ChristenUnie



Bijdrage Esmé Wiegman begroting Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2011

dinsdag 09 november 2010 12:00

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. Het behandelen van een VWS-begroting in tijden van crisis en bezuiniging is niet eenvoudig. Als er één terrein is waarop mensen heel direct merken dat er veranderingen aan de orde zijn, is het wel in de gezondheidszorg. Het raakt mensen heel direct als behandelingen niet meer worden vergoed of als er een hogere eigen bijdrage wordt gevraagd. De ChristenUnie beseft dat er bezuinigd moet worden, maar de meest kwetsbaren wil de ChristenUnie ontzien. Laat ik ook maar eens het beeld van de trampoline gebruiken, dat prachtige beeld waar de minister-president tijdens de regeringsverklaring op wees. Maar juist trampolines zorgen de laatste jaren voor veel ongelukken en botbreuken. Kinderen komen verkeerd terecht of vallen eraf, en ouders verzuimen vaak een vangnet te plaatsen of de trampoline goed in te graven, om het hoogteverschil te verkleinen. Die indruk wekt het nieuwe kabinet met verschillende zorgvoorstellen ook. Het is prachtig om mensen niet te snel te diagnosticeren en te stigmatiseren, maar de combinatie van verschillende zorgvoorstellen en voorstellen in de sociale zekerheid, zoals het beperken van de huurtoeslag, de zorgtoeslag, bijstand en Wajong, maakt dat klappen hard gaan aankomen bij een groep mensen waarvoor de overheid nu juist een schild dient te zijn. Mensen komen hard terecht naast de trampoline, of met hun voet tussen die akelige veren.

De ChristenUnie is groot voorstander van wettelijke verankering van het pgb. Het gaat om mensen die geïndiceerd zijn en recht hebben op zorg. In veel gevallen is die zorg niet in natura te vinden. Ik had eigenlijk gehoopt, in een nota van wijziging al iets van de voornemens van het nieuwe kabinet terug te zien. Mijn oproep is: laat het pgb, ook in 2011, een volwaardig alternatief zijn. Door een stapeling van bezuinigingsmaatregelen dreigen kleinschalige woonvormen, zoals de Thomashuizen, om te vallen. Mensen met een pgb thuis dreigen onvoldoende zorg te krijgen. Graag krijg ik op dit punt een reactie.

De bezuinigingsvoorstellen voor de AWBZ zijn klassiek: beperking van de contracteerruimte en uitvoerring door zorgkantoren via inkoopbeleid. En dat, terwijl er een duidelijke Kameruitspraak ligt. Wij zouden de kaasschaaf niet meer gebruiken. Geef zorgkantoren daarom spelregels mee voor de manier van bezuinigen die vernieuwend en verruimend zijn en die uitgaan van de eigen regie van mensen. Voor wij het weten zitten wij anders weer in rampzalige zorgkantoorideeën van minutenregistraties en andere demotiverende werkwijzen op de werkvloer. Daarom stel ik voor: terugdringing van bureaucratie gepaard laten gaan met vermindering van de administratievelastendruk, maar ook: ga aan de slag met proefregio's, waar zorgkantoor, patiëntenorganisaties en zorginstellingen in samenwerking ruimte krijgen om met het budget andere dingen te doen en zelf keuzes te maken in het beperken van de zorguitgaven. In deze overlegvorm komt het meer aan op samenwerking en afstemming dan op concurrentie en het elkaar aftroeven op euro's. Graag krijg ik een reactie op deze voorstellen.

Het nieuwe kabinet stelt voor, gehandicaptenzorg voor cliënten met een IQ boven de 70 te schrappen. Als dit vanuit nobele, zorginhoudelijke ideeën werd voorgesteld, zou dit de moeite van het bespreken waard zijn geweest, maar het is gepresenteerd als een bezuinigingsvoorstel.

Het staat ook haaks op onze ideeën over het verdergaan op de weg van ICF-classificatie. Graag een reactie.

