Rijksoverheid


Verzamelbrief gemeenten november 2010

Dit is de eerste Verzamelbrief die u van mij, Paul de Krom, ontvangt in mijn functie als staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Mijn takenpakket omvat veel aspecten van het terrein van werk en inkomen waarin gemeenten een belangrijke rol spelen, zoals bijstandsbeleid, Wajong/Wsw, reintegratie, handhaving, armoede en schuldhulpverlening. Ook het overleg met de VNG hoort hier bij. Ik hoop op een goede samenwerking met u allen! De Verzamelbrief bevat deze keer informatie over de volgende onderwerpen: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Verdeling middelen jeugdwerkloosheid BES-eilanden en WWB Categoriale bijzondere bijstandsverlening Evaluatie WIJ Bijeenkomst: (On)Mogelijk? ­ het bereiken van niet-melders WIJ SVB, gemeenten en AIO ­ re-integratie jongere partner SVB, gemeenten en AIO ­ verrekening van terugvorderingen Integrale Rapportage Handhaving 2009 Kernkaart Werk en Bijstand vernieuwd

10. Project schuldpreventiewijzer 11. IPW ­ Rotterdam: armoedebestrijding onder zelfstandigen 12. IPW ­ Deventer: vraaggericht activeren

Pagina 1 van 13


1.

Verdeling middelen jeugdwerkloosheid
Onze referentie RUA/RB/2010/20886

Het Actieplan Jeugdwerkloosheid kent een looptijd over de jaren 2009, 2010 en 2011. Voor 2011 is er voor de regio's nog 23 miljoen beschikbaar. De verdeling van de middelen (2e tranche 2010) is gebaseerd op de resultaten van twee tertalen (3e tertaal 2009 en 1e tertaal 2010). Deze werkwijze wordt voortgezet. De verdeling van de middelen voor 2011 wordt eveneens gebaseerd op de resultaten van twee tertalen: het 2e tertaal 2010 en 3e tertaal 2010. Over het derde tertaal 2010 wordt gerapporteerd medio februari 2011. De verdeling van de 23 miljoen kan dan medio maart 2011 worden bepaald en daarna via het ministerie van BZK (decentralisatie uitkering) worden verdeeld over de regio's.


2.

BES-eilanden en WWB

Per transitiedatum 10-10-10 zijn de Nederlandse Antillen opgeheven en maken de eilanden Bonaire, Saba & Sint Eustatius als openbare lichamen deel uit van het Nederlandse staatsbestel. Het uitbreiden van het toepassingsbereik van de Europees Nederlandse sociale zekerheid naar de BES-eilanden past niet binnen de huidige sociaal-economische omstandigheden van deze Caribische regio. Ook de Wet werk en bijstand (WWB) is niet van toepassing op de BES-eilanden. Op de BES-eilanden bestaat een voorziening voor onderstand van overheidswege die voortkomt uit de bestaande praktijk (Stb. 2010, 372). De toegang tot die voorziening staat primair open voor ingezetenen van de BES-eilanden. Voor nadere informatie over de verlening van onderstand op de BES-eilanden wordt verwezen naar de informatie van de Rijksdienst Caribisch Nederland op de volgende website: www.rijksdienstcn.com. De BES-eilanden blijven ook voor de toepassing van de WWB (of voor de toepassing van elke andere sociale zekerheidsregeling in het Europese deel van Nederland) gewoon buitenland. Verblijven of werken op de BES-eilanden is voor de toepassing van de Nederlandse sociale zekerheidswetten gelijk aan verblijven of werken in het buitenland. Uit artikel 4 van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba volgt dat in een regeling die uitsluitend in het Europese deel van Nederland geldt, zoals de WWB, de aanduiding "Nederland" wordt gebruikt ter aanduiding van het Europese deel van het grondgebied van Nederland.

Pagina 2 van 13


3.

