Kamerbrief inzake stand van zaken Soedan
Kamerbrief | 11 november 2010
Geachte Voorzitter,
In antwoord op uw verzoek om u schriftelijk te informeren over de
actuele situatie in Soedan en hierbij in het bijzonder in te gaan op de
rol van UNMIS en de vooruitzichten richting de
zelfbeschikkingsreferenda van januari 2011, bieden wij u, mede namens
de minister van Defensie, deze brief aan. Deze brief is een vervolg op
de kamerbrieven van 23 maart en 25 mei 2010.
Nederland zal zich met internationale partners in blijven zetten voor
vrede, gerechtigheid en ontwikkeling in Soedan.
* De partijen bij het Comprehensive Peace Agreement (CPA) van 2005
worden aangespoord onderhandelingen over het
zelfbeschikkings-referendum van januari 2011 en de zogeheten
post-referendumvraagstukken tijdig af te ronden.
* Nederland blijft UNMIS steunen om vrede en stabiliteit te
bevorderen.
* Er wordt ingezet op versterking van de overheid in Zuid-Soedan.
* Nederland ondersteunt het streven naar een politieke oplossing en
het veiligstellen van de humanitaire toegang in Darfur.
* Nederland blijft aandringen op respect voor mensenrechten en
versterking van de rechtsstaat.
* Nederland benadrukt het belang van gerechtigheid en dringt aan op
uitvoering van de aanhoudingsbevelen die het Internationaal
Strafhof met betrekking tot Soedan heeft uitgevaardigd.
Hieronder worden deze thema's en de Nederlandse inzet nader uitgewerkt.
Nederland werkt daarbij nauw samen met de EU-partners, de landen van de
Soedan-contactgroep, alsmede de andere getuigen van het vredesakkoord
CPA.
1. Comprehensive Peace Agreement (CPA)
De spanningen tussen de noordelijke National Congress Party (NCP) en de
zuidelijke Sudan Peoples' Liberation Movement (SPLM) lopen op in de
slotfase van het vijf jaar oude vredesakkoord (CPA), dat in juli 2011
eindigt.
Het is van groot belang dat de zelfbeschikkingsreferenda in januari
2011 in Zuid-Soedan en de grensprovincie Abyei vreedzaam verlopen.
Daarbij zijn goede afspraken over de situatie na de referenda
onontbeerlijk. Ongeacht de uitkomst is goed nabuurschap tussen Noord-
en Zuid-Soedan noodzakelijk. De partijen blijven immers wederzijds
afhankelijk. Internationale partners, inclusief Nederland, benadrukken
de eigen verantwoordelijkheid van de NCP en SPLM om tot overeenstemming
te komen.
Momenteel zijn beide partijen aan het onderhandelen over de laatste
openstaande zaken van het CPA:
* grensafbakening;
* de verdeling van gebruik en opbrengsten van natuurlijke
hulpbronnen;
* de verdeling van nationale schulden;
* rechten en nationaliteit voor zuiderlingen in Noord-Soedan en
nomadische stammen die tussen Noord- en Zuid-Soedan trekken.
De onderhandelingen verlopen moeizaam. De NCP heeft veel te verliezen
bij een onafhankelijk Zuid-Soedan en lijkt vooral geïnteresseerd in een
oplossing van de verdeling van olie-inkomsten en schulden en het behoud
van maximale banden met Zuid-Soedan. De SPLM lijkt weinig genegen tot
een compromis voor wegvallende olie-inkomsten voor Noord-Soedan in
geval van afscheiding, zolang er geen oplossing is voor Abyei en andere
omstreden grensgebieden. Nederland is betrokken bij de onderhandelingen
over Abyei. Noorwegen probeert te bemiddelen op het oliedossier.
