Rijksgebouwendienst


Veenhuizen voorgedragen voor de Werelderfgoedlijst

dinsdag, 16 november 2010

De vroegere koloniën van de Maatschappij van Weldadigheid in Drenthe zijn voorgedragen voor de voorlopige - Nedelandse - lijst van UNESCO Werelderfgoed. De voordracht is een eerste stap op weg naar de plaatsing van Veenhuizen en Frederiksoord op de Werelderfgoedlijst en betekent een steun in de rug voor de verdere gebiedsontwikkeling.

De voorzitter van de commissie die de voorlopige Nederlandse lijst opstelde, Joan Leemhuis-Stout, overhandigde het advies voor de voordrachten voor de Nederlandse lijst op 12 november aan staatssecretaris van OCenW Halbe Zijlstra. Volgens het advies van de commissie voldoen de koloniën Veenhuizen en Frederiksoord in ruime mate aan de criteria van UNESCO.

Behalve de Drenthse koloniën zijn ongeveer veertig andere voordrachten gedaan; 8 zijn er voorgedragen voor de voorlopige lijst. De provincie Drenthe streeft ernaar dat de koloniën in 2018, als ze 200 jaar bestaan, op de Werelderfgoedlijst staan.

De koloniën van de Maatschappij van Weldadigheid kunnen gezien worden als één van de belangrijkste voorlopers van de moderne Europese verzorgingsstaat. In 1818 werd de Maatschappij van Weldadigheid door Johannes van den Bosch opgericht om de toenmalige armen uit de steden werk, onderwijs en medische verzorging te bieden.

Daartoe werden landbouwkolonies gesticht, waar tienduizenden arme stadsgezinnen uit het westen van Nederland een nieuw bestaan vonden. Dit is duidelijk terug te vinden in de gaafheid van de huidige ruimtelijke structuur en van de functies en de gebouwen die het gebied nu kent.

Er zijn in Drenthe destijds twee koloniën opgericht. Het begon met de vrije kolonie in Frederiksoord. In 1823 breidde zich dit uit naar Veenhuizen, dat zich ontwikkelde tot onvrije kolonie. Kenmerkend zijn hier de grote gestichten, die later uitgroeiden tot gevangenissen. Andere dochtervestigingen
van de Maatschappij van Weldadigheid zijn Wortel en Merksplas in België en de Ommerschans.

De kolonie Veenhuizen is aan het eind van de negentiende eeuw overgedragen aan het ministerie van Justitie. De Rijksgebouwendienst beheert de monumentale huizen en gebouwen in dit voormalige Justitiedorp. In het Ontwikkelingsbureau Veenhuizen werkt de Rijksgebouwendienst sinds 2002 met provincie en gemeente samen om passende nieuwe bedrijvigheid voor deze bijzondere monumenten te vinden.