Categoriale bijzondere bijstandsverlening (zie bijlage 3) Onze referentie RUA/RB/2010/20886

In diverse verzamelbrieven van SZW is uitgebreid aandacht besteed aan het wettelijke kader dat de WWB stelt bij het verlenen van categoriale bijzondere bijstand. Verlening van categoriale bijzondere bijstand vormt een uitzondering op de algemene regel dat het recht op bijzondere bijstand van geval tot geval moet worden beoordeeld (individueel maatwerk) en is alleen in een expliciet in de WWB genoemd aantal situaties toegestaan. Deze uitzonderingssituaties zijn: a. bijstandsverlening aan personen van 65 jaar en ouder; b. bijstandsverlening in de kosten van chronische ziekte en handicap; c. bijstandsverlening in de kosten van maatschappelijke participatie van een ten laste komend kind; d. bijstandsverlening in de kosten van collectieve aanvullende ziektekostenverzekering. In de afgelopen jaren hebben de bewindspersonen van SZW in het kader van de ministeriële aanwijzingsbevoegdheid van artikel 76, derde lid, WWB, diverse gemeenten erop gewezen dat zij een met de WWB strijdig categoriaal bijzondere bijstandsbeleid voeren. Met name gaat het hier om gemeenten die aan bepaalde groepen burgers categoriale eindejaarsuitkeringen of daarmee vergelijkbare uitkeringen verstrekken, zonder dat deze verstrekkingen onder de in de WWB genoemde uitzonderingssituaties kunnen worden gerangschikt. Het anders dan in genoemde uitzonderingssituaties verstrekken van categoriale bijzondere bijstand, waarbij de omstandigheden van de individuele belanghebbenden niet in de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand worden betrokken, is zodanig in strijd met de wet dat sprake is van een ernstige tekortkoming als bedoeld in artikel 76 van de WWB. Het maakt daarbij niet uit op welke wijze de gemeente haar uitgaven bekostigt. Bij de keuze om gemeentelijk inkomensondersteuningsbeleid te voeren op grond van de WWB of van artikel 108, eerste lid, Gemeentewet, geldt dat de gemeente verplicht is invulling te geven aan de WWB en bevoegd is gebruik te maken van de Gemeentewet. Indien de gemeente voor haar burgers financiële middelen inzet ter vergoeding van bijzondere bestaanskosten, dient dat te geschieden met toepassing van de WWB. Waar het gemeentelijke beleid past binnen de WWB dient dat dan ook op die wet gebaseerd te zijn. Voor zover het beleid niet past binnen de WWB, staat de weg via de Gemeentewet alleen dan open als dit niet in strijd komt met het beleid van de rijksoverheid. Het in strijd met de wet verstrekken van categoriale bijzondere bijstand leidt tot een ongerichte inkomensuppletie door gemeenten en daarmee tot een ongewenste doorkruising van het rijksinkomensbeleid. Om te voorkomen dat het gemeentelijke beleid op dit punt moet worden aangemerkt als een ernstige tekortkoming ex artikel 76 WWB, verzoek ik de gemeenten om bij de vaststelling van het bijzondere bijstandsbeleid strikt rekening te houden met de bovengenoemde uitzonderingspositie van de categoriale bijzondere bijstand in de WWB. Ik heb de Inspectie Werk en Inkomen verzocht om dit najaar nauwlettend toe te zien op en mij te rapporteren over mogelijk onterechte vormen van categoriale bijzondere bijstandsverlening, waaronder de verschillende vormen van eindejaarsuitkeringen. Tot slot wijs ik u op de mogelijkheden die zijn aangegeven in de verzamelbrief 9 november 2006 (zie bijlage 3). Daar is uiteengezet onder welke voorwaarden er sprake kan zijn van individuele bijzondere bijstand met gebruikmaking van groepskenmerken. In de situaties zoals daar omschreven wordt de verstrekte bijzondere bijstand niet aangemerkt als categoriale bijzondere bijstand.

Pagina 3 van 13


4.

