Ministerie van Buitenlandse Zaken

Kamerbrief inzake stand van zaken Soedan

Kamerbrief | 11 november 2010

Geachte Voorzitter,

In antwoord op uw verzoek om u schriftelijk te informeren over de actuele situatie in Soedan en hierbij in het bijzonder in te gaan op de rol van UNMIS en de vooruitzichten richting de
zelfbeschikkingsreferenda van januari 2011, bieden wij u, mede namens de minister van Defensie, deze brief aan. Deze brief is een vervolg op de kamerbrieven van 23 maart en 25 mei 2010.

Nederland zal zich met internationale partners in blijven zetten voor vrede, gerechtigheid en ontwikkeling in Soedan.
* De partijen bij het Comprehensive Peace Agreement (CPA) van 2005 worden aangespoord onderhandelingen over het zelfbeschikkings-referendum van januari 2011 en de zogeheten post-referendumvraagstukken tijdig af te ronden.
* Nederland blijft UNMIS steunen om vrede en stabiliteit te bevorderen.

* Er wordt ingezet op versterking van de overheid in Zuid-Soedan.
* Nederland ondersteunt het streven naar een politieke oplossing en het veiligstellen van de humanitaire toegang in Darfur.
* Nederland blijft aandringen op respect voor mensenrechten en versterking van de rechtsstaat.

* Nederland benadrukt het belang van gerechtigheid en dringt aan op uitvoering van de aanhoudingsbevelen die het Internationaal Strafhof met betrekking tot Soedan heeft uitgevaardigd.

Hieronder worden deze thema's en de Nederlandse inzet nader uitgewerkt. Nederland werkt daarbij nauw samen met de EU-partners, de landen van de Soedan-contactgroep, alsmede de andere getuigen van het vredesakkoord CPA.


1. Comprehensive Peace Agreement (CPA)

De spanningen tussen de noordelijke National Congress Party (NCP) en de zuidelijke Sudan Peoples' Liberation Movement (SPLM) lopen op in de slotfase van het vijf jaar oude vredesakkoord (CPA), dat in juli 2011 eindigt.

Het is van groot belang dat de zelfbeschikkingsreferenda in januari 2011 in Zuid-Soedan en de grensprovincie Abyei vreedzaam verlopen. Daarbij zijn goede afspraken over de situatie na de referenda onontbeerlijk. Ongeacht de uitkomst is goed nabuurschap tussen Noord- en Zuid-Soedan noodzakelijk. De partijen blijven immers wederzijds afhankelijk. Internationale partners, inclusief Nederland, benadrukken de eigen verantwoordelijkheid van de NCP en SPLM om tot overeenstemming te komen.

Momenteel zijn beide partijen aan het onderhandelen over de laatste openstaande zaken van het CPA:

* grensafbakening;

* de verdeling van gebruik en opbrengsten van natuurlijke hulpbronnen;

* de verdeling van nationale schulden;

* rechten en nationaliteit voor zuiderlingen in Noord-Soedan en nomadische stammen die tussen Noord- en Zuid-Soedan trekken.

De onderhandelingen verlopen moeizaam. De NCP heeft veel te verliezen bij een onafhankelijk Zuid-Soedan en lijkt vooral geïnteresseerd in een oplossing van de verdeling van olie-inkomsten en schulden en het behoud van maximale banden met Zuid-Soedan. De SPLM lijkt weinig genegen tot een compromis voor wegvallende olie-inkomsten voor Noord-Soedan in geval van afscheiding, zolang er geen oplossing is voor Abyei en andere omstreden grensgebieden. Nederland is betrokken bij de onderhandelingen over Abyei. Noorwegen probeert te bemiddelen op het oliedossier.