De positie van het grensgebied Abyei is een van de meest heikele
onderwerpen. Volgens het CPA zal er op 9 januari 2011 ook een
referendum in Abyei plaatsvinden, waarin de bevolking kan kiezen voor
aansluiting bij of Noord- of Zuid-Soedan. De voorbereidingen lopen
achter op schema doordat de partijen nog geen overeenstemming hebben
bereikt over de samenstelling van de Abyei-referendumcommissie en de
definitie van `resident of Abyei'. Het risico bestaat dat de partijen
voor Abyei zullen afwijken van de in het CPA gemaakte afspraken over
het referendum en de door Nederland gefaciliteerde uitspraak over de
grenzen van Abyei van het Permanente Hof van Arbitrage (2009). Het niet
respecteren van de grens en het referendum zou tot instabiliteit en
misverstanden kunnen leiden. Ook moet nog overeenstemming worden
bereikt over de uitvoering van de popular consultations in
Zuid-Kordofan en Blue Nile die moeten worden gehouden voor het einde
van het CPA. De bevolking van deze twee grensgebieden zal zich
uitspreken over toekomstige politieke, administratieve en
grondwettelijke regelingen met de centrale overheid. De gebieden
blijven overigens onderdeel van het noorden. Nederland, als voorzitter
van een internationale werkgroep voor de zogeheten Drie Gebieden,
speelt een ondersteunende rol ten aanzien van CPA-implementatie in
Abyei, Zuid-Kordofan en Blue Nile. Een Nederlandse deskundige adviseert
de partijen over de popular consultations.
De post-2011-onderhandelingen worden gefaciliteerd door het AU
High-Level Implementation Panel (AUHIP) onder leiding van de voormalige
Zuid-Afrikaanse president Mbeki. Nederland zal waarschijnlijk een
juridische expert aan het AU-Panel leveren. De VS heeft ex-ambassadeur
Princeton Lyman aangesteld om deze onderhandelingen te bespoedigen,
door onder andere genormaliseerde betrekkingen met de VS in het
vooruitzicht te stellen indien de partijen voldoende voortgang boeken.
Doel is om overeenstemming te bereiken over cruciale onderwerpen in
geval van afscheiding van Zuid-Soedan. De post-2011 werkgroepen buigen
zich over vier onderwerpen: veiligheid, staatsburgerschap,
internationale verdragen en economie en natuurlijke hulpbronnen.
Nederland levert aan deze werkgroepen een expert met betrekking tot
staatsburgerschap, en biedt juridische en waterbouwkundige expertise op
het gebied van waterproblematiek, in het bijzonder de verdeling van
water in geval van afscheiding.
2. Referendum
De organisatie van het zelfbeschikkingsreferendum voor Zuid-Soedan,
voorzien van 9 tot en met 15 januari 2011, is ernstig vertraagd. Pas
recentelijk zijn een secretaris-generaal en voorzitter van de
Referendum Commissie voor Zuid-Soedan aangesteld en werd bekend dat
kiezersregistratie tussen 15 november en 1 december 2010 plaatsvindt.
Hiermee is een belangrijke stap gezet op weg naar werkelijke
tenuitvoerlegging van het referendum. De krappe planning biedt echter
geen ruimte voor eventuele verdere vertraging.
In de kamerbrief van 25 mei jongstleden werd een opsomming gegeven van
mogelijke scenario's die zich kunnen ontvouwen na het referendum en
eventuele afscheiding. De ontwikkelingen geven geen aanleiding deze
scenario's aan te passen. De internationale gemeenschap zal blijven
aandringen op een vreedzame overgang naar de post-CPA-periode.
Internationale partners dringen er bij beide partijen op aan om zich in
te spannen om het referendum niet te vertragen. Voormalig premier
Balkenende heeft deze boodschap herhaald tijdens de high-level
bijeenkomst over Soedan en marge van de Algemene Vergadering van de
Verenigde Naties (AVVN) op 24 september 2010. Ook de VN Veiligheidsraad
(VNVR), die in oktober jongstleden een bezoek bracht aan Soedan,
benadrukte de noodzaak om het referendum op tijd te houden op basis van
internationale standaarden.
Punt van zorg is onduidelijkheid over de positie van enkele miljoenen
zuiderlingen die in het noorden (voornamelijk rondom Khartoem) wonen.