Evaluatie WIJ
Onze referentie RUA/RB/2010/20886

Graag wil ik uw medewerking vragen voor een onderzoek onder jongeren in het kader van de Evaluatie van de Wet investeren in jongeren (WIJ). De WIJ is op 1 oktober 2009 in werking getreden en toen is bij amendement bepaald dat de WIJ binnen twee jaar na inwerkingtreding moet zijn geëvalueerd. Dit betekent dat ik vóór 1 oktober 2011 een evaluatie naar de Kamer zal sturen over de werking van de WIJ. Ten behoeve van de evaluatie is een onderzoek in gang gezet dat bestaat uit drie onderdelen: 1) Een onderzoek naar de uitvoeringspraktijk van de WIJ bij gemeenten. 2) De monitor WIJ, waarbij 19 gemeenten WIJ-gegevens registreren. 3) Een onderzoek naar de ervaringen van jongeren met de WIJ. De Inspectie Werk en Inkomen (IWI) voert onderdeel 1 uit en onderzoeksbureau CentERdata onderdeel 2 en 3. De ervaringen van jongeren zelf met de WIJ (onderdeel 3) zijn natuurlijk van groot belang bij de evaluatie en daarom wil ik graag zo veel mogelijk jongeren in het onderzoek betrekken. Het gaat om jongeren die vanaf 1 oktober 2009 in de WIJ zijn ingestroomd. We zijn geïnteresseerd in alle jongeren die zich hebben gemeld: ook afhakers, met of zonder inkomensvoorziening en met of zonder gestart traject. Het onderzoek loopt tot mei 2011 en de privacy van de jongeren is uiteraard gewaarborgd. Om de jongeren te bevragen zal gebruik worden gemaakt van telefonische enquêtes en van online enquêtes (via het internet). Mijn verzoek aan u als gemeenten is om contact op te nemen met het onderzoeksbureau en hen telefoonnummers en/of emailadressen van jongeren door te geven. Ook als u nog andere suggesties heeft om jongeren bij het onderzoek te betrekken wordt u verzocht contact op te nemen met CentERdata. Medewerking van gemeenten en jongeren maakt het mogelijk de werking van de WIJ te onderzoeken en eventuele onvoorziene effecten vroegtijdig te signaleren. Alvast hartelijk dank voor uw bijdrage! Contactpersonen voor het onderzoek: · mw. J. Leenheer van CentERdata: j.leenheer@uvt.nl, 013 4663597 · mw. C. Berg van het ministerie van SZW cberg@minszw.nl, 070 333 4194.


5.

Bijeenkomst: (On)Mogelijk? - het bereiken van niet-melders WIJ

Afgelopen voorjaar heeft onderzoeksbureau Meccano, in opdracht van het ministerie van SZW, onderzocht wat gemeenten ondernemen om jongeren te bereiken die niet werken of leren en geen gebruik maken van de WIJ. Gemeenten bleken allerlei initiatieven te hebben genomen, niet per se geïnspireerd door de WIJ, maar wel met de bedoeling jongeren zonder werk of scholing te bereiken en te activeren. Opvallend was dat wat volgens de ene gemeente onmogelijk was, in andere gemeenten gerealiseerd bleek. Het onderzoek heeft geresulteerd in een publicatie waarin acht good practices op inspirerende wijze beschreven worden. Deze brochure is meegezonden met de verzamelbrief van 28 september j.l. Zoals toen al aangekondigd wil het ministerie van SZW alle gemeenten de gelegenheid geven om met de projectleiders van de beschreven good practices in Pagina 4 van 13

gesprek te gaan. In januari en februari 2011 zullen dan ook bijeenkomsten georganiseerd worden waar op informele wijze, in kleine groepen, de gelegenheid is om te leren van de beschreven projecten en benaderingen, uw vragen te stellen en samen te zoeken naar antwoorden en oplossingen. U wordt van harte uitgenodigd om u in te schrijven voor één van de bijeenkomsten. Informatie over inschrijving, programma, data en locaties vindt u op de website van het Gemeenteloket. Uiterste inschrijfdatum is 3 december 2010.

Onze referentie RUA/RB/2010/20886


6.

SVB, gemeenten en AIO ­ re-integratie jongere partner

De uitvoering van de Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO) is overgeheveld van de gemeenten naar de SVB. De arbeids- of reintegratieverplichting van de jongere partner van een AOW-gerechtigde met AIOaanvulling blijft echter gewoon gelden. Deze verplichting wordt altijd opgelegd bij de toekenning van de AIO-aanvulling. Gemeente en SVB hebben ieder hun verantwoordelijkheid bij de re-integratie van de jongere partner van een AIO gerechtigde. Gemeenten blijven verantwoordelijk voor het ondersteunen van de jongere partner bij arbeidsinschakeling en de kosten daarvan. Ook het bepalen en het wel of niet aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling is een verantwoordelijkheid van de gemeente. Omdat de gemeente niet langer de uitkering verstrekt, zal de SVB, wanneer de gemeente constateert dat de jongere partner niet voldoet aan de arbeids- of re-integratieverplichting, op advies van de gemeente een maatregel opleggen door de uitkering te verlagen. De SVB hanteert daarbij het eigen maatregelenbeleid, zoals te vinden op svb.nl. Wanneer de gemeente constateert dat de individuele omstandigheden van de jongere partner een ontheffing van de arbeids- of re-integratieverplichting rechtvaardigen, zal de SVB de jongere partner op advies van de gemeente een ontheffing verlenen. De SVB neemt contact op met een gemeente over jongere partners. Bij de indiening van een AIO-aanvraag, maar ook bij lopende uitkeringen. In de praktijk ontvangt de SVB dan niet altijd een advies van de gemeente. Een reactie van de gemeente is echter wel nodig voor een goede vaststelling van rechten en plichten door de SVB. Op svb.nl/gemeente vindt u onder het kopje veelgestelde vragen nog meer informatie over de taakverdeling SVB-gemeente.