Van het voorstel om alle dagbesteding en begeleiding naar de Wmo over te hevelen, is de ChristenUnie geen voorstander. Voor ouderenzorg zie ik die mogelijkheden wel, maar voor gehandicapten niet. Gemeenten zullen onvoldoende in staat zijn om met specifieke beperkingen rekening te houden. Als het gaat om de doelgroep in verslavingszorg en psychiatrie zou ervoor gekozen kunnen worden om zorg te construeren en te organiseren vanuit de centrumgemeenten, maar hoe stelt de staatssecretaris zich dit voor? Het is mooi als een overheid zich kan terugtrekken, omdat mensen voldoende in hun recht staan om zelf een plek in de samenleving in te kunnen nemen. Dat lukt echter vaak niet zonder de steun van organisaties van patiënten en familieleden. In 2010 is uitvoering gegeven aan een motie voor aanvullende financiering voor Platform VG en Platform GGZ. Voor het jaar 2011 is dat niet het geval. Mijn vraag is of de minister van plan is om dat alsnog te doen.

Dit jaar wil ik voor één doelgroep bijzondere aandacht vragen, namelijk mensen met een gehoorbeperking. Juist deze beperking zorgt voor problemen om mee te kunnen doen in de maatschappij. Met communicatie staat of valt alles. Erkenning van de Nederlandse gebarentaal vormt een belangrijke voorwaarde en dovenorganisaties zijn van groot belang voor het versterken van deze groep. Juist dovenorganisaties zijn echter moeilijk onder de huidige subsidieregels van PGO-organisaties te brengen. Ik heb hier een notitie, waarin ik verschillende voorstellen doe om de positie van doven te versterken en de Nederlandse gebarentaal te erkennen. Die overhandig ik graag aan het kabinet. Graag hoor ik van het nieuwe kabinet een reactie op deze notitie.

De voorzitter: Ik zie dat u voldoende exemplaren hebt voor de collega's. Ik zal ervoor zorgen dat het kabinet de notitie krijgt en ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

**

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. Dan kom ik op de jeugdzorg. In oktober 2008 heeft de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport besloten om het suïcidepreventiebeleid aan te scherpen en te streven naar een jaarlijkse reductie in suïcides van 5%. Als onderdeel van dit beleid wordt de exploitatie van 113Online tot 1 april 2011 gefinancierd. Tot op heden was 1,3 mln. opgenomen voor suïcidepreventie in de begroting van het ministerie van VWS voor 2011. Wij waren onaangenaam verrast door de aankondiging in de nota van wijziging dat het voor suïcidepreventie gereserveerde bedrag in 2011 terug zou worden gebracht naar nul. Ten tijde van de start van 113Online was het uitgangspunt dat de Zorgverzekeringswet op korte termijn zodanig aangepast zou worden dat de werkzaamheden van 113Online binnen korte tijd door zorgverzekeraars vergoed zouden kunnen worden. De huidige wetgeving biedt nog onvoldoende mogelijkheden voor de bekostiging van anonieme e-hulp door zorgverzekeraars. Daarom heeft mijn fractie met steun van verschillende collega's een amendement ingediend. Graag gaat mijn fractie met de staatssecretaris snel aan de slag om de nodige veranderingen in de jeugdzorg door te voeren. Mijn vraag is daarom wanneer we de eerste voorstellen kunnen verwachten. Weet ondertussen wel dat mijn fractie weinig voelt voor een eigen bijdrage in intramurale jeugdzorg.

Mevrouw Smilde (CDA): Ik wil nog een vraag stellen aan mevrouw Wiegman over haar amendement. Moet ik uit dit amendement opmaken dat de enige reden dat het nog niet gelukt is met de subsidiëring in het feit ligt dat het niet wettelijk geregeld is in de Zorgverzekeringswet? Mijn tweede vraag is: wat heeft 113Online zelf gedaan om subsidies te krijgen?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. Dit amendement wijst op de afspraken die gemaakt zijn toen men van start ging. Dat gebeurde met de belofte dat dit heel snel opgenomen zou gaan worden in de Zorgverzekeringswet. Dat is niet gebeurd. We zitten te wachten op een evaluatie. Daarom zie ik dit ook echt als iets tijdelijks. Mijn fractie is ook geen voorstander van projectsubsidies, maar dan vind ik wel dat we een en ander in een vloeiende lijn in elkaar moeten laten overgaan. We moeten dit niet voorafgaand aan een evaluatie al stopzetten, terwijl we de zaak nog niet goed geregeld hebben in de wet. Vandaar dit amendement, dat vooral een tijdelijk karakter heeft en zeker niet beoogt om een en ander structureel langs deze weg te regelen.