Als deze onduidelijkheid niet wordt weggenomen, moet in het geval van
afscheiding rekening worden gehouden met een toestroom van zuiderlingen
vanuit het noorden die zich voor een aantal maanden vestigen in het
zuiden om zich daar te registreren, te stemmen en de gevolgen van de
uitkomst van het referendum af te wachten. In het ongunstigste geval
betekent dat de zuiderlingen niet terugkeren naar het noorden en er
permanente oplossingen zullen moeten worden gezocht. Bij het
Abyei-referendum speelt de status van Misseriya-nomaden een cruciale
rol: onduidelijk is of hun tijdelijke verblijf in het zuiden als gevolg
van hun jaarlijkse migratie recht op een stem in het referendum geeft.
De besprekingen hierover laten vooralsnog weinig voortgang zien. Mbeki
zal hier mogelijkerwijs ook een faciliterende rol spelen.
Het door de VN Secretaris-Generaal Ban Ki-Moon ingestelde Referendum
Monitoring Panel onder leiding van de voormalige Tanzaniaanse president
Mkapa heeft tot taak de organisatie van het referendum te monitoren en
aanbevelingen te doen over de organisatie. Medio oktober bezocht het
Panel Soedan en sprak hierbij bezorgdheid uit over de ernstige
vertragingen bij de organisatie, het groeiend wantrouwen tussen de
regeringen van Noord- en Zuid-Soedan, voortdurende onenigheid over het
referendum in Abyei en de vertraging rondom de financiering van het
referendum (donoren en overheid). Nederland draagt EUR 10 miljoen bij
aan het UNDP Basket Fund voor de organisatie van het referendum met
speciale aandacht voor Abyei.
De EU levert op verzoek van de Referendum Commissie voor Zuid-Soedan
binnenkort 30 korte- en 30 langetermijn waarnemers. Zowel het
registratieproces als het referendum zelf zullen worden waargenomen. Er
is nog geen verzoek om het Abyei referendum waar te nemen, aangezien er
nog geen referendumcommissie is benoemd. Nederland streeft er naar dat
ook Nederlanders aan het EU-team worden toegevoegd. In een Memorandum
of Understanding tussen de Soedanese autoriteiten, de VN en de EU zijn
veiligheidsregelingen getroffen teneinde de veiligheid van de
waarnemers te waarborgen.
3. Veiligheidssituatie en UNMIS
Naarmate de datum van het referendum nadert, komt de
veiligheidssituatie in toenemende mate onder druk te staan. Met name in
de grensstreek tussen Noord- en Zuid-Soedan is het aantal
geweldsincidenten toegenomen en is sprake van troepenopbouw door zowel
de legers van Noord- (SAF) als Zuid-Soedan (SPLA). Het intern geweld is
niet tegen VN-personeel of buitenlanders gericht. UNMIS heeft een
aantal hot spots geïdentificeerd langs de noord-zuid grens, met name
rondom Heglig en Bentiu, twee plaatsen die toegang geven tot
olievelden. Het hele traject is sterk gemilitariseerd en er lijkt geen
communicatie tussen SAF en SPLA te zijn. UNMIS heeft conform afspraken
met de Soedanese autoriteiten geen toegang tot Heglig waardoor deze
strategische plaats een blinde vlek is voor de militaire waarnemers.
Alhoewel de eerste verantwoordelijkheid voor bescherming van burgers
bij de lokale autoriteiten ligt, is het ook een belangrijke taak voor
UNMIS. Het is van belang dat UNMIS voldoende toegang krijgt tot alle
gebieden waar geweldsuitbraken plaatsvinden en ontheemden worden
geïntimideerd. De internationale gemeenschap dringt telkenmale bij de
Soedanese autoriteiten aan op vrije toegang.
Vanwege groeiende spanningen en migratiebewegingen in de grensstreek
heeft UNMIS hier meer troepen gestationeerd, waardoor er minder
UNMIS-troepen in de rest van Zuid-Soedan aanwezig zijn tijdens het
referendum. Gezien de situatie en de beschikbare middelen lijkt dit een
logische beslissing. In het kader van de mandaatsverlenging van UNMIS
in april jl. heeft de VNVR besloten dat UNMIS niet de beschikking
krijgt over extra militair personeel (maximum 10.000). Wel wordt circa
600 man extra civiel personeel op tijdelijke basis gerecruteerd en
heeft UNMIS de beschikking over extra materieel, waaronder helikopters.