7.

SVB, gemeenten en AIO ­ verrekening van terugvorderingen

De SVB en de VNG hebben afspraken gemaakt over de verrekening van gelden die de SVB int op grond van een terugvordering die betrekking heeft op de periode voor de overheveling van de uitvoering van de WWB voor 65 plussers van de gemeenten naar de SVB. Deze afspraken luiden als volgt: · Als er een vordering ontstaat waarbij een deel betrekking heeft op de periode vóór 1 januari 2010, dan vergoedt de SVB één bedrag van 85% van het te innen bedrag dat betrekking heeft op de periode voor 1 januari 2010 aan de gemeente. De ervaring van de SVB met de uitvoering van de WWB tot heden is dat circa 15% van de vorderingen uiteindelijk niet wordt geïnd. Daarom wordt niet het hele bedrag aan de gemeente vergoed, maar rekening gehouden met een risico van 15% van niet-inning.

Pagina 5 van 13


·

Bovenstaande afspraak geldt alleen als het gaat om een vordering over die periode van meer dan 125 in totaal. Dit bedrag is gebaseerd op een compromis tussen enerzijds de wens om burgers gelijk te behandelen en anderzijds de wens om geen onevenredige inspanning te doen voor een minimale opbrengst. Dit bedrag sluit verder aan bij het bestaande SVB beleid om af te zien van dwingende invorderingsmaatregelen bij schulden met een bedrag van maximaal 125.

Onze referentie RUA/RB/2010/20886

Uitgangspunten bij het maken van deze afspraken zijn geweest: · De burger mag niet worden belast met de gevolgen van de overgang van gemeenten naar SVB; · De administratieve lasten voor gemeenten, SVB en Ministerie van SZW dienen zo gering mogelijk te zijn; · De SVB maakt wat financiële afwikkeling betreft waar mogelijk direct vanaf de wetswijziging per 1 januari 2010 `schoon schip' met de gemeenten; · Voorkomen moet worden dat bij iedere individuele vordering apart overlegd moet worden met een individueel college van B&W.


8.

Integrale Rapportage Handhaving 2009 (zie bijlage 8)

Op 2 september 2010 is de Integrale Rapportage Handhaving 2009 aan de Tweede Kamer aangeboden. De Rapportage wordt in het najaar in gedrukte vorm aangeboden aan alle gemeenten. De Integrale Rapportage Handhaving 2009 geeft weer welke handhavingsactiviteiten in het afgelopen jaar op de beleidsterreinen van het ministerie van SZW zijn ontplooid. De Rapportage betreft het derde jaar van uitvoering van het Handhavingsprogramma 2007-2010 en de presentatie van de informatie komt met de structuur van dat programma overeen. Per beleidsterrein wordt ook verslag gedaan van de activiteiten die niet rechtstreeks voortvloeien uit het programma. Alles overziend kan worden geconstateerd dat de uitvoering van de maatregelen uit het programma naar wens verloopt. In bijlage 1 van de Rapportage is net zoals in voorgaande jaren de tabel opgenomen die een overzicht geeft van de geconstateerde uitkeringsfraude. Die blijkt te zijn toegenomen tot 132 miljoen. De stijging heeft zich met name voorgedaan bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen. Deze toename wordt vooral veroorzaakt door het toegenomen aantal WW-klanten als gevolg van de economische crisis. De cijfers laten ook zien dat de verhoging van de aangiftegrens door het Openbaar Ministerie zoals werd verwacht heeft geleid tot een daling van het aantal aangiften. Daartegenover staat een meer dan evenredige toename van het bedrag aan uitkeringsfraude dat bestuursrechtelijk is afgedaan. Hoofdstuk 2 van de Integrale Rapportage is gewijd aan de voortgang met het ontwikkelen van nalevingsindicatoren. De thans ontwikkelde indicatoren laten over het algemeen een hoog niveau van naleving zien bij de kernverplichtingen van de SZW-wetgeving. De toenmalige staatssecretaris heeft tijdens het Algemeen Overleg Handhaving van 19 november 2009 toegezegd de resultaten van twee onderzoeken naar de oorzaken en motieven voor niet-naleving van de SZW-regelgeving aan de Tweede Kamer te zullen aanbieden. Het betreft de onderzoeken `Wat beweegt de fraudeur' en `Plichtsbesef of boeteangst'. In bijlage 8 vindt u de belangrijkste bevindingen van beide onderzoeken.

