deze dienstverlening moet opnieuw worden ingekocht en betaald aan de nieuwe contractpartijen. De schade door het faillissement kan oplopen tot maximaal E 350.000, -. Zodra alle openstaande posten zijn verrekend zal de geleden schade bij de curator worden ingediend als vordering op de boedel.


7. Wat gebeurt er nu met de inburgeraars van INTOP?

De cursisten zijn inmiddels al overgedragen aan de nieuwe taalaanbieders. Gekozen is voor de aanbieders die bij de vorige aanbesteding als tweede zijn geëindigd. INTOP had twee contracten, daarom zijn met twee nieuwe aanbieders contracten gesloten: Capabel Taal zal de middelbaar en hoger opgeleide cursisten een programma bieden, Prins & Heida de laagopgeleide cursisten.


8. Kan het college garanderen dat andere inburgeringsinstituten in Utrecht wel van voldoende kwaliteit zijn en geen discutabele eigenaren hebben?

De huidige contractpartijen voor de inburgeringsprogramma's zijn het ROC Midden Nederland, Taalwereld+ en Capabel Taal - beide onderdeel van de Calder Holding - en Prins & Heida. Dit zijn gerenommeerde organisaties met een goede naam. Het ROC Midden Nederland en Alexander Calder zijn beide grote organisaties met ruime ervaring op het terrein van de inburgering. Prins & Heida is in vergelijking een relatief kleine organisatie. Wij hebben bij dit bedrijf een aantal aanvullende, actuelere, financiële gegevens opgevraagd en de beoordeling daarvan is positief geweest. We hebben over dit bedrijf zicht op de financiële situatie tot en met het derde kwartaal 2010, veel recentere informatie dan we in de offerteaanvraag hadden gevraagd. Prins en Heida heeft geen historie van een of meer faillissementen. Ook hebben wij besloten om aan de nieuwe partijen geen voorschotten meer te verstrekken. Dat was geen probleem voor beide organisaties, wat iets zegt over hun liquiditeit. De liquiditeit was het probleem bij INTOP. Zij hadden in korte tijd veel opdrachten gegund gekregen en moesten te veel voorfinancieren. Dit jaar en begin volgend jaar worden kwaliteitsaudits gedaan bij de taalaanbieders van SoZaWe/BIGU, zodat de gemeente zich ook via een audit een oordeel vormt over de kwaliteit van de dienstverlening. Daarmee heeft zij een aantal waarborgen op kwaliteit en financiën ingebouwd, dit uiteraard naast het normale contractbeheer.

---- --