Rijksoverheid
Uitleg door minister over flitsenregeling fragmenten sportwedstrijden
Artikel 5.4 van de Mediawet
Flitsenregeling
Tijdens de behandeling in uw Kamer van de implementatie van de EU"Richtlijn
'Audiovisuele mediadiensten' d.d. 8 december 2009 (Handelingen I 2009"2010,
blz. 12"394) vroeg de heer Dölle naar de uitleg en begrenzing van het tweede lid
van artikel 5.4 van de Mediawet inzake de zogenoemde flitsenregeling.
De flitsenregeling houdt in dat aanbieders van omroepdiensten die exclusieve
uitzendrechten hebben verworven van (sport)evenementen van groot belang,
korte fragmenten van dat evenement ter beschikking van andere aanbieders
moeten stellen indien die daarom verzoeken. De korte fragmenten mogen
uitsluitend in nieuwsprogramma's worden gebruikt.
In het tweede lid van het betreffende artikel is geregeld dat als
wedstrijdbepalende sportmomenten van het evenement samen langer duren dan
90 seconden en de weergave zich beperkt tot die sportmomenten, korte
fragmenten bij uitzondering maximaal 180 seconden mogen duren.
Het lid Dölle vroeg tijdens de voornoemde behandeling in uw Kamer naar de
uitleg van 'bij uitzondering' in lid 2. De toenmalige minister van OCW benadrukte
daarop het zeer uitzonderlijke karakter van de 180 seconden regeling en hij
achtte het verstandig om dit met het Commissariaat voor de Media te bespreken.
Ik heb het Commissariaat de vraag voorgelegd of het denkt voldoende houvast te
hebben aan (de wetsgeschiedenis van) artikel 5.4 van de Mediawet om de
restrictieve uitleg die uw Kamer en de minister wenst (dus om het werkelijk tot
zeer uitzonderlijke gevallen te blijven beperken) ook in de praktijk te hanteren.
Met deze brief wil ik uw Kamer over de reactie van het Commissariaat informeren.
De concrete vraag die speelt is wanneer het geoorloofd zou zijn om bij wijze van
uitzondering een nieuwsflits van maximaal 180 seconden uit te zenden, in
afwijking van het algemene uitgangspunt dat de nieuwsflitsen maximaal 90
seconden mogen duren. Een vervolgvraag die daarbij rijst is of het wenselijk is
om een en ander vast te leggen in beleidsregels van het Commissariaat.
Het Commissariaat heeft mij laten weten daartoe om de volgende redenen (nog)
geen noodzaak te zien.
Rijnstraat 50
Den Haag
Postbus 16375
2500 BJ Den Haag
www.rijksoverheid.nl
Contactpersoon
H. Zeinstra
T +31"70"412 4252
h.zeinstra@minocw.nl
IPC 3400
Onze referentie
251467
Pagina 1 van 2
Pagina 2 van 2
Onze referentie
251467
Ten eerste is de materie relatief nieuw en moet eerst duidelijk worden in hoeverre
partijen in de praktijk daadwerkelijk een beroep zullen doen op het flitsenrecht en
de uitzondering van 180 seconden.
Ten tweede acht het Commissariaat het - in ieder geval in deze fase - nog niet
doenlijk om evenementen en criteria te gaan beschrijven in een beleidslijn.
Mogelijk is dat in een later stadium anders als er meer ervaring is opgedaan met
de materie en er jurisprudentie is opgebouwd die vervolgens in een beleidslijn zou
kunnen worden gecodificeerd.
Concluderend kan ik u informeren dat het Commissariaat voor de Media denkt
goed in staat te zijn om in een individueel geval een besluit te kunnen nemen op
basis van artikel 5.4 van de Mediawet, zonder beleidsregels daarvoor op te
stellen. De toelichting en de wetsgeschiedenis bij artikel 5.4 bieden hiervoor
(vooralsnog) voldoende houvast.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Marja van Bijsterveldt"Vliegenthart