Rijksoverheid
Kamerstuk: Nota van wijziging | 18-11-2010 | VenJ
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht
32 169 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het beperken van
de mogelijkheden om een taakstraf op te leggen voor ernstige zeden- en
geweldsmisdrijven en bij recidive van misdrijven
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I, onderdeel C, vervalt het derde lid van artikel 22b.
B
Na artikel I, onderdeel C, wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
Ca
In artikel 22g, eerste lid, wordt «kan het openbaar ministerie de tenuitvoerlegging van de
vervangende hechtenis bevelen» vervangen door: beveelt het openbaar ministerie de
tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis.
Toelichting
Onderdeel A
Het kabinet staat een daadkrachtige bestrijding van ernstige zeden- en geweldscriminaliteit
voor. Dergelijke misdrijven zijn niet alleen zeer ingrijpend en traumatisch voor de
slachtoffers en hun naaste omgeving, met name als het toegebrachte leed onherstelbaar is,
maar zij raken ook in brede zin het vertrouwen in de rechtsorde en de veiligheidsbeleving
van burgers. De bescherming van de samenleving tegen de daders maakt toereikende
straffen en maatregelen daarom noodzakelijk. De taakstraf is in de visie van het kabinet een
geschikte straf voor naar verhouding lichte strafbare feiten. Het opleggen van een taakstraf
vormt geen toereikende bestraffing van ernstige zeden- en geweldsmisdrijven. Een dergelijk
bestraffing voldoet niet aan de eisen die, gelet op de ernst van het delict, met het oog op
vergelding en het voorkomen van nieuwe strafbare feiten in de toekomst, moeten worden
gesteld. Het derde lid van het voorgestelde nieuwe artikel 22b van het Wetboek van
Strafrecht voorziet in de mogelijkheid om in geval van veroordeling wegens een ernstig
zeden- of geweldsmisdrijf toch een taakstraf op te leggen, op voorwaarde dat deze wordt
gecombineerd met een (al dan niet voorwaardelijke) vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende
maatregel. Het kabinet acht het niet passen bij het karakter van de taakstraf dat deze toch
zou kunnen worden opgelegd in geval van een veroordeling wegens een ernstig zeden- of
geweldsmisdrijf, zoals bedoeld in het onderhavige wetsvoorstel. Voorgesteld wordt daarom
het derde lid van het nieuwe artikel 22b te schrappen.
Onderdeel B
Het niet of niet naar behoren verrichten van een taakstraf door de veroordeelde dient
gevolgd te worden door een bevel tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis. In
de visie van het kabinet is het niet aan het openbaar ministerie om van een dergelijk bevel af
te zien. Dat volgt ook uit artikel 22d, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Daarin is
aangegeven dat de rechter in het vonnis waarbij een taakstraf wordt opgelegd, beveelt dat
voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet (naar behoren) verricht, vervangende
hechtenis zal worden toegepast. Voorgesteld wordt daarom in het eerste lid van artikel 22g van
het Wetboek van Strafrecht te schrappen dat het openbaar ministerie de tenuitvoerlegging
van de vervangende hechtenis kan bevelen.
Mocht de veroordeelde van mening zijn dat er uitzonderlijke omstandigheden aanwezig
zijn die rechtvaardigen dat het bevel tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis
niet wordt gegeven, dan kan hij een bezwaarschrift tegen het bevel van het openbaar
ministerie indienen bij de rechter op grond van artikel 22g, derde lid.
De Minister van Veiligheid en Justitie,
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,