Dan de ouderenzorg. Mij verbaast dat in het hele hoofdstuk over ouderenzorg de begrippen mantelzorg en vrijwilligerswerk ontbreken. Frits de Lange, hoogleraar ethiek aan de Universiteit in Kampen, stelt in een kritische bijdrage enkele weken geleden in Trouw terecht dat ouderen niet als willoos voorwerp van compassie moeten worden bejegend, maar als mondige burgers. Juist als we tekortkomingen constateren in liefdevolle aandacht en in zomaar dagelijks naar buiten kunnen gaan, is versterking van sociale netwerken rondom ouderen van het allergrootste belang.

Marian Caljouw, voorzitter van V&VN, benadrukt dat wij ons denken moeten veranderen van zorgen voor naar zorgen met, waarbij de rol van familie en mantelzorgers de nadruk moet krijgen. Maar ook een initiatief als SOlink verdient ondersteuning. Deze stichting verbindt studenten die huisvesting zoeken aan eenzame ouderen en gehandicapten die een huisgenoot erg op prijs zouden stellen. Maar veel zorgorganisaties zien Stichting SOlink als een concurrent en zijn vaak niet bereid om samen te werken. Het zou geweldig helpen als deze staatssecretaris ook de Sociale Verzekeringsbank motiveert om overeenkomsten zodanig vorm te geven dat er sprake is van een heldere zakelijke relatie tussen de oudere en de jongere. Graag een toezegging op dit punt.

Mevrouw Uitslag (CDA): Heel mooi wat mevrouw Wiegman zegt over V&VN en voorzitter Marian Caljouw. Zij geeft aan dat het belangrijk is om met mantelzorgers ook samen te zorgen met. Is mevrouw Wiegman het eens met de CDA-fractie dat wij ook de vrijwilligers een heel nadrukkelijke positie moeten kunnen geven in de huidige zorgverlening, meer dan nu?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ja, absoluut. Als antwoord helpt misschien ook nog even het bruggetje om nog eens even te verwijzen naar alle voorstellen die mijn fractie volgens mij vorig jaar bij de begroting heeft gedaan om ook vrijwilligerswerk te versterken. Daarom valt het mij zo tegen dat ik daar zo weinig van terugzie in het coalitieakkoord.

Mevrouw Uitslag (CDA): Dan kan ik concluderen dat de ChristenUnie het eens is met het CDA om te kijken hoe wij de vrijwilligerspositie kunnen versterken in de bestaande professionele hulpverlening en dat wij misschien ook samen kunnen kijken hoe wij de wetgeving zo kunnen vormgeven dat belemmeringen voor vrijwilligers worden weggenomen, zodat zij ook daadwerkelijk onderdeel kunnen uitmaken van die zorg.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ja, dat lijken mij goede ideeën. Ik zou ook deze nieuwe bewindspersonen de tip willen geven: pak de notitie over vrijwilligerswerk van de ChristenUnie van vorig jaar er nog eens even bij, dat helpt wellicht een handje. Dan hoeft het wiel ook niet opnieuw te worden uitgevonden.

De ChristenUnie vraagt ook aandacht van de minister en de staatssecretaris voor de vrijwillige mentor, die opkomt voor de belangen van mensen die wilsonbekwaam zijn. In 2005 is besloten om te investeren in het ontwikkelen van vrijwillig mentorschap. Uiteindelijk zou door een wetswijziging de cliënt de kosten voor de mentor moeten betalen. Tot die tijd zou het Rijk op projectbasis een financiële bijdrage leveren. Maar voor 2011 wordt geen nieuwe subsidie toegekend, terwijl de aangekondigde wetswijziging die het vergoeden van de kosten door de wilsonbekwame cliënt mogelijk maakt ook nog niet is doorgevoerd. De ChristenUnie stelt daarom voor, de vroegtijdige afbouw twee jaar uit te stellen, waarna de kosten door de dan aangenomen wetswijziging grotendeels worden opgebracht uit de cliëntenbijdrage. Graag een reactie op dit punt.

Kinderartsen en gynaecologen hebben een nieuwe richtlijn opgesteld om vroeggeborenen vanaf 24 weken te behandelen. Bijzonder hoe vooruitgang is geboekt met medische technieken, hoewel er natuurlijk altijd ook zorgen zijn als een kindje zo vroeg wordt geboren. Maar als de behandelgrens 24 weken wordt, kan die toch niet samenvallen met de abortusgrens, waarvoor diezelfde 24 weken geldt? Het antwoord van de minister-president tijdens de algemene politieke beschouwingen is onbevredigend. Misschien dat in de praktijk veelal de 22-wekengrens wordt gehandhaafd, maar dat is lang niet altijd zo. Zo blijkt uit cijfers, maar ook uit een reportage van Nieuwsuur. De overheid dient duidelijke wettelijke termijnen te stellen. De ChristenUnie stelt daarom voor de abortusgrens bij achttien weken te leggen. Op deze manier wordt niet alleen rekening gehouden met de nieuwe behandelmogelijkheden van premature baby's, maar kan de 20-wekenecho ook echt de functie krijgen om de zorg voor moeder en kind rondom zwangerschap en bevalling te verbeteren, vooral ook als er sprake is van ernstige aandoeningen of complicaties.

