Centrale Raad van Beroep


Tweede wrakingsverzoek van dezelfde rechters is niet in behandeling genomen

Tijdens de behandeling van het hoger beroep ter zitting op 5 oktober 2010 is het eerste wrakingsverzoek ingediend. Dit verzoek is op 15 oktober 2010 afgewezen, LJN BO1106. Op 29 oktober 2010 heeft verzoeker wederom dezelfde rechters gewraakt. Uit de stukken blijkt dat het proces-verbaal van de zitting van de Raad van 5 oktober 2010 bij brief van 6 oktober 2010 naar verzoeker is gezonden en dat hij daarvan enige dagen voorafgaand aan de zitting van de wrakingskamer van de Raad van 12 oktober 2010 heeft kennisgenomen. Verzoeker betoogt dat de door hem gestelde tekortkomingen van het proces-verbaal moeten worden aangemerkt als feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 8:16, vierde lid, van de Awb. De Raad is van oordeel dat verzoeker, gelet op het bepaalde in artikel 8:16, vierde lid, van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 8:16, eerste en derde lid, van de Awb, gehouden was alle bij hem bekend zijnde feiten en omstandigheden, zodra die hem bekend werden en voor zover die naar zijn mening (evenzeer) een grond voor wraking vormden, voor te dragen. Verzoeker had in dit geval de eerder aangevoerde wrakingsgronden nog tot op de zitting van de wrakingskamer van de Raad op 12 oktober 2010 kunnen aanvullen met een nieuwe grond onder verwijzing naar het proces-verbaal van de zitting van 5 oktober 2010, dat volgens hem incompleet is. De Raad moet echter vaststellen dat verzoeker dat om hem moverende redenen niet heeft gedaan. Niet is voldaan aan de eisen die artikel 8:16, vierde lid, van de Awb aan een volgend verzoek om wraking stelt. Het onderhavige verzoek wordt daarom niet in behandeling genomen.

LJ Nummer

BO3623

Zie het origineel
Bron: Centrale Raad van Beroep Datum actualiteit: 11 november 2010 Naar boven