UNMIS zal de Referendum Commissie voor Zuid-Soedan technische en
logistieke ondersteuning bieden bij de organisatie van het referendum.
De VN denkt zeven tot tien Referendum Support Bases gereed te hebben
voor het referendum.
UNMIS heeft een Referendum Security Plan opgesteld. Daarin staat dat er
drie rapid response teams met logistieke ondersteuning zullen komen.
Tevens zal er een serie militaire oefeningen worden gehouden waarbij
ook de Zuid-Soedanese regering en de humanitaire hulporganisaties
worden betrokken. Ook wordt een communicatiestructuur opgezet die de
samenwerking en informatieuitwisseling tussen de diverse actoren
bevordert. Daarnaast voorziet het plan er in dat de politie-eenheid van
UNMIS training geeft aan de Southern Sudanese Police Services.
Nederland draagt momenteel twaalf militaire waarnemers, vijftien
politietrainers (waarvan elf van de Koninklijke Marechaussee en vier
van de civiele politie) en drie staffunctionarissen bij aan UNMIS. De
beveiliging (force protection) van het Nederlands personeel op de
reguliere teamsites en tijdens patrouilles is in handen van de VN. Het
Nederlands personeel rapporteert rechtstreeks aan het
UNMIS-hoofdkwartier in Khartoem en separaat aan de Nederlandse
militaire Senior National Representative (SNR), die op één van de
teamsites is gestationeerd. Het ministerie van Defensie houdt de
veiligheidssituatie nauwlettend in de gaten. Indien daartoe aanleiding
bestaat kunnen, mede op advies van de SNR en in overleg met UNMIS,
nadere maatregelen worden getroffen om de veiligheid van de Nederlandse
militairen in UNMIS te waarborgen. In het uiterste geval kan worden
besloten om het Nederlandse personeel terug te trekken uit de missie.
4. Situatie in Zuid-Soedan
De regering van Zuid-Soedan heeft in samenwerking met de VN een
prioriteitsplan opgesteld om de kernfuncties van de regering te
versterken tijdens de laatste fase van het CPA en de eerstvolgende
periode erna. De internationale donorgemeenschap, waaronder Nederland,
alsmede de VN hebben tijdens een recente bijeenkomst in Brussel
toegezegd het plan waar mogelijk te ondersteunen middels ombuiging van
reeds gecommitteerde bedragen en het stellen van prioriteiten ten
aanzien van nieuwe programma's. Zoals bekend ondersteunt Nederland,
samen met de zogeheten Joint Donor Partners, de ontwikkeling van
Zuid-Soedan met financiële bijdragen en technische assistentie.
Op 18 oktober jongstleden organiseerden de regering van Zuid-Soedan en
de SPLM een All Parties Conference waaraan 20 politieke partijen,
kerkgenootschappen en maatschappelijke organisaties uit Zuid-Soedan
deelnamen. In het bijzijn van president Kiir tekenden de leiders een
verklaring voor eenheid, verzoening en een tijdig en transparant
referendum. De politieke leiders schaarden zich achter het besluit van
President Kiir om alle militairen en rebellen die zich voor de
verkiezingen van april dit jaar tegen de regering hadden verzet
amnestie te verlenen. Tenslotte kwam men overeen om na de uitslag van
het referendum een constitutionele conferentie te organiseren waaraan
alle politieke partijen mogen deelnemen.
De humanitaire situatie in Zuid-Soedan blijft slecht met meer dan
400.000 ontheemden en meer dan 4 miljoen mensen die afhankelijk zijn
van voedselhulp. Het interne geweld, maar ook de droogte in 2010 en
daaropvolgende overstromingen, hebben voor nieuwe ontheemden gezorgd in
Zuid-Soedan. Ook in 2011 zal levensreddende hulp nodig blijven in
Zuid-Soedan. Humanitaire hulporganisaties bereiden zich momenteel voor
op de situatie na het referendum, die mogelijk gepaard gaat met toename
van geweld, nieuwe vluchtelingen-stromen, terugkerende ontheemden uit
het noorden en beperkte of afgesneden toegang van hulpgoederen via
Noord-Soedan. Prioriteit heeft daarbij de bevoorrading van
hulpgoederen, zoals voedsel, medicijnen, water, sanitatie en
hygiënekits. Ook werkt de VN aan het herstellen van kritieke
infrastructuur, verbeteren van de logistieke capaciteit en het
aanleggen van brandstofvoorraden. Hiertoe heeft de VN een aanvullend
verzoek tot financiering gedaan aan de internationale gemeenschap.