Pagina 6 van 13

In deze onderzoeken wordt een kwalitatief beeld gepresenteerd over de oorzaken en motieven van niet-naleving. Een haalbaarheidsstudie zal moeten uitwijzen of een nadere kwantificering van oorzaken en motieven mogelijk is met het oog op een gerichte inzet van beleids- en handhavingsinstrumenten. Nadere uitwerking zal geschieden aan de hand van het Handhavingprogramma 2011-2014. De Integrale Rapportage Handhaving 2009 en de genoemde onderzoeken zijn te vinden op http://www.gemeenteloket.szw.nl bij de officiële publicaties.

Onze referentie RUA/RB/2010/20886


9.

Kernkaart Werk en Bijstand vernieuwd

De Kernkaart is een jaarlijks overzicht per gemeente van de belangrijkste resultaten in de uitvoering van de WWB. De kaart bevat informatie over de volgende thema's: bijstandsuitkeringen WWB, budget en uitgaven, fraude, deelname aan arbeidsre-integratie, bijzondere bijstand, langdurigheidstoeslag en terugval. De Kernkaart vorm een nuttige informatiebron voor gemeenteraadsleden, het College van B&W, gemeenteambtenaren en (vertegenwoordigers van) cliënten van de Sociale Dienst. De kaart biedt niet alleen inzicht in de gemeentelijke resultaten van het afgelopen jaar, maar maakt het ook mogelijk vergelijkingen te maken met andere gemeenten en met resultaten van voorgaande jaren. De huidige informatie over 2009 wordt binnenkort verder geactualiseerd. De Kernkaart Werk en Bijstand is recent vernieuwd en is nu ook rechtstreeks te benaderen via www.kernkaart.nl. Op deze website, die conform de eisen van het rijksweb is gebouwd, vindt u alle informatie over de mogelijkheden van de Kernkaart. De Kernkaart wordt sinds 2005 gepubliceerd door het ministerie van SZW en blijft ook te vinden op het Gemeenteloket. Met vragen of opmerkingen over de Kernkaart kunt u terecht bij gemeenteloket@minszw.nl. Het technische en functionele beheer van de Kernkaart is per 1 oktober 2010 ondergebracht bij Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen (BKWI). Het BKWI is een onafhankelijk gepositioneerd onderdeel van het UWV dat op basis van het Besluit SUWI de taak heeft om Suwinet te beheren, de gemeenschappelijke elektronische voorziening voor gegevensuitwisseling binnen het SUWI-domein. In het kader van Suwinet hebben ketenpartijen zoals UWV en gemeenten inzage in elkaars bestanden. BKWI heeft ook een belangrijke functie in de ontwikkeling en het beheer van het Digitaal Klantdossier. BKWI ondersteunt de ketenpartijen bij de gegevensuitwisseling, de gemeenschappelijke infrastructuur en de gemeenschappelijke werkprocessen.


10.

Project schuldpreventiewijzer

Preventie van schulden kan een bijdrage leveren aan het verbeteren van de effectiviteit van de gemeentelijke schuldhulpverlening en vormt tevens een expliciet onderdeel van het wetsvoorstel gemeentelijke schuldhulpverlening dat ter behandeling in de Tweede Kamer ligt. Het ministerie van SZW zal gemeenten ondersteunen bij het verbeteren van de effectiviteit van de gemeentelijke schuldhulpverlening. Over dit bredere ondersteuningsprogramma bent u in de vorige Verzamelbrief (september 2010) geïnformeerd.

