vragen van het lid Bashir (SP)
Geachte voorzitter,
Hierbij doe ik u toekomen de antwoorden op de schriftelijke vragen van
het lid Bashir (SP) over constructies waarbij bedrijven zoals Google
via Nederland massaal belasting ontwijken.
Hoogachtend,
de staatssecretaris van Financiën,
F.H.H. Weekers
Vragen van het lid Bashir (SP) aan de staatssecretaris van Financiën
over constructies waarbij bedrijven zoals Google via Nederland massaal
belasting ontwijken (ingezonden 26 oktober 2010, nr.2010Z15249).
1
Kent u de techniek 1) waarbij inkomsten van bedrijven zoals Google naar
Ierland en vervolgens via Nederland naar Bermuda gaan? Sinds wanneer
bent u van deze constructie op de hoogte?
2
Kunt u deze constructie uitgebreid toelichten? Hoe werkt dit? Van welke
wetten en internationale verdragen wordt hier gebruik gemaakt?
3
Is het waar dat het effectieve percentage winstbelasting dat bedrijven
in het buitenland moeten betalen door de in deze vragen genoemde
constructie verlaagd wordt tot 2,4 procent? Vindt u dit percentage
belasting een eerlijk aandeel vergeleken met wat bedrijven anders
hadden moeten betalen als ze geen gebruik van constructies gemaakt
hadden?
4
Is het waar dat de Nederlandse Belastingdienst een speciale afspraak
gemaakt heeft met een aantal bedrijven waarbij is afgesproken dat
Nederland over 0,2% van de geldstroom die via Nederland loopt
vennootschapsbelasting int? 2) Hoe is deze afspraak wettelijk geregeld?
Kunt u deze regeling toelichten?
5
Hoeveel levert het via Nederland doorsluizen van royalty's de
Belastingdienst in totaal op? Kunt u dit onderbouwen?
Antwoord (vragen 1-5)
Allereerst wil ik opmerken dat het vanwege de geheimhoudingsplicht niet
mogelijk is om in te gaan op de fiscale positie van individuele
belastingplichtigen. In antwoord op de vragen zal ik daarom meer in
algemene zin aangeven waarom Nederlandse vennootschappen een rol spelen
in de concernstructuur van internationaal opererende ondernemingen. Dit
heeft te maken met het feit dat Nederland om verschillende redenen
fungeert als knooppunt in het financiële verkeer. Mijn ambtsvoorganger
is uitgebreid ingegaan op dit aspect in de brief van 26 oktober 2009
(DB 2009/624M).
Het Nederlandse belastingstelsel loopt internationaal gezien in de pas.
De vennootschapsbelasting heeft een tarief van 25,5% voor winst die is
behaald in Nederland. Dit ligt rond het Europese gemiddelde. Ook bevat
het Nederlandse belastingstelsel, net als dat van andere landen, een
aantal elementen waarmee internationale dubbele belastingheffing wordt
voorkomen. In ons geval zijn dat de deelnemingsvrijstelling, het
uitgebreide netwerk van belastingverdragen en de afwezigheid van
bronheffing op uitgaande rente- en royaltystromen. Dit zijn belangrijke
pijlers van ons vestigingsklimaat.
Verder biedt de Nederlandse belastingdienst een grote mate van
zekerheid over de toepassing van fiscale regels. Dit maakt het
aantrekkelijk om zaken te doen in en vanuit Nederland. Die zekerheid
kan alleen worden verkregen als een onderneming een reële aanwezigheid
in Nederland heeft. De Nederlandse belastingdienst geeft zekerheid
vooraf over de vraag of de beloning voor de desbetreffende activiteiten
in Nederland zakelijk is. De kaders hiervoor zijn onder andere
vastgesteld in de besluiten van 11 augustus 2004, nr. DGB2004/1338M, 11
augustus 2004, nr. IFZ2004/124M en 11 augustus 2004, nr. IFZ2004/126M.
Van geval tot geval vindt er een beoordeling plaats. Er is geen beleid
met een vast percentage van 0,2%.
Door deze goede fiscale infrastructuur en het hoge niveau van de
financiële en juridische dienstverlening is Nederland een knooppunt in
het financiële verkeer. Naast belastingopbrengsten zorgt dit voor
werkgelegenheid, onder andere in de financiële en juridische
dienstverlening. De toegevoegde economische waarde is naar schatting
EUR 1,5 miljard per jaar. Ongeveer EUR 1 miljard in de vorm van
belastingen en EUR 0,5 miljard in de vorm van vergoedingen voor
financiële professionals.