Nederland overweegt een extra bijdrage van EUR 4,5 miljoen, naast de
reeds gecommitteerde EUR 7 miljoen voor humanitaire hulp.
5. Darfur
Een politieke oplossing voor Darfur is nog niet in zicht. De
onderhandelingen in Doha hebben niet geleid tot een proces waarbij alle
gewapende rebellenbewegingen aan de onderhandelingstafel zitten. Op
basis van eerdere overeenkomsten tussen de Soedanese regering en
respectievelijk de Justice and Equality Movement (JEM) en de Liberation
and Justice Movement (LJM) en consultaties met leden van het
maatschappelijk middenveld, heeft AU/VN-bemiddelaar Bassolé een
concept-vredesakkoord opgesteld. Hoop is dat partijen hierdoor worden
bewogen om deel te nemen aan de vredesbesprekingen. Hiertoe heeft
Bassolé zijn toenaderingen tot de JEM, die eerder dit jaar de
onderhandelingen staakte, en de Sudan Liberation Army (SLA) van Abdel
Wahidgeïntensiveerd. Daarnaast ondervindt de JEM druk om te
onderhandelen door de verbetering in verhoudingen tussen Soedan en
Tsjaad. Beide landen spraken af om steun te onthouden aan
rebellenbewegingen op elkaars grondgebied en stelden een gezamenlijk
leger in om de grens tussen Tsjaad en Darfur te monitoren. Dit heeft
geleid tot het isolement van JEM-leider Khalil Ibrahim, die momenteel
in Libië verblijft en niet meer naar Tsjaad of Darfur kan terugkeren.
De humanitaire situatie voor de bevolking van Darfur is het afgelopen
jaar verslechterd door beperkte toegang tot de hulpbehoevende
bevolking. De veiligheid voor delen van de bevolking lijkt weliswaar
iets toegenomen, maar mensen zijn in het algemeen moeilijk te bereiken
met hulp. Er is geweld tussen het Soedanese regeringsleger en gewapende
rebellenbewegingen, met name de JEM en SLA, inclusief bombardementen in
Jebel Marra. Ook zijn er spanningen tussen gewapende groepen onderling
(met name tussen Rizeigat en Misseriya). De humanitaire toegang tot
enkele ontheemdenkampen is eveneens problematisch vanwege geweldadige
incidenten in de kampen Hamadiyaa en Kalma. De Soedanese regering lijkt
voornemens kampen te ontmantelen en IDP's te laten terugkeren danwel te
herhuisvesten. Het is van groot belang toe te zien op de vrijwilligheid
hiervan.
De relatie tussen de Soedanese regering en UNAMID is verder
gecompliceerd, met name doordat vijf kampleiders tijdens de onrust in
Kalma-kamp in augustus en september toevlucht hebben gezocht bij
UNAMID. UNAMID weigerde deze kampleiders uit te leveren aan de
Soedanese autoriteiten zonder garanties dat zij goed zouden worden
behandeld en dat de doodstraf niet op hen zal worden toegepast. UNAMID-
en internationale hulpverleners lopen nog steeds risico, hetgeen wordt
geïllustreerd door de recente kidnapping van UNAMID-medewerkers in
Noord-Darfur. Sinds de start van de missie op 31 December 2007 zijn
meer dan 70 UNAMID personeelsleden omgekomen. Er is geen verandering in
het klimaat van straffeloosheid. Het ontbreken van veiligheidsgaranties
en de beperkte bewegingsvrijheid hebben negatieve consequenties voor de
hulpverlening, met name op het gebied van monitoring en bescherming.