Pagina 7 van 13

Het project schuldpreventiewijzer is bedoeld om gemeenten en andere organisaties de mogelijkheid te bieden om schuldpreventiebeleid vorm te geven en instrumenten te ontwikkelen. Het ministerie van SZW en het Platform CentiQ, Wijzer in geldzaken hebben bureau Social Force opdracht gegeven dit project uit te voeren. Het project schuldpreventiewijzer bestaat uit verschillende onderdelen: 1) Een (strategisch) beleidsstuk, waarin het belang van preventie wordt toegelicht. 2) Een stappenplan dat dient als wegwijzer voor gemeenten die vorm willen geven aan preventiebeleid. 3) Een database met preventieactiviteiten. Voor de vulling van de database wordt uw medewerking gevraagd. De database zal een overzicht van voorbeeldpreventieprojecten en activiteiten op het terrein van financiën en schulden bevatten. Deze database wordt via internet voor iedereen toegankelijk. Indien u een mooi preventieproject kent dat een plek verdient in de database of u wenst meer informatie over dit project, dan kunt u contact opnemen met Hettie Graafland van Social Force. Haar telefoonnummers zijn: 020 7890 280 en 06 49998138. U kunt haar ook mailen: Hettie.Graafland@socialforce.nl. Divosa en de VNG zijn vertegenwoordigd in de klankbordgroep en leveren ook input voor dit project. Gemeenten kunnen zich met hun voorbeelden ook tot deze organisaties wenden.

Onze referentie RUA/RB/2010/20886


11/12

Innovatie Programma Werk en bijstand

Het Innovatie Programma Werk en bijstand (IPW) is met de invoering van de WWB in 2004 gestart om te zoeken naar nieuwe wegen om meer mensen aan het werk te krijgen en/of te laten participeren. Hieronder (11 en 12) worden de opbrengsten van twee projecten beschreven. Het IPW programma is na 2010 afgelopen. Op dit moment wordt verkend of een omslag van het IPW gemaakt kan worden naar een andere aanpak om noodzakelijke innovaties te stimuleren.

11.

IPW ­ Rotterdam: armoedebestrijding onder zelfstandigen

De gemeente Rotterdam heeft in het kader van het IPW het project `Samenwerken aan Meedoen' uitgevoerd. Belangrijk onderdeel van dit IPW project is een onderzoek naar praktische mogelijkheden om het gebruik van minimaregelingen door kleine zelfstandigen te stimuleren. Het onderzoek is samen met Stimulansz uitgevoerd. In de handreiking `Bestrijding van armoede onder zelfstandigen' zijn de belangrijkste inzichten en praktische ideeën op een rijtje gezet. In de handreiking wordt onderscheid gemaakt tussen voorzieningen die specifiek gericht zijn op de `ondernemer' en voorzieningen die gericht zijn op het `huishouden/gezin' van de ondernemer. Ook wordt een aantal voorbeelden uit verschillende gemeenten beschreven. Een exemplaar van deze handreiking is als losse bijlage bij deze Verzamelbrief gevoegd. U kunt de handreiking downloaden op de website van de VNG, onderdeel `Erop af: Doen en delen!', nieuwsbrief juni 2010.

Pagina 8 van 13


12.