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD): Ik moet het even goed formuleren, want dit is altijd een heel precair onderwerp. De VVD-fractie heeft zich altijd heel erg bereid getoond om te kijken naar wat de medische wetenschap op een bepaald moment vindt van dit onderwerp, zodat er een goede balans kan zijn tussen het zelfbeschikkingsrecht van vrouwen en de levensvatbaarheid van het kindje waar het om gaat. Op dit moment is er weer een maatschappelijke discussie over gaande, waarbij de laatste evaluatie van de wet wel is uitgezocht maar geen aanleiding gaf tot discussie. Is de juiste plek van behandeling van dit thema de begroting, of zouden wij het hier kunnen benoemen en het in een volwaardig debat kunnen bespreken? Ik vind dit wel een onderwerp dat breder zou kunnen worden besproken, zeker ook gezien de voortschrijdende medische inzichten.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Dat zou ik heel graag willen doen. Waar het mij vanavond in ieder geval wel om gaat, is het volgende bij de minister neer te leggen. De richtlijn om eerder te gaan behandelen, is opgesteld, maar ik heb begrepen dat nu ook nog wordt gewacht op een reactie van de minister op wat er gaat gebeuren met die richtlijn, omdat ook - heel praktisch - de opvangcapaciteit van ziekenhuizen daarop berekend moet zijn, opdat die vroeggeboren baby's ook daadwerkelijk kunnen worden behandeld, die zorg voorhanden is en dit goed geregeld is.

Dat is volgens mij echter niet het enige punt dat de aandacht van de minister verdient. Er zal ook aandacht moeten zijn voor de vraag hoe wij omgaan met de abortusgrens op 24 weken. Die discussie wil ik graag zorgvuldig voeren. Het lijkt mij erg goed als de minister eerst eens met een reactie komt op de richtlijn over de grens op 24 weken om te gaan behandelen.

Mevrouw Smilde (CDA): Ik sluit mij aan bij de opmerking van mevrouw Venrooy; misschien moeten wij hierover op een ander moment eens wat nader debatteren. Ik heb op dit moment echter toch een vraag. Mevrouw Wiegman pleit ervoor om de abortusgrens naar achttien weken te verleggen. Hoe denkt mevrouw Wiegman daarbij over de mogelijkheid voor de ouders om nog een afweging te maken? De termijn voor de twintigwekenecho is niet voor niets gesteld. Stel dat ouders bij de echo een kindje zien dat ernstige afwijkingen heeft. Dan moeten zij die afweging toch kunnen maken? Als mevrouw Wiegman dan de abortusgrens op achttien weken legt, hebben ouders de mogelijkheid niet meer om die afweging te maken. Hoe ziet mevrouw Wiegman dat voor zich?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Mevrouw Smilde herinnert zich misschien dat ik al vaker over de twintigwekenecho heb gesproken, ook vanwege de abortustermijn. Toen de twintigwekenecho werd ingevoerd, werd heel nadrukkelijk gezegd dat zo'n echo op dat moment belangrijk is en dat men zich daardoor goed kan voorbereiden op eventuele complicaties tijdens de zwangerschap en mogelijke aandoeningen bij de geboorte van een kindje. Door de twintigwekenecho weten zorgverleners heel goed: deze vrouw moet in het ziekenhuis bevallen, want we moeten met de beste zorg klaarstaan en wellicht kunnen we tijdens de zwangerschap al gaan behandelen. Als de abortusgrens op achttien weken wordt gelegd terwijl de twintigwekenecho wordt gehandhaafd, kan men zich volledig richten op het verlenen van goede zorg. Mocht er bij de twintigwekenecho een aandoening worden geconstateerd die volgens artsen niet met het leven verenigbaar is -- ik denk dat wij die gevallen allemaal wel kennen -- dan moet daarover goed worden gesproken. Moet de zwangerschap verder worden uitgedragen? Wat betekent de uitslag voor het moment dat zo'n kindje ter wereld komt? Wat betekent dit voor het afscheid nemen van een kindje? Op die vragen moet de zorg worden gericht.