De positie van het grensgebied Abyei is een van de meest heikele onderwerpen. Volgens het CPA zal er op 9 januari 2011 ook een referendum in Abyei plaatsvinden, waarin de bevolking kan kiezen voor aansluiting bij of Noord- of Zuid-Soedan. De voorbereidingen lopen achter op schema doordat de partijen nog geen overeenstemming hebben bereikt over de samenstelling van de Abyei-referendumcommissie en de definitie van `resident of Abyei'. Het risico bestaat dat de partijen voor Abyei zullen afwijken van de in het CPA gemaakte afspraken over het referendum en de door Nederland gefaciliteerde uitspraak over de grenzen van Abyei van het Permanente Hof van Arbitrage (2009). Het niet respecteren van de grens en het referendum zou tot instabiliteit en misverstanden kunnen leiden. Ook moet nog overeenstemming worden bereikt over de uitvoering van de popular consultations in Zuid-Kordofan en Blue Nile die moeten worden gehouden voor het einde van het CPA. De bevolking van deze twee grensgebieden zal zich uitspreken over toekomstige politieke, administratieve en grondwettelijke regelingen met de centrale overheid. De gebieden blijven overigens onderdeel van het noorden. Nederland, als voorzitter van een internationale werkgroep voor de zogeheten Drie Gebieden, speelt een ondersteunende rol ten aanzien van CPA-implementatie in Abyei, Zuid-Kordofan en Blue Nile. Een Nederlandse deskundige adviseert de partijen over de popular consultations.

De post-2011-onderhandelingen worden gefaciliteerd door het AU High-Level Implementation Panel (AUHIP) onder leiding van de voormalige Zuid-Afrikaanse president Mbeki. Nederland zal waarschijnlijk een juridische expert aan het AU-Panel leveren. De VS heeft ex-ambassadeur Princeton Lyman aangesteld om deze onderhandelingen te bespoedigen, door onder andere genormaliseerde betrekkingen met de VS in het vooruitzicht te stellen indien de partijen voldoende voortgang boeken. Doel is om overeenstemming te bereiken over cruciale onderwerpen in geval van afscheiding van Zuid-Soedan. De post-2011 werkgroepen buigen zich over vier onderwerpen: veiligheid, staatsburgerschap, internationale verdragen en economie en natuurlijke hulpbronnen. Nederland levert aan deze werkgroepen een expert met betrekking tot staatsburgerschap, en biedt juridische en waterbouwkundige expertise op het gebied van waterproblematiek, in het bijzonder de verdeling van water in geval van afscheiding.


2. Referendum

De organisatie van het zelfbeschikkingsreferendum voor Zuid-Soedan, voorzien van 9 tot en met 15 januari 2011, is ernstig vertraagd. Pas recentelijk zijn een secretaris-generaal en voorzitter van de Referendum Commissie voor Zuid-Soedan aangesteld en werd bekend dat kiezersregistratie tussen 15 november en 1 december 2010 plaatsvindt. Hiermee is een belangrijke stap gezet op weg naar werkelijke tenuitvoerlegging van het referendum. De krappe planning biedt echter geen ruimte voor eventuele verdere vertraging.

In de kamerbrief van 25 mei jongstleden werd een opsomming gegeven van mogelijke scenario's die zich kunnen ontvouwen na het referendum en eventuele afscheiding. De ontwikkelingen geven geen aanleiding deze scenario's aan te passen. De internationale gemeenschap zal blijven aandringen op een vreedzame overgang naar de post-CPA-periode. Internationale partners dringen er bij beide partijen op aan om zich in te spannen om het referendum niet te vertragen. Voormalig premier Balkenende heeft deze boodschap herhaald tijdens de high-level bijeenkomst over Soedan en marge van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) op 24 september 2010. Ook de VN Veiligheidsraad (VNVR), die in oktober jongstleden een bezoek bracht aan Soedan, benadrukte de noodzaak om het referendum op tijd te houden op basis van internationale standaarden.