En marge van de AVVN in New York organiseerde Nederland een besloten
bijeenkomst van hoge vertegenwoordigers van Soedan, de VN en betrokken
landen over Darfur. In 2009 initieerde Nederland ook al een dergelijke
bijeenkomst om afspraken te maken op humanitair gebied. Tijdens de
bijeenkomst werd algemeen aandacht gevraagd voor een politieke
oplossing, humanitaire toegang, herstel en wederopbouw waar mogelijk,
en terugkeer of hervestiging van IDP's op basis van vrijwilligheid.
Tevens werd aangedrongen op vrede en gerechtigheid. De Soedanese
regering heeft wederom medewerking toegezegd. Ook de VNVR, die in
oktober jongstleden Noord-Darfur bezocht, sprak bezorgdheid uit over de
situatie. De VNVR riep alle strijdende partijen op om zich bij het
Doha-proces aan te sluiten. De VNVR-leden drongen er bij de Soedanese
autoriteiten op aan het UNAMID mogelijk te maken zijn kernmandaat uit
te voeren, namelijk bescherming van de burgerbevolking en humanitaire
hulpverleners.
Op 19 september bracht de Soedanese regering een nieuwe Darfurstrategie
uit, getiteld "Towards a New Strategy for Achieving Comprehensive
Peace, Security and Development" .Positief is het allesomvattende
karakter van de strategie, waarbij op alle facetten van het conflict
wordt ingegaan. In het verleden werd vaak de nadruk gelegd op een
militaire oplossing. Ook de grotere rol die wordt toebedeeld aan
regionale organisaties en het maatschappelijk middenveld kan worden
verwelkomd. Zorgpunten zijn met name het risico van gedwongen terugkeer
van ontheemden en uitsluiting van buiten Darfur verblijvende spelers
van het vredesproces. Ook legt Nederland de nadruk op een realistischer
kijk op de mogelijkheden voor het herstel van `livelihoods'; veel
ontheemden zullen immers niet terug willen of kunnen keren naar hun
plaats van herkomst. Er moet rekening worden gehouden met urbanisering.
In dialoog met de Soedanese autoriteiten blijft Nederland, samen met
EU-partners, vasthouden aan humanitaire principes zoals vrijwillige
terugkeer en aan herstel van de rechtsorde. Een verschuiving naar
grootschalige wederopbouw zal pas mogelijk zijn als er een alomvattend
vredesakkoord is dat de oorzaken van het conflict adresseert.
6. Mensenrechtensituatie
De mensenrechtensituatie blijft zorgwekkend in alle delen van Soedan.
Er is sprake van willekeurige arrestaties, gevallen van onmenselijke
behandeling, marteling en detentie onder slechte omstandigheden. De
leden van de geüniformeerde diensten genieten tal van immuniteiten en
de veiligheidsdiensten intimideren opposanten van het regime. In
Zuid-Soedan zijn de autoriteiten wegens een zwakke justitiële
infrastructuur onvoldoende in staat om de burgerbevolking tegen tribaal
geweld te beschermen. In Darfur lopen hulpverleners een reëel risico te
worden ontvoerd. De autoriteiten bieden hiertegen geen of onvoldoende
bescherming. De voortdurende cultuur van straffeloosheid is mede een
gevolg van gebrek aan politieke wil om effectieve hervormingen conform
het CPA door te voeren. Nederland blijft aandringen op implementatie
van de aanbevelingen van het AU Panel op het terrein van vrede,
verzoening en gerechtigheid. De Soedanese regering heeft de
aanbevelingen grotendeels aanvaard, zij het met enige reserves ten
aanzien van het voorstel om een hybride (nationaal en internationaal)
rechtbank op te zetten voor de vervolging van oorlogsmisdaden.
Na de verkiezingen van maart dit jaar werd de persvrijheid onder druk
gezet door de veiligheidsdienst NISS, geillustreerd door opschorting
van uitzendingen van BBC Arabic, sluiting van een paar dagbladen en
arrestaties van journalisten. Er bestaat een klimaat van zelf-censuur
onder journalisten. Juist in de aanloop naar de referenda betekent een
belemmerde persvrijheid dat het politieke debat over zelfbeschikking
wordt beperkt. Verdere democratisering, inclusief politieke
participatie van vrouwen op alle niveaus, en verbetering van de
mensenrechten is bovendien cruciaal voor de geloofwaardigheid van de te
houden referenda en vergroot de kansen op een vreedzame overgang naar
de post-CPA periode in Soedan.