Mevrouw Smilde (CDA): Dat ben ik op zich wel met mevrouw Wiegman eens, maar wij beginnen op dit moment uiteraard niet bij nul. Wij zitten in een situatie waarin de abortusgrens hoger ligt dan de twintig weken. Mevrouw Wiegman legt de grens nu willens en wetens onder de twintig weken. Daarmee ontneemt zij ouders, gegeven de huidige situatie, de mogelijkheid de afweging te maken om de zwangerschap niet uit te dragen. Mevrouw Wiegman neemt eigenlijk voor ouders het besluit om de zwangerschap beslist uit te dragen. Daar ligt mijn punt

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik stel niet zomaar de abortusgrens ter discussie. Ik zie echt de aanleiding in de levensvatbaarheid van vroeg geboren kinderen. Ik denk dat we gewoon met elkaar moeten stellen dat de 24-wekengrens bij abortus nog uit de jaren tachtig stamt. Toen waren de ideeën over levensvatbaar heel anders dan nu. Ik vind dus dat wij daar eerlijk naar moeten kijken. Wat is de functie van de twintigwekenecho? Er zijn mij situaties voorgelegd, bijvoorbeeld van een kindje dat een aandoening heeft die niet met het leven verenigbaar is. Er kan dan zelfs een situatie ontstaan waarbij het verder vorderen van een zwangerschap een risico oplevert voor de moeder. In zo'n situatie kan er uiteraard voor worden gekozen om de geboorte al vroeger in te zetten. Op die manier geef je ruimte voor goede zorg, wordt het leven van de moeder niet in gevaar gebracht en kan ook goede zorg worden verleend bij het afscheid nemen van een kindje dat uiteindelijk niet kan leven. In zo'n situatie heb je het volgens mij niet meer over abortus, maar over het niet levensvatbaar zijn van een kindje en over mogelijke risico's en complicaties gedurende de zwangerschap na de twintig weken.

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD): Wij bepalen deze grens niet hier met elkaar in de Kamer, maar wij volgen daarbij ook de medische wetenschap. Als er op dit moment aanleiding is om over deze grens te discussiëren, dan stel ik voor om dat hier wel te benoemen, maar het onderwerp in een separaat debat te bespreken. Wij moeten de stand van zaken met elkaar nader belichten, temeer daar er net een evaluatie heeft plaatsgevonden.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Daarmee ben ik het van harte eens. Ik zie de voorstellen van de minister tegemoet. Daarbij moet aan de orde komen hoe het zit met het eerder behandelen van vroeg geboren baby's. Dat was de aanleiding.

Het is inderdaad zoeken. Ik kan me zo voorstellen dat wordt gezegd dat die termijnen niet kunnen samenvallen. Stel je echter voor dat je de termijn op 22 weken stelt. Daarmee kun je de druk extra opvoeren. Dan creëer je een bepaalde spanning tussen de twintigwekenecho en de 22 wekengrens. Daarvan kan ik me ook voorstellen dat wordt gezegd dat er iets niet klopt. Nogmaals, ik zal dit debat graag verder voeren. Daarvoor lijkt mij de reactie van de minister op de kwestie van de behandeltermijn van vroeggeborenen wel erg belangrijk.

Voorzitter. Ik stel nog een vraag: hoe staat het met de uitvoering naar aanleiding van mijn amendement van twee jaar geleden met betrekking tot de structurele verbetering van de opvang van tienermoeders? Er is onderzoek ingezet en ik ben erg benieuwd of dat inmiddels is afgerond.

Ik ben erg blij dat de zogenaamde verplichtingenpauze voor palliatieve zorg is opgeheven. Ik vind wel dat de zorg van de minister niet in de eerste plaats de begroting zou moeten betreffen als het gaat om de palliatieve zorg, maar vooral gericht moet zijn op het structureel inbedden van palliatieve zorg in het geheel van de zorg. Er wordt naar de staatssecretaris gekeken; ik verwacht dan ook van haar een reactie op dit punt.