Punt van zorg is onduidelijkheid over de positie van enkele miljoenen zuiderlingen die in het noorden (voornamelijk rondom Khartoem) wonen. Als deze onduidelijkheid niet wordt weggenomen, moet in het geval van afscheiding rekening worden gehouden met een toestroom van zuiderlingen vanuit het noorden die zich voor een aantal maanden vestigen in het zuiden om zich daar te registreren, te stemmen en de gevolgen van de uitkomst van het referendum af te wachten. In het ongunstigste geval betekent dat de zuiderlingen niet terugkeren naar het noorden en er permanente oplossingen zullen moeten worden gezocht. Bij het Abyei-referendum speelt de status van Misseriya-nomaden een cruciale rol: onduidelijk is of hun tijdelijke verblijf in het zuiden als gevolg van hun jaarlijkse migratie recht op een stem in het referendum geeft. De besprekingen hierover laten vooralsnog weinig voortgang zien. Mbeki zal hier mogelijkerwijs ook een faciliterende rol spelen.

Het door de VN Secretaris-Generaal Ban Ki-Moon ingestelde Referendum Monitoring Panel onder leiding van de voormalige Tanzaniaanse president Mkapa heeft tot taak de organisatie van het referendum te monitoren en aanbevelingen te doen over de organisatie. Medio oktober bezocht het Panel Soedan en sprak hierbij bezorgdheid uit over de ernstige vertragingen bij de organisatie, het groeiend wantrouwen tussen de regeringen van Noord- en Zuid-Soedan, voortdurende onenigheid over het referendum in Abyei en de vertraging rondom de financiering van het referendum (donoren en overheid). Nederland draagt EUR 10 miljoen bij aan het UNDP Basket Fund voor de organisatie van het referendum met speciale aandacht voor Abyei.

De EU levert op verzoek van de Referendum Commissie voor Zuid-Soedan binnenkort 30 korte- en 30 langetermijn waarnemers. Zowel het registratieproces als het referendum zelf zullen worden waargenomen. Er is nog geen verzoek om het Abyei referendum waar te nemen, aangezien er nog geen referendumcommissie is benoemd. Nederland streeft er naar dat ook Nederlanders aan het EU-team worden toegevoegd. In een Memorandum of Understanding tussen de Soedanese autoriteiten, de VN en de EU zijn veiligheidsregelingen getroffen teneinde de veiligheid van de waarnemers te waarborgen.


3. Veiligheidssituatie en UNMIS

Naarmate de datum van het referendum nadert, komt de veiligheidssituatie in toenemende mate onder druk te staan. Met name in de grensstreek tussen Noord- en Zuid-Soedan is het aantal geweldsincidenten toegenomen en is sprake van troepenopbouw door zowel de legers van Noord- (SAF) als Zuid-Soedan (SPLA). Het intern geweld is niet tegen VN-personeel of buitenlanders gericht. UNMIS heeft een aantal hot spots geïdentificeerd langs de noord-zuid grens, met name rondom Heglig en Bentiu, twee plaatsen die toegang geven tot olievelden. Het hele traject is sterk gemilitariseerd en er lijkt geen communicatie tussen SAF en SPLA te zijn. UNMIS heeft conform afspraken met de Soedanese autoriteiten geen toegang tot Heglig waardoor deze strategische plaats een blinde vlek is voor de militaire waarnemers.

Alhoewel de eerste verantwoordelijkheid voor bescherming van burgers bij de lokale autoriteiten ligt, is het ook een belangrijke taak voor UNMIS. Het is van belang dat UNMIS voldoende toegang krijgt tot alle gebieden waar geweldsuitbraken plaatsvinden en ontheemden worden geïntimideerd. De internationale gemeenschap dringt telkenmale bij de Soedanese autoriteiten aan op vrije toegang.

Vanwege groeiende spanningen en migratiebewegingen in de grensstreek heeft UNMIS hier meer troepen gestationeerd, waardoor er minder UNMIS-troepen in de rest van Zuid-Soedan aanwezig zijn tijdens het referendum. Gezien de situatie en de beschikbare middelen lijkt dit een logische beslissing. In het kader van de mandaatsverlenging van UNMIS in april jl. heeft de VNVR besloten dat UNMIS niet de beschikking krijgt over extra militair personeel (maximum 10.000). Wel wordt circa 600 man extra civiel personeel op tijdelijke basis gerecruteerd en heeft UNMIS de beschikking over extra materieel, waaronder helikopters.