IPW ­ Deventer: vraaggericht activeren
Onze referentie RUA/RB/2010/20886

De gemeente Deventer heeft in het kader van IPW het project Rechtop! uitgevoerd. Dit project is een goed voorbeeld van vraaggericht werken en heeft een positief effect op de gemeente en haar inwoners. Zo is de participatie van mensen in de gemeente toegenomen en is een grotere kans op uitstroom uit de uitkering ontstaan. Andere gemeenten, zoals Almelo en Emmeloord, ontwikkelen naar dit voorbeeld soortgelijke projecten. Op 16 december organiseert Deventer een slotbijeenkomst waar theorie en praktijk samenkomen en waar u bruikbare ideeën kunt opdoen. Voor meer informatie over deze bijeenkomst en de wijze van aanmelden en (gratis) deelnemen kunt u terecht op de site van het project `Erop af: Doen en Delen!' op de website van de VNG of via 0570-606629.

~~~~~~~~~~~~~~

Wilt u de Verzamelbrief in het vervolg digitaal ontvangen, stuur dan een e-mail met uw naam, gemeente, functie en e-mailadres naar Verzamelbrief@minszw.nl. Voor vragen met betrekking tot de inhoud van de Verzamelbrief kunt u een e-mail sturen naar gemeenteloket@minszw.nl. De reeds verschenen Verzamelbrieven zijn ook te vinden op het Gemeenteloket, http://www.gemeenteloket.szw.nl

Hoogachtend, de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

P. de Krom

Pagina 9 van 13

Bijlagen
Verzamelbrief november 2010

Onze referentie RUA/RB/2010/20886

Het nummer van de bijlage verwijst naar het bijbehorende item in de Verzamelbrief. Bijlage 3 Bijlage 8 Categoriale bijzondere bijstandsverlening Integrale Rapportage Handhaving 2009

Pagina 10 van 13

Bijlage 3

Categoriale bijzondere bijstandsverlening
Onze referentie RUA/RB/2010/20886

Tekst uit Verzamelbrief 9 november 2006 (Intercom/2006/86435; item 2 en bijlage 2) Maatwerkondersteuning via groepskenmerken in de individuele bijzondere bijstand Op 6 oktober jl. heb ik een brief verzonden aan de Tweede Kamer met daarin een uitwerking van de motie van de kamerleden Verburg en Noorman-den Uyl. In de motie wordt de regering verzocht tot 31 december 2007 de mogelijkheid te bieden om via de individuele bijzondere bijstand, gebruik makend van groepskenmerken, maatwerkondersteuning te bieden aan gezinnen met kinderen die dit nodig hebben (Kamerstukken II, 2005/2006, 30 300 XV, nr 110). In mijn brief van 6 oktober jl. heb ik vastgesteld dat het goed mogelijk is om maatwerkondersteuning, waarbij gebruik wordt gemaakt van groepskenmerken, vorm te geven binnen de huidige juridische kaders die de WWB stelt aan de verlening van individuele bijzondere bijstand én daarbij tevens de uitvoeringskosten voor gemeenten beperkt te houden. In bijlage 2 ga ik hier nader op in. Bijlage Bij de verlening van bijzondere bijstand maken gemeenten gebruik van beleidsregels. In beleidsregels legt een gemeente vast welke uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende kosten tot welk bedrag voor bijzondere bijstandsverlening in aanmerking komen. Vaak zullen beleidsregels betrekking hebben op kosten die niet specifiek zijn voor een bepaalde groep, zoals woonkosten, aanschafkosten van duurzame gebruiksartikelen, medische kosten en dergelijke. De uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten vloeien in veel gevallen echter ook rechtstreeks voort uit het feit dat de belanghebbende tot een bepaalde - op een minimuminkomen aangewezen specifieke groep personen of huishoudens behoort. In dit verband kan bijvoorbeeld de groep ouders met minderjarige kinderen binnen de verlening van de bijzondere bijstand als specifieke groep aangemerkt worden. Een voorbeeld van kosten waar deze groep mee te maken krijgt, is cumulatie van allerlei kosten die direct of indirect met schoolverplichtingen van de kinderen te maken hebben. Te denken valt aan bijvoorbeeld de kosten van een rekenmachine, gymkleding, een `luizencape', de huur van een schoolkluisje, vervoer etc. Door rekening te houden met het feit dat bij verschillende leeftijdscategorieën en verschillende schooltypen ook verschillende kosten behoren, kan de gemeente meer en beter maatwerk leveren. Naarmate ook de doelgroep verder wordt gespecificeerd, kan een gemeente dié groep bedienen die ondersteuning het meest nodig heeft, bijvoorbeeld ouders van schoolgaande kinderen met een inkomen tot 110% van het wettelijk minimumloon of een daarmee wat betreft hoogte vergelijkbare inkomen. Als de gemeente in haar beleid de specifieke doelgroep én de in aanmerking te nemen kosten van deze doelgroep op deze manier in haar beleidsregels beschrijft, kan de gemeente die doelgroep met behulp van gegevens uit het uitkeringsbestand, dan wel bestandskoppeling actief benaderen, en hen op de hoogte stellen van de mogelijkheid om gebruik te maken van de individuele bijzondere bijstand voor bepaalde gemaakte of te maken noodzakelijke kosten. De kwaliteit van beleidsregels bepaalt aldus in belangrijke mate de kwaliteit van de bijzondere bijstandsverlening. Goede beleidsregels zorgen ervoor dat het geld terecht komt bij de mensen die dat nodig hebben. Omdat voor zowel ouders als uitvoerders duidelijk is waar recht op bestaat, hoeft niet voor iedere aanvraag het