Het brengt tegelijkertijd risico's met zich mee. Op bepaalde onderdelen
kan deze opstelling ten aanzien van grensoverschrijdende transacties
als neveneffect hebben dat Nederland wordt opgenomen in
(ontgaans)constructies van buitenlandse bedrijven. Het staat het
desbetreffende buitenland uiteraard vrij om - net als Nederland doet -
via de uitvoering of via antimisbruikwetgeving op te treden tegen
ongewenste ontgaansconstructies. Bovendien loopt Nederland niet weg
voor zijn verantwoordelijkheden op dit punt. Zo verlangt Nederland
eenzijdig van financiële dienstverleningslichamen dat sprake is van
reële aanwezigheid in Nederland en dat reële commerciële risico's
worden gelopen met betrekking tot de door het lichaam uitgeoefende
functies. Voorts worden in de nieuwe bilateraal te sluiten
belastingverdragen in toenemende mate maatregelen opgenomen die
misbruik van deze verdragen voorkomen.
Ook doet Nederland volop mee aan internationale informatie-uitwisseling
en fraudebestrijding. Bovendien heeft Nederland moderne
integriteittoezichtwetgeving, zoals de Wet ter voorkoming van witwassen
en het financieren van terrorisme (WWFT) en de Wet Toezicht
Trustkantoren (WTT).
6
Vindt u het verantwoord dat bedrijven op grote schaal
belastingconstructies opzetten met het doel om miljarden aan belasting
te ontwijken terwijl overheden de broekriem moeten aanhalen?
7
Is het waar dat de Verenigde Staten in het algemeen hebben aangegeven
dat zij belastingconstructies ongewenst vinden?
8
Hebben de Verenigde Staten bij de Nederlandse regering aangegeven dat
zij belastingconstructies die via Nederland lopen ongewenst vinden?
Kunt u dit uitgebreid toelichten?
9
Hebben de Verenigde Staten Nederland verzocht om wetten of verdragen te
wijzigen om belastingconstructies tegen te gaan? Zo ja, wanneer? En
welke wetten of verdragen? Kunt u dit uitgebreid toelichten?
10
Gaat u stappen ondernemen om in het bijzonder de in deze vragen
genoemde constructies tegen te gaan? Zo niet, waarom niet?
11
Welke andere stappen gaat u ondernemen om internationale
belastingconstructies tegen te gaan nu er steeds wildere feiten bekend
worden?
Antwoord (vragen 6-11)
Bedrijven dienen zich natuurlijk te houden aan de wetten en regels in
de diverse landen waar zij actief zijn. De landen hebben de
mogelijkheid hun belastinggrondslag te beschermen met flankerende
antimisbruik maatregelen, zij zullen daarbij waarschijnlijk een
afweging maken tussen grondslagbescherming enerzijds en een
aantrekkelijk vestigingsklimaat anderzijds. De Verenigde Staten hebben
hun eigen afweging gemaakt op dit punt en ze hebben niet aan Nederland
gevraagd om zijn regelgeving aan te passen. Om een dergelijke afweging
goed te kunnen maken is van belang dat landen transparant zijn over hun
regelgeving en dat landen effectief samenwerken bijvoorbeeld op het
gebied van informatie uitwisseling. Nederland maakt in de
belastingverdragen afspraken over informatie uitwisseling, maar ook
over gerechtigdheid tot verdragsvoordelen. Zo is in het
belastingverdrag met de Verenigde Staten een zogenaamde "limitation on
benefits" bepaling opgenomen om te voorkomen dat fiscale constructies
zonder reële activiteiten van de verdragsvoordelen kunnen profiteren.
Daarnaast is Nederland de laatste jaren ook actief geweest om, in lijn
met internationale initiatieven zoals die van de OESO, afspraken te
maken inzake informatie uitwisseling met (voormalige)
belastingparadijzen. Nederland heeft ook een afspraak gemaakt (Tax
Information Exchange Agreement) om informatie uit te wisselen met
bijvoorbeeld Bermuda . Tenslotte kan worden opgemerkt dat Nederland
een actieve rol speelt in diverse internationale fora die een
effectieve samenwerking tussen landen op fiscaal terrein moeten
bevorderen zoals het Global Forum on Transparancy and Exchange of
Information.
1) Bloomberg.com, `Google 2.4% Rate Shows How $60 Billion Lost to Tax
Loopholes', 21 oktober 2010
2) Nu.nl, `Google omzeilt belasting via Nederland', 22 oktober 2010
Bij de evaluatie van de Wet toezicht op trustkantoren is een
inschatting gemaakt wat de positie van Nederland als financieel
knooppunt oplevert, Kamerstukken II, vergaderjaar 2009/2010, 32384;
evaluatie rapport blz. 6.
Tractatenblad 2009, 108-111 en 2009, 231-234, Kamerstukken 32228,
32231, 32234,32236
Ministerie van Financiën