UNMIS zal de Referendum Commissie voor Zuid-Soedan technische en logistieke ondersteuning bieden bij de organisatie van het referendum. De VN denkt zeven tot tien Referendum Support Bases gereed te hebben voor het referendum.

UNMIS heeft een Referendum Security Plan opgesteld. Daarin staat dat er drie rapid response teams met logistieke ondersteuning zullen komen. Tevens zal er een serie militaire oefeningen worden gehouden waarbij ook de Zuid-Soedanese regering en de humanitaire hulporganisaties worden betrokken. Ook wordt een communicatiestructuur opgezet die de samenwerking en informatieuitwisseling tussen de diverse actoren bevordert. Daarnaast voorziet het plan er in dat de politie-eenheid van UNMIS training geeft aan de Southern Sudanese Police Services.

Nederland draagt momenteel twaalf militaire waarnemers, vijftien politietrainers (waarvan elf van de Koninklijke Marechaussee en vier van de civiele politie) en drie staffunctionarissen bij aan UNMIS. De beveiliging (force protection) van het Nederlands personeel op de reguliere teamsites en tijdens patrouilles is in handen van de VN. Het Nederlands personeel rapporteert rechtstreeks aan het UNMIS-hoofdkwartier in Khartoem en separaat aan de Nederlandse militaire Senior National Representative (SNR), die op één van de teamsites is gestationeerd. Het ministerie van Defensie houdt de veiligheidssituatie nauwlettend in de gaten. Indien daartoe aanleiding bestaat kunnen, mede op advies van de SNR en in overleg met UNMIS, nadere maatregelen worden getroffen om de veiligheid van de Nederlandse militairen in UNMIS te waarborgen. In het uiterste geval kan worden besloten om het Nederlandse personeel terug te trekken uit de missie.


4. Situatie in Zuid-Soedan

De regering van Zuid-Soedan heeft in samenwerking met de VN een prioriteitsplan opgesteld om de kernfuncties van de regering te versterken tijdens de laatste fase van het CPA en de eerstvolgende periode erna. De internationale donorgemeenschap, waaronder Nederland, alsmede de VN hebben tijdens een recente bijeenkomst in Brussel toegezegd het plan waar mogelijk te ondersteunen middels ombuiging van reeds gecommitteerde bedragen en het stellen van prioriteiten ten aanzien van nieuwe programma's. Zoals bekend ondersteunt Nederland, samen met de zogeheten Joint Donor Partners, de ontwikkeling van Zuid-Soedan met financiële bijdragen en technische assistentie.

Op 18 oktober jongstleden organiseerden de regering van Zuid-Soedan en de SPLM een All Parties Conference waaraan 20 politieke partijen, kerkgenootschappen en maatschappelijke organisaties uit Zuid-Soedan deelnamen. In het bijzijn van president Kiir tekenden de leiders een verklaring voor eenheid, verzoening en een tijdig en transparant referendum. De politieke leiders schaarden zich achter het besluit van President Kiir om alle militairen en rebellen die zich voor de verkiezingen van april dit jaar tegen de regering hadden verzet amnestie te verlenen. Tenslotte kwam men overeen om na de uitslag van het referendum een constitutionele conferentie te organiseren waaraan alle politieke partijen mogen deelnemen.