Pagina 11 van 13

wiel van `wat wel en wat niet kan' opnieuw te worden uitgevonden. Ook de voorlichting wint aan kracht, omdat gemeenten aan de hand van concrete voorbeelden duidelijk kan maken waar recht op bestaat. De beleidsregel draagt zo bij aan vermindering van de uitvoeringskosten, het terugdringen van niet-gebruik en verhoging van de afwikkelingssnelheid van een aanvraag. Er is in de hierboven omschreven situatie dus sprake van individuele bijzondere bijstand op basis van groepskenmerken. Behoort men tot een specifieke groep dan staat vast dat ook bepaalde kosten gemaakt worden. Dit is het voordeel van individuele bijzondere bijstand op basis van groepskenmerken boven categoriale bijzondere bijstand: ieder individueel lid van de groep krijgt de eigen daadwerkelijke kosten vergoed en niet het gemiddelde van alle kosten van de hele groep. Om tot rechtmatige verstrekking van individuele bijzondere bijstand te kunnen overgaan, moet de gemeente wel vaststellen dat de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Hier ligt precies het verschil met de categoriale bijzondere bijstandsverlening, waarbij slechts wordt aangenomen dat iemand die tot een bepaalde groep behoort kosten maakt, en er géén controle plaatsvindt of en zo ja in hoeverre de kosten daadwerkelijk gemaakt zijn. De WWB schrijft niet voor hóe de gemeenten in geval van individuele bijzondere bijstandsverlening moeten vaststellen in hoeverre de kosten daadwerkelijk gemaakt zijn. De gemeenten zijn vrij om hier op een eigen (niet-bureaucratische) wijze invulling aan te geven. De gemeente kan bijvoorbeeld kiezen voor steekproefsgewijze controle, controle boven een bepaald bedrag, en/of controle op basis van risicoprofielen. Ook kan de gemeente ervoor kiezen om de controle niet afzonderlijk uit te voeren, maar die te laten samenvallen met een ander contact met de belanghebbende, bijvoorbeeld bij een heronderzoek. Het grote bezwaar tegen categoriale bijzondere bijstand, namelijk dat gemeenten door ongerichte inkomenssuppleties in het aan de Rijksoverheid voorbehouden generieke inkomensbeleid treden, wordt met de verlening van individuele bijzondere bijstand op basis van groepskenmerken voorkomen. Het is dus goed mogelijk om, gebruik makend van groepskenmerken, maatwerkondersteuning te bieden in de vorm van individuele bijzondere bijstand aan gezinnen met kinderen die dit nodig hebben, zonder te maken te krijgen met de genoemde ongewenste effecten voor het generieke inkomensbeleid van het rijk, maar wel tegelijkertijd de uitvoeringskosten beperkt te houden.

Onze referentie RUA/RB/2010/20886

Pagina 12 van 13

Bijlage 8

Integrale Rapportage Handhaving 2009
Onze referentie RUA/RB/2010/20886

Onderzoek `Wat beweegt de fraudeur' Dit onderzoek over sociale zekerheidsfraude is gebaseerd op 186 fraudedossiers uit 2009. Het laat zien dat de belangrijkste reden om te frauderen geldelijk gewin is. Daarnaast spelen administratieve onbekwaamheid en nalatigheid een rol. Bijkomende motieven zijn de inschatting dat het risico om te worden gepakt gering is en de wens om financieel onafhankelijk te zijn van een (nieuwe) partner. Bij de geanalyseerde zwarte fraudes valt op dat het in de meeste gevallen gaat om arbeid als zelfstandige. Alleen twee bijstandsdossiers gaan over zwart werk bij een werkgever. Het algemene beeld is dat het dossiers zijn van mensen die in een uitkering terecht komen en niet `achter de geraniums willen zitten', maar graag iets om handen hebben. Het begint met kleine klusjes voor anderen en het ontwikkelt zich soms tot het hebben van een eigen (zwart) bedrijfje. Het onderzoek bevat slechts een beperkt aantal witte fraudezaken omdat deze in de meeste gevallen administratief worden afgedaan zonder dat er een onderzoeksdossier wordt opgesteld. Onderzoek `Plichtsbesef of boeteangst' Het onderzoek naar de niet-naleving van de arbeidswetten laat zien dat ondernemers in de regel te goeder trouw zijn. Overtredende ondernemers menen goed op de hoogte te zijn maar kennen in de praktijk de regels niet altijd en maken onbedoeld fouten. Daarbij geven zij aan dat het de nodige moeite kost om goed op de hoogte te blijven van complexe regelgeving. Het onderzoek heeft een verkennend karakter, mede omdat het, zeker in het geval van de Wet arbeid vreemdelingen, lastig bleek medewerking te krijgen bij het onderzoek.

Pagina 13 van 13

---- --