Rijksoverheid
Datum 11 november 2010
antwoorden op de vragen over het voorstel
om de zorgtoeslag te gebruiken voor een meer inkomensafhankelijke premie
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen gesteld tijdens de eerste termijn
van de regering over de Begroting VWS 2011 op 10 november 2010.
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mw. drs. E.I. Schippers
Antwoord op de vragen van het kamerlid Van der Veen (PvdA) over het voorstel
om de zorgtoeslag te gebruiken voor een meer inkomensafhankelijke premie
Bij de invoering van de zorgverzekeringswet is uitvoerig gediscussieerd over de
vraag of de nominale premie hoog of laag zou moeten zijn. Gekozen is voor een
hoge nominale premie. Een hoge nominale premie maakt mensen er meer van
bewust dat gezondheidszorg kostbaar is. Dit kabinet wil daarom die keuze
handhaven.
Afwijken van die keuze brengt ook forse inkomensgevolgen met zich mee
Stel dat de procentuele premie over de eerste en tweede belastingschijf wordt
ingevoerd, zoals nu ook in de AWBZ, en tegelijkertijd de nominale premie fors
wordt verlaagd. Dan gaan mensen op het minimumloon er op achteruit. Zij
betalen de facto voor de lagere nominale premie die de hogere inkomens betalen.
Als je dit wilt voorkomen door bijvoorbeeld over de eerste schijf geen procentuele
premie te heffen en over de derde en vierde schijf wél, verschuiven de
inkomenseffecten naar de mensen die in die schijven zitten.
Die betalen weliswaar een lagere nominale premie, maar krijgen te maken met
een fors hoger belastingtarief, denk hierbij aan 5% punt extra, waardoor de zgn.
marginale druk stijgt. Niet echt een positieve prikkel voor de arbeidsmarkt.
Daar bovenop komt nog dat het afschaffen van de zorgtoeslag zeer ongelijk
uitpakt voor verschillende soorten huishoudens. Tweeverdieners komen er
bijvoorbeeld goed van af, terwijl alleenstaanden flink inleveren. Dat komt doordat
de zorgtoeslag wordt bepaald op huishoudinkomen, en de procentuele premie op
individueel inkomen.
De achterliggende techniek hierbij voert nu te ver.
Vraag van het kamerlid Van der Veen over de financiële gevolgen van het al dan
niet afschaffen van de werelddekking voor mensen die voor hun werk zijn
uitgezonden naar een land buiten de EU en op grond van dat werken Zvw$
verzekerd zijn gebleven, zoals diplomaten en gedetacheerde werknemers.
Voor het afschaffen van de werelddekking, waarbij de kosten van medische zorg
bij tijdelijk verblijf buiten de EU niet langer worden vergoed, wordt op de lange
termijn uitgegaan van een structurele besparing van ¤ 60 miljoen. Dit bedrag is
een schatting gebaseerd op het volgende. Zorgverzekeraars geven in het kader
van de risicoverevening aan welke totaalkosten door Zvw0verzekerden in het
buitenland zijn gemaakt. In 2009 ging het om ¤ 256 miljoen in totaal. Daarbij is
Ons kenmerk
Pagina 3 van 3
geen uitsplitsing gemaakt naar land of regio. Navraag bij zorgverzekeraars leert
dat het gedeelte van de zorgkosten dat aan zorg buiten de EU wordt besteed sterk
kan verschillen per verzekeraar. Een schatting (iets meer dan 20% van de totale
kosten van het Zvw0zorggebruik over de grens in 2009) heeft geleid tot een
besparing van ¤ 60 miljoen. Aangezien zorgverzekeraars niet bijhouden welk deel
van de totale kosten in het buitenland worden gemaakt voor Zvw0verzekerden die
voor hun werk zijn uitgezonden naar een ander land, is het lastig in te schatten
welk gedeelte van de zorgkosten buiten de EU worden gemaakt door diegenen die
voor hun werk zijn uitgezonden naar een land buiten de EU.
---- --