De humanitaire situatie in Zuid-Soedan blijft slecht met meer dan 400.000 ontheemden en meer dan 4 miljoen mensen die afhankelijk zijn van voedselhulp. Het interne geweld, maar ook de droogte in 2010 en daaropvolgende overstromingen, hebben voor nieuwe ontheemden gezorgd in Zuid-Soedan. Ook in 2011 zal levensreddende hulp nodig blijven in Zuid-Soedan. Humanitaire hulporganisaties bereiden zich momenteel voor op de situatie na het referendum, die mogelijk gepaard gaat met toename van geweld, nieuwe vluchtelingen-stromen, terugkerende ontheemden uit het noorden en beperkte of afgesneden toegang van hulpgoederen via Noord-Soedan. Prioriteit heeft daarbij de bevoorrading van hulpgoederen, zoals voedsel, medicijnen, water, sanitatie en hygiënekits. Ook werkt de VN aan het herstellen van kritieke infrastructuur, verbeteren van de logistieke capaciteit en het aanleggen van brandstofvoorraden. Hiertoe heeft de VN een aanvullend verzoek tot financiering gedaan aan de internationale gemeenschap. Nederland overweegt een extra bijdrage van EUR 4,5 miljoen, naast de reeds gecommitteerde EUR 7 miljoen voor humanitaire hulp.


5. Darfur

Een politieke oplossing voor Darfur is nog niet in zicht. De onderhandelingen in Doha hebben niet geleid tot een proces waarbij alle gewapende rebellenbewegingen aan de onderhandelingstafel zitten. Op basis van eerdere overeenkomsten tussen de Soedanese regering en respectievelijk de Justice and Equality Movement (JEM) en de Liberation and Justice Movement (LJM) en consultaties met leden van het maatschappelijk middenveld, heeft AU/VN-bemiddelaar Bassolé een concept-vredesakkoord opgesteld. Hoop is dat partijen hierdoor worden bewogen om deel te nemen aan de vredesbesprekingen. Hiertoe heeft Bassolé zijn toenaderingen tot de JEM, die eerder dit jaar de onderhandelingen staakte, en de Sudan Liberation Army (SLA) van Abdel Wahidgeïntensiveerd. Daarnaast ondervindt de JEM druk om te onderhandelen door de verbetering in verhoudingen tussen Soedan en Tsjaad. Beide landen spraken af om steun te onthouden aan rebellenbewegingen op elkaars grondgebied en stelden een gezamenlijk leger in om de grens tussen Tsjaad en Darfur te monitoren. Dit heeft geleid tot het isolement van JEM-leider Khalil Ibrahim, die momenteel in Libië verblijft en niet meer naar Tsjaad of Darfur kan terugkeren.

De humanitaire situatie voor de bevolking van Darfur is het afgelopen jaar verslechterd door beperkte toegang tot de hulpbehoevende bevolking. De veiligheid voor delen van de bevolking lijkt weliswaar iets toegenomen, maar mensen zijn in het algemeen moeilijk te bereiken met hulp. Er is geweld tussen het Soedanese regeringsleger en gewapende rebellenbewegingen, met name de JEM en SLA, inclusief bombardementen in Jebel Marra. Ook zijn er spanningen tussen gewapende groepen onderling (met name tussen Rizeigat en Misseriya). De humanitaire toegang tot enkele ontheemdenkampen is eveneens problematisch vanwege geweldadige incidenten in de kampen Hamadiyaa en Kalma. De Soedanese regering lijkt voornemens kampen te ontmantelen en IDP's te laten terugkeren danwel te herhuisvesten. Het is van groot belang toe te zien op de vrijwilligheid hiervan.

De relatie tussen de Soedanese regering en UNAMID is verder gecompliceerd, met name doordat vijf kampleiders tijdens de onrust in Kalma-kamp in augustus en september toevlucht hebben gezocht bij UNAMID. UNAMID weigerde deze kampleiders uit te leveren aan de Soedanese autoriteiten zonder garanties dat zij goed zouden worden behandeld en dat de doodstraf niet op hen zal worden toegepast. UNAMID- en internationale hulpverleners lopen nog steeds risico, hetgeen wordt geïllustreerd door de recente kidnapping van UNAMID-medewerkers in Noord-Darfur. Sinds de start van de missie op 31 December 2007 zijn meer dan 70 UNAMID personeelsleden omgekomen. Er is geen verandering in het klimaat van straffeloosheid. Het ontbreken van veiligheidsgaranties en de beperkte bewegingsvrijheid hebben negatieve consequenties voor de hulpverlening, met name op het gebied van monitoring en bescherming.