Nederland blijft, samen met partners binnen de internationale
gemeenschap, aandacht vragen voor hervormingen in de geest van het CPA
en versterking van het nationale rechtsstelsel van Soedan. Vooral de
ruime bevoegdheden van de veiligheidsdienst beperken de uitoefening van
burger en politieke vrijheden waardoor verdere democratisering wordt
belemmerd. In oktober 2009 werd de Tanzaniaanse rechter Mohamad Chande
Othman aangesteld als onafhankelijke deskundige door de
VN-Mensenrechtenraad. Othman rapporteert aan de Mensenrechtenraad over
de mensenrechtensituatie in Soedan en dringt aan op opvolging van de
aanbevelingen van de VN Group of Experts on Darfur (2007) door de
Soedanese autoriteiten. Zijn mandaat is in september door de
Mensenrechtenraad met een jaar verlengd.
7. Het Internationaal Strafhof
In maart 2009 vaardigde het Internationaal Strafhof een
aanhoudingsbevel uit tegen de Soedanese president Bashir wegens
oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid. In juli 2010 werd
een tweede aanhoudingsbevel wegens genocide uitgevaardigd. Naast
president Bashir is ook een aanhoudingsbevel uitgevaardigd tegen Ahmed
Harun (de gouverneur van Zuid-Kordofan) en Ali Kushaib (voormalig
Janjaweed-militieleider). Zij worden verdacht van oorlogsmisdrijven en
misdrijven tegen de menselijkheid. Drie Darfuri rebellenleiders, allen
verdacht van oorlogsmisdrijven, verschenen reeds vrijwillig voor de
rechters van het Internationaal Strafhof.
Afrikaanse en Arabische bondgenoten van Soedan hebben in de afgelopen
twee jaar -tevergeefs- door middel van verklaringen en resoluties bij
de VN-Veiligheidsraad aangedrongen op opschorting van de zaak tegen
president Bashir op grond van artikel 16 van het Statuut van Rome. Dit
geeft de VN-Veiligheidsraad de mogelijkheid om gedurende een periode
van maximaal 12 maanden vervolging op te schorten. Volgens Nederland
dient het gebruik van artikel 16 te worden beperkt tot de meest
uitzonderlijke omstandigheden, bijvoorbeeld indien daarmee een oorlog
kan worden beëindigd. Hiervan is volgens Nederland onder de huidige
omstandigheden geen sprake.
De internationale verontwaardiging was groot toen president Bashir
afgelopen zomer niet werd aangehouden toen hij zich bevond in Tsjaad en
Kenia, twee statenpartijen bij het Internationaal Strafhof. De EU Hoge
Vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid Ashton
maakte in verklaringen haar afkeuring kenbaar. Tevens werden in
EU-hoofdsteden de Keniaanse ambassadeurs ontboden. Eind oktober was er
sprake van dat Bashir wederom zou afreizen naar Kenia in verband met
een ingelaste top van de Intergovernmental Authority on Development
(IGAD). De rechters van het Internationaal Strafhof vroegen Kenia op 25
oktober jongstleden om uitleg te geven over een mogelijk tweede bezoek
van Bashir aan Kenia. De IGAD-top heeft echter niet plaatsgevonden.
Tijdens de AVVN liet toenmalig Minister-President Balkenende weten dat
verdachten van het Internationaal Strafhof, zoals president Bashir,
niet vrijelijk naar statenpartijen zouden moeten kunnen reizen. Hij
benadrukte dat voor Nederland het Internationaal Strafhof een cruciale
schakel is in de strijd tegen straffeloosheid. Nederland zal andere
landen dan ook met onverminderde kracht blijven aansporen om volledig
samen te werken met het Internationaal Strafhof.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Dr. U. Rosenthal
De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,
Dr. B. Knapen
Ministerie van Buitenlandse Zaken