Rijksvoorlichtingsdienst

NEGEN KANDIDATEN OP VOORDRACHT VOORLOPIGE LIJST WERELDERFGOED

Persbericht van de commissie Herziening Voorlopige Lijst Werelderfgoed

De Commissie Herziening Voorlopige Lijst Werelderfgoed onder voorzitterschap van mevr. J.M. Leemhuis- Stout heeft een advies uitgebracht over potentiële kandidaten namens het Nederlands Koninkrijk voor de UNESCO Werelderfgoedlijst. Negen kandidaten zijn van uitzonderlijke en universele waarde, zijn in staat en bereid om het erfgoed te behouden en te beheren en dragen bij aan het verhaal van het Nederlands Koninkrijk aan de rest van de wereld.

De negen kandidaten die de Commissie Herziening Voorlopige Lijst Werelderfgoed voordraagt als kandidaat zijn:

â- Bonaire Marine Park
â- Koninklijk Eise Eisinga Planetarium
â- Maatschappij van Weldadigheid
â- Nieuwe Hollandse Waterlinie
â- Noordoostpolder
â- Plantagesysteem West Curaçao
â- Sanatorium Zonnestraal
â- Teylers Museum
â- Van Nellefabriek

Het advies van de Commissie Herziening Voorlopige Lijst Werelderfgoed is vanmiddag overhandigd aan staatssecretaris Zijlstra van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De staatssecretaris deed dat mede namens staatssecretaris Bleker van Economie, Landbouw en Innovatie.

In twee gevallen adviseert de commissie het kabinet om te investeren in kandidaten om toekomstige plaatsing op de Voorlopige Lijst mogelijk te maken. Dit zijn:

â- Het Nederlandse deel van de Limes
â- Het eiland Saba

Ook ziet de adviescommissie kansen voor een nog te definiëren kandidaat uit de beweging van de volkshuisvesting omdat dit goed zou passen binnen de gestelde criteria. Op de huidige kandidatenlijst staat nog geen kansrijk project.

Bij de samenstelling van de voordracht voor de Voorlopige Lijst heeft de commissie zorgvuldig gekeken naar de criteria van de UNESCO en de ambitie van Nederland om bij te dragen aan een evenwichtige, representatieve en geloofwaardige lijst van werelderfgoed. West-Europees erfgoed is oververtegenwoordigd op de lijst evenals middeleeuws erfgoed, erfgoed uit de periode van Renaissance tot 1800, christelijk religieuze gebouwen en historische binnensteden. Modern cultureel erfgoed en Caribisch erfgoed staan aanzienlijk minder op de lijst. Het draagvlak en de draagkracht om de erfgoederen in stand te houden zijn van belang bij de voordracht.

De commissie verwacht dat de kandidaten Plantagesysteem Westelijk Curaçao, Teylers Museum en de Noordoostpolder snel gereed zijn om voor een nominatie bij UNESCO in aanmerking te komen.

Aanbevelingen

De commissie doet een aantal aanbevelingen aan het kabinet om de positie van werelderfgoed beter in het bestaande beleid te verankeren:

â- Binnen het reguliere Nederlandse beleid verdient het Werelderfgoed een meer expliciete plaats. â- Maak een keuze over het gebruik van het instrument Voorlopige Lijst als aanmoedigingsinstrument of als eerste stap in het proces van nominatie. â- Wijs voor de komende tien jaar een loket aan waar geïnteresseerde potentiële kandidaten zich kunnen melden. â- Vul de Voorlopige Lijst al eerder dan over tien jaar aan met internationale voordrachten. Dit bevordert de voortgang van internationale samenwerking.

Het verhaal van Nederland

Het advies draagt een bouwsteen aan voor het verhaal van Nederland aan toekomstige generaties. Drie thema's liggen daarbij in elkaars verlengde. Daarin kan, opeenvolgend, steeds meer van het verhaal Nederland worden samengebald: Nederland waterland, Nederland als ontworpen land en Nederland als burgersamenleving.

De commissie

Het Werelderfgoedcomité van Unesco vraagt de lidstaten de Voorlopige Lijst elke tien jaar te herzien. De vorige Nederlandse lijst dateerde uit de jaren negentig. De voormalige bewindslieden van OCW en LNV hebben daarom de Commissie Herziening Voorlopige Lijst Werelderfgoed ingesteld om een Voorlopige Lijst samen te stellen van Nederlandse erfgoederen. De commissie bestaat uit de volgende leden: mevrouw ir. J.M. Leemhuis-Stout (voorzitter), de heer prof. dr. R.P.M. Bak (ecoloog), de heer dr. H. Goedkoop (historicus), de heer prof. ir. D.F. Sijmons (landschapsarchitect) en de heer prof. dr. V.V. Stissi (archeoloog en architectuurhistoricus).

Met het advies rondt de commissie haar opdracht af. Het kabinet streeft ernaar om de voorlopige lijst vóór 1 april 2011 aan te bieden aan het Werelderfgoedcentrum in Parijs. Vervolgens zullen de kandidaten in de loop van de komende tien jaar daadwerkelijk worden genomineerd als Werelderfgoed bij UNESCO. In welke volgorde dat gebeurt bepaalt de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.

Noot voor redacties (