En marge van de AVVN in New York organiseerde Nederland een besloten bijeenkomst van hoge vertegenwoordigers van Soedan, de VN en betrokken landen over Darfur. In 2009 initieerde Nederland ook al een dergelijke bijeenkomst om afspraken te maken op humanitair gebied. Tijdens de bijeenkomst werd algemeen aandacht gevraagd voor een politieke oplossing, humanitaire toegang, herstel en wederopbouw waar mogelijk, en terugkeer of hervestiging van IDP's op basis van vrijwilligheid. Tevens werd aangedrongen op vrede en gerechtigheid. De Soedanese regering heeft wederom medewerking toegezegd. Ook de VNVR, die in oktober jongstleden Noord-Darfur bezocht, sprak bezorgdheid uit over de situatie. De VNVR riep alle strijdende partijen op om zich bij het Doha-proces aan te sluiten. De VNVR-leden drongen er bij de Soedanese autoriteiten op aan het UNAMID mogelijk te maken zijn kernmandaat uit te voeren, namelijk bescherming van de burgerbevolking en humanitaire hulpverleners.

Op 19 september bracht de Soedanese regering een nieuwe Darfurstrategie uit, getiteld "Towards a New Strategy for Achieving Comprehensive Peace, Security and Development" .Positief is het allesomvattende karakter van de strategie, waarbij op alle facetten van het conflict wordt ingegaan. In het verleden werd vaak de nadruk gelegd op een militaire oplossing. Ook de grotere rol die wordt toebedeeld aan regionale organisaties en het maatschappelijk middenveld kan worden verwelkomd. Zorgpunten zijn met name het risico van gedwongen terugkeer van ontheemden en uitsluiting van buiten Darfur verblijvende spelers van het vredesproces. Ook legt Nederland de nadruk op een realistischer kijk op de mogelijkheden voor het herstel van `livelihoods'; veel ontheemden zullen immers niet terug willen of kunnen keren naar hun plaats van herkomst. Er moet rekening worden gehouden met urbanisering. In dialoog met de Soedanese autoriteiten blijft Nederland, samen met EU-partners, vasthouden aan humanitaire principes zoals vrijwillige terugkeer en aan herstel van de rechtsorde. Een verschuiving naar grootschalige wederopbouw zal pas mogelijk zijn als er een alomvattend vredesakkoord is dat de oorzaken van het conflict adresseert.


6. Mensenrechtensituatie

De mensenrechtensituatie blijft zorgwekkend in alle delen van Soedan. Er is sprake van willekeurige arrestaties, gevallen van onmenselijke behandeling, marteling en detentie onder slechte omstandigheden. De leden van de geüniformeerde diensten genieten tal van immuniteiten en de veiligheidsdiensten intimideren opposanten van het regime. In Zuid-Soedan zijn de autoriteiten wegens een zwakke justitiële infrastructuur onvoldoende in staat om de burgerbevolking tegen tribaal geweld te beschermen. In Darfur lopen hulpverleners een reëel risico te worden ontvoerd. De autoriteiten bieden hiertegen geen of onvoldoende bescherming. De voortdurende cultuur van straffeloosheid is mede een gevolg van gebrek aan politieke wil om effectieve hervormingen conform het CPA door te voeren. Nederland blijft aandringen op implementatie van de aanbevelingen van het AU Panel op het terrein van vrede, verzoening en gerechtigheid. De Soedanese regering heeft de aanbevelingen grotendeels aanvaard, zij het met enige reserves ten aanzien van het voorstel om een hybride (nationaal en internationaal) rechtbank op te zetten voor de vervolging van oorlogsmisdaden.