De zorgvoorstellen van het nieuwe kabinet getuigen van weinig echte hervormingen. In plaats van een gevoel van opluchting leeft bij de ChristenUnie vooral de zorg dat premies de komende jaren alleen meer zullen oplopen en de rekening dus bij de burger en vooral de meest kwetsbare burger komt te liggen. Wij ontkomen niet aan striktere afwegingen over wat in het basispakket moet worden opgenomen en over het afremmen van onnodig gebruik van zorg. Door preventie moet veel meer worden voorkomen dat mensen onnodig ziek worden als gevolg van hun leefgedrag. Daarom stel ik tot slot deze vraag: wat gaat dit kabinet doen om te voorkomen dat zorgpremies verder zullen oplopen?

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD): Als het gaat om bezuinigingen en dergelijke markeer ik toch even het punt dat er een begroting voorlag die nog onder het regime van het oude kabinet is opgesteld, waarin ook de ChristenUnie was vertegenwoordigd. Nu doen wij wel heel veel investeringen die ook betrekking zullen hebben op de meerjarenbegroting die wij nu gaan behandelen. In dat kader kom ik even terug op de vragen van mevrouw Wiegman met betrekking tot het pgb. Die maatregelen komen toch ook uit de begroting waaronder ook haar partij, toen zitting hebbend in het kabinet, een handtekening heeft gezet?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik sta hier heel eerlijk. Ik ben blij dat die maatregel wordt afgekondigd en dat het pgb wettelijk wordt verankerd. Volgens mij zal daaruit echter automatisch moeten voortvloeien dat er in 2011 het een en ander gaat gebeuren waardoor het ook werkelijk mogelijk wordt. Ik kan eerlijk zeggen dat ik bij de voorbereiding niet blij was met de teksten die ik al in de begroting vond. Met name toen daarna berichten naar voren kwamen dat wij nog in afwachting zijn van nadere informatie over de zzp-indicatie voor pgb's, was het voor mij wel lastig. Ik kan heel eerlijk zeggen dat ik toen bezig was met een amendement en dacht: laten wij als eerste slag in ieder geval het pgb onder de AWBZ-contracteerruimte brengen, zodat wij nu al de hele AWBZ-pot eerlijk verdelen onder mensen met zorg in natura en mensen met een pgb. Ik heb daarover feitelijke vragen ingediend. Daarop kreeg ik antwoorden met de strekking: het kan niet en het lukt niet, onder meer van Bureau Wetgeving. Ik zie weinig ruimte. Daarom doe ik echt een appel op dit nieuwe kabinet, dat met allerlei nota's van wijziging op andere gebieden laat zien dat het met gemak overal een streep doorheen kan zetten. Ik heb er daarom het volste vertrouwen in dat deze nieuwe bewindslieden het niet laten gebeuren dat het pgb in 2011 zo veel schade gaat oplopen dat wij op het moment dat eindelijk de wettelijke verankering voor elkaar wordt gemaakt, op 10-0 achterstand staan.

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD): Dat vind ik heel goed om te horen. Ik ben daar heel blij mee. Ik denk ook dat het appel van de Kamer in de richting van de staatssecretaris helder is op dit punt. Ik ben benieuwd wat de reactie zal zijn. Ik heb overigens veel vertrouwen in de beantwoording door de staatssecretaris morgen. Aan de fractie van de ChristenUnie stel ik nog deze vraag. Als het gaat om oplossingen, kan mevrouw Wiegman dan niet alleen kijken naar het repareren van bijvoorbeeld de 3%, maar ook kijken naar mogelijkheden om het persoonsgebonden budget beschikbaar te houden voor de langdurige zorg, de levensbrede, levenslange zorg? Haar zorgen daarover begrijp ik wel. Zijn de voorstellen die ik in mijn bijdrage heb gedaan om bijvoorbeeld te kijken naar de mogelijkheid van een indirecte weg, hoeveel pijn dat ook doet, bespreekbaar voor de ChristenUnie-fractie?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ja, en vooral ook omdat ik nog veel te vaak hoor dat mensen niet eens zelf kiezen voor een pgb, maar dat het zorgkantoor het gewoon vertikt om deze mensen door te verwijzen naar zorg in natura en hen in plaats daarvan naar een pgb schuift. Er zijn met het pgb nu zo veel dingen dubbel en zo oneerlijk. Er is nog iets waarmee ik moeite heb. Je kunt wel allerlei maatregelen nemen om te bezuinigen op het pgb, maar het gevolg zal natuurlijk zijn dat deze mensen zorg in natura gaan gebruiken, waarvan wij weten dat het vaak veel duurder is. Het pgb is namelijk relatief goedkope zorg, omdat mensen daarvan zo ontzettend effectief gebruikmaken.

Esmé Wiegman