Vrije Universiteit Amsterdam
Stimulus en taalaanleg in de taalonwikkeling van dove kinderen
* Startdatum: 12-11-2010
* Tijd: 15.45
* Locatie: Aula
* Titel: Auris ipsa loquitur. Stimulus en taalaanleg in de
taalonwikkeling van dove kinderen
* Spreker: prof.dr. M.M.R. Coene
* Onderdeel: Faculteit der Letteren
* Wetenschapsgebied: Letteren
* Evenementtype: Oratie
Al eeuwenlang is de mens geboeid door de vraag wat er nu precies nodig
is opdat een kind tot een normale taalontwikkeling komt. De
geschiedenis heeft een aantal anekdotes over gruwelijke experimenten
waarbij kinderen jarenlang zonder gesproken taalinput opgroeien. Men
dacht zo de mogelijke aangeboren voortbeschiktheid voor taal en de rol
van gesproken taalinput in het taalontwikkelingsproces te kunnen
vastleggen. Dit zegt Martine Coene in haar oratie `Auris ipsa loquitur.
Stimulus en taalaanleg in de taalontwikkeling van dove kinderen'.
Gelukkig zijn we ondertussen zo ver dat we niet langer kinderen in
afzondering laten opgroeien om het mysterie van de taalontwikkeling te
ontsluieren. Vandaag de dag worden 2 0/00 baby's geboren met een zwaar
bilateraal gehoorverlies. In tegenstelling tot de kinderen in de eerder
genoemde experimenten, groeien zij gelukkig niet op in een sociaal
isolement. Dankzij de medische en technologische vooruitgang van de
laatste decennia konden velen van deze kinderen op verschillende
leeftijd toegang krijgen tot gesproken taal dankzij een cochleair
implantaat. Dit maakt het mogelijk om niet alleen de aard van het
menselijk taalvermogen en de rol van het kritische venster hierin te
bestuderen, maar ook wat de invloed van taalstimuli is op de
ontwikkeling van dit vermogen. Analyse van spontane taaldata van deze
kinderen toont aan dat kinderen die geïmplanteerd worden vóór de
leeftijd van 16 maanden de grootste kans maken op een normale
taalontwikkeling: zij hebben een kleinere initiële achterstand en maken
zich het taalsysteem sneller eigen dan kinderen die later werden
geïmplanteerd. Hierdoor lopen ze die kleine taalachterstand zelfs
gedeeltelijk in, aldus Coene.
Dat taal en gehoor onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, wordt
duidelijk wanneer men ook de kwaliteit van de spraakstimuli meeneemt
als factor in het taalontwikkelingsproces. Het is bekend dat
gehoorgestoorden in het bijzonder problemen hebben met de perceptie van
spraak in rumoerige omstandigheden. Of dit perceptueel deficiet een
belangrijke invloed heeft op de verwerving van grammatica bij deze
kinderen is één van de fascinerende vragen die Coene in de nabije
toekomst in vervolgonderzoek wil proberen te beantwoorden.
© Copyright Vrije Universiteit Amsterdam