Na de verkiezingen van maart dit jaar werd de persvrijheid onder druk gezet door de veiligheidsdienst NISS, geillustreerd door opschorting van uitzendingen van BBC Arabic, sluiting van een paar dagbladen en arrestaties van journalisten. Er bestaat een klimaat van zelf-censuur onder journalisten. Juist in de aanloop naar de referenda betekent een belemmerde persvrijheid dat het politieke debat over zelfbeschikking wordt beperkt. Verdere democratisering, inclusief politieke participatie van vrouwen op alle niveaus, en verbetering van de mensenrechten is bovendien cruciaal voor de geloofwaardigheid van de te houden referenda en vergroot de kansen op een vreedzame overgang naar de post-CPA periode in Soedan.

Nederland blijft, samen met partners binnen de internationale gemeenschap, aandacht vragen voor hervormingen in de geest van het CPA en versterking van het nationale rechtsstelsel van Soedan. Vooral de ruime bevoegdheden van de veiligheidsdienst beperken de uitoefening van burger en politieke vrijheden waardoor verdere democratisering wordt belemmerd. In oktober 2009 werd de Tanzaniaanse rechter Mohamad Chande Othman aangesteld als onafhankelijke deskundige door de VN-Mensenrechtenraad. Othman rapporteert aan de Mensenrechtenraad over de mensenrechtensituatie in Soedan en dringt aan op opvolging van de aanbevelingen van de VN Group of Experts on Darfur (2007) door de Soedanese autoriteiten. Zijn mandaat is in september door de Mensenrechtenraad met een jaar verlengd.


7. Het Internationaal Strafhof

In maart 2009 vaardigde het Internationaal Strafhof een aanhoudingsbevel uit tegen de Soedanese president Bashir wegens oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid. In juli 2010 werd een tweede aanhoudingsbevel wegens genocide uitgevaardigd. Naast president Bashir is ook een aanhoudingsbevel uitgevaardigd tegen Ahmed Harun (de gouverneur van Zuid-Kordofan) en Ali Kushaib (voormalig Janjaweed-militieleider). Zij worden verdacht van oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid. Drie Darfuri rebellenleiders, allen verdacht van oorlogsmisdrijven, verschenen reeds vrijwillig voor de rechters van het Internationaal Strafhof.

Afrikaanse en Arabische bondgenoten van Soedan hebben in de afgelopen twee jaar -tevergeefs- door middel van verklaringen en resoluties bij de VN-Veiligheidsraad aangedrongen op opschorting van de zaak tegen president Bashir op grond van artikel 16 van het Statuut van Rome. Dit geeft de VN-Veiligheidsraad de mogelijkheid om gedurende een periode van maximaal 12 maanden vervolging op te schorten. Volgens Nederland dient het gebruik van artikel 16 te worden beperkt tot de meest uitzonderlijke omstandigheden, bijvoorbeeld indien daarmee een oorlog kan worden beëindigd. Hiervan is volgens Nederland onder de huidige omstandigheden geen sprake.

De internationale verontwaardiging was groot toen president Bashir afgelopen zomer niet werd aangehouden toen hij zich bevond in Tsjaad en Kenia, twee statenpartijen bij het Internationaal Strafhof. De EU Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid Ashton maakte in verklaringen haar afkeuring kenbaar. Tevens werden in EU-hoofdsteden de Keniaanse ambassadeurs ontboden. Eind oktober was er sprake van dat Bashir wederom zou afreizen naar Kenia in verband met een ingelaste top van de Intergovernmental Authority on Development (IGAD). De rechters van het Internationaal Strafhof vroegen Kenia op 25 oktober jongstleden om uitleg te geven over een mogelijk tweede bezoek van Bashir aan Kenia. De IGAD-top heeft echter niet plaatsgevonden.

Tijdens de AVVN liet toenmalig Minister-President Balkenende weten dat verdachten van het Internationaal Strafhof, zoals president Bashir, niet vrijelijk naar statenpartijen zouden moeten kunnen reizen. Hij benadrukte dat voor Nederland het Internationaal Strafhof een cruciale schakel is in de strijd tegen straffeloosheid. Nederland zal andere landen dan ook met onverminderde kracht blijven aansporen om volledig samen te werken met het Internationaal Strafhof.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. U. Rosenthal

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

Dr. B. Knapen