Vlaamse Overheid
groene stroom aan
Vlaamse Regering past steun voor groene stroom aan
Persmededeling van de Vlaamse Regering
vrijdag 12 november 2010
De Vlaamse Regering heeft op basis van een tussentijdse evaluatie
beslist om de steun voor de productie van hernieuwbare energie bij te
sturen. Goed ingeburgerde hernieuwbare energiebronnen zoals
zonnepanelen kunnen het met minder financiële ondersteuning stellen,
terwijl een relatief nieuwe technologie als warmtekrachtkoppeling een
extra impuls krijgt. `Investeringen in hernieuwbare energie moeten
rendabel blijven', onderstreept minister van Energie Freya VAN DEN
BOSSCHE. `Maar met deze beslissing vermijden we oversubsidiëring en dus
overdreven kosten voor de elektriciteitsverbruikers. En voor alle
duidelijkheid: voor bestaande installaties verandert er niets.'
Vlaanderen is goed op weg om de tussentijdse doelstelling van 6 procent
groene stroom in 2010 te halen. Zonnepanelen, windmolens en
biomassacentrales hebben ondertussen hun plaats in ons energiesysteem
verworven. Andere technologieën, zoals vergistingsinstallaties die
stroom produceren op basis van mest of compostering, zijn bezig
hetzelfde te doen. Dat we op de goede weg zijn, heeft alles te maken
met het steunmechanisme voor hernieuwbare energie.
"We moeten hernieuwbare energie dus goed blijven ondersteunen", zegt
minister Van den Bossche. "Maar tegelijk moeten we openstaan voor
enkele terechte kritieken. Zo blijkt uit recente studies dat
zonnepanelen momenteel eigenlijk overgesubsidieerd zijn. Aangezien die
steun wordt doorgerekend in de elektriciteitsprijs, zorgt dat voor
onnodige kosten voor de verbruikers. Daarom zal de steun dalen. Maar
tegelijk zorg ik ervoor dat warmtekrachtkoppeling, een andere
technologie met veel potentieel, een betere ondersteuning krijgt zodat
ze verder kan doorbreken."
Hoe werkt het systeem?
In Vlaanderen wordt de productie van groene stroom ondersteund met
groenestroomcertificaten: per megawattuur geproduceerde elektriciteit
krijgt de producent een certificaat, dat hij vervolgens kan verkopen
aan de leveranciers. Die zijn verplicht om jaarlijks een bepaald
percentage van hun verkochte stroom te dekken met
groenestroomcertificaten. Wie de doelstelling niet haalt, betaalt een
boete. In principe bepaalt het spel van vraag en aanbod in combinatie
met de boeteprijs de uiteindelijke prijs van het certificaat, en dus de
hoogte van de steun.
Voor sommige technologieën, zoals zonnepanelen, geldt er een decretaal
vastgelegde minimumsteun. Als die hoger ligt dan de marktprijs, zijn de
netbeheerders verplicht de bewuste certificaten aan die prijs op te
kopen en verder te verkopen op de markt. De netbeheerders en de
leveranciers rekenen hun netto kost door in de elektriciteitsprijs. Dat
is perfect te verantwoorden, want de groei van groene stroom maakt ons
met zijn allen minder afhankelijk van schaarser en duurder wordende
fossiele energiebronnen. Ook voor onze economie zijn deze sectoren
belangrijk: ze zorgen voor jobs en innovatie.
Maar het is wel essentieel dat de hoogte van de steun afgestemd blijft
op de realiteit. Technologieën die ingeburgerd raken, worden goedkoper
en hebben dus geleidelijk minder steun nodig. Omgekeerd dienen zich
nieuwe systemen van energieopwekking aan die nog een duwtje in de rug
nodig hebben om echt door te breken. Die evolutie heeft voor een aantal
situaties gezorgd waarin grote productie-installaties onverantwoorde
winsten maken op de kap van de modale verbruiker.
Daarom heeft minister van Energie Freya Van den Bossche voor het eerst
in vier jaar een studie laten uitvoeren naar de reële kostprijs van de
diverse productiesystemen van hernieuwbare energie. Op basis daarvan
heeft de Vlaamse regering nu beslist om de minimumsteun voor enkele
technologieën aan te passen. De achterliggende logica is steeds dat de
steun hoog genoeg moet blijven om investeringen aantrekkelijk te
houden, maar anderzijds ook niet te hoog mag zijn om oversubsidiëring
te vermijden.
Wat verandert er?
Voor alle duidelijkheid: de aanpassingen zijn alleen van toepassing op
nieuwe installaties. Voor bestaande productie-eenheden of zonnepanelen
die al in gebruik zijn genomen, verandert deze beslissing niets.
o Voor nieuwe zonnepanelen gaat het steunbedrag sneller omlaag dan
voorzien. Er worden twee categorieën ingevoerd. Voor de hele grote
zonnepanelenparken met een capaciteit van meer dan één megawatt,
vermindert de minimumsteun geleidelijk tot 90 euro, met tussenstappen
van 240, 150 en 125 euro.
Ook voor de installaties kleiner dan één megawatt -degene die gezinnen
en kmo's plaatsen- daalt de steun, maar die daling zal minder drastisch
en veel geleidelijker verlopen. De geplande evolutie ziet er als volgt
uit:
Zoals uit de tabel (in bijlage) blijkt, gaat de eerste aanpassing in
vergelijking met de huidige minimumsteun pas in op 1 april 2011, zodat
er een overgangsperiode voorzien is voor wie investeringen gepland
heeft.
In termen van terugverdientijd, betekent de aanpassing dat een gezin
dat zonnepanelen installeert, zijn investering nu in 8 à 10 jaar zal
terugverdienen, maar wel gedurende twintig jaar certificaten blijft
ontvangen. In de bestaande steunregeling bedroeg de terugverdientijd 5
à 6 jaar.
o Aan de steun voor windenergie en biomassa verandert er niets. De
minimumsteun voor de certificaten van die energiebronnen bedraagt
momenteel 90 euro per megawatt. In realiteit krijgen ze de marktprijs
van ongeveer 107 euro. Dat blijkt nog altijd een billijk bedrag.
o De steun voor steenkoolcentrales die worden omgebouwd om volledig op
biomassa te draaien, gaat naar beneden. Voortaan krijgen die centrales
maar 70 procent meer van de certificaten waarop ze tot nog toe recht
hebben.
o Vergistingsinstallaties die stroom produceren op basis van compost of
mest, krijgen dan weer een iets hogere minimumsteun. Nu ligt dat bedrag
op 90 euro, voortaan wordt het 100 euro.
Wat met warmtekrachtkoppeling?
Voor WKK-installaties, systemen die tegelijkertijd elektriciteit en
warmte opwekken en op die manier energie besparen, worden er
warmtekrachtcertificaten uitgereikt. Ook daar ontstaat er een markt
doordat elektriciteitsproducenten verplicht zijn om jaarlijks een
bepaald percentage energie te besparen via WKK-systemen. Door
tegelijkertijd de quota op te trekken en de gegarandeerde minimumsteun
voor een WKK-certificaat te verhogen, krijgt de technologie een nieuwe
impuls.
"Met deze aangepaste steunregeling hebben we een juist evenwicht
bereikt", zegt minister van Energie Freya Van den Bossche. "Het blijft
zowel voor gezinnen als bedrijven interessant om te investeren in
hernieuwbare energie, maar oversubsidiëring en overdreven winsten
worden weggewerkt. Zo daalt ook de impact op de factuur. En voor
bestaande installaties verandert er niets."