Rijksoverheid


Antwoorden op kamervragen over marktwerking in kinderopvang

Betreft Kamervragen van de leden Koer Kaya en Verhoeven (beiden D66), Hamer (PvdA) en Kooiman (SP) over marktwerking in de kinderopvang. Hierbij zend ik u de antwoorden op de Kamervragen van de leden Koer Kaya en Verhoeven (beiden D66), Hamer (PvdA) en Kooiman (SP) naar aanleiding van het artikel `De crèche wordt duurder en slechter', in het NRC van 30 oktober 2010. De antwoorden op de vragen van D66 zend ik u mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H.G.J. Kamp

Pagina 1 van 12

2010Z16027 Antwoorden op de vragen van de leden Koer Kaya en Verhoeven (beiden D66) aan de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over marktwerking in de kinderopvang (Ingezonden 5 november 2010). Vraag 1: Heeft u kennisgenomen van het artikel `De crèche wordt duurder en slechter'? 1) Antwoord: Ja. Vraag 2: Hoe beoordeelt u de kwaliteit van de kinderopvangsector (prijsniveau, wachttijden en dienstverlening)? Wat is in uw ogen de relatie tussen de privatisering in 2005 en de huidige kwaliteit? Antwoord: De introductie van vraagfinanciering in 2005 heeft de kinderopvang veel goeds gebracht, zoals ook branchepartijen aangeven in hun position paper van 5-112010, die ook aan uw Kamer is verstuurd. Het heeft ondermeer geleid tot een flinke toename in het aanbod en meer efficiency. Daarnaast blijkt uit onderzoek van SEO (Marktwerking in de kinderopvang 2004-2008) dat kinderopvanginstellingen zich meer zijn gaan richten op de wensen van ouders, dat ertoe heeft geleid dat de oudertevredenheid in de kinderopvang groot is (In de enquête van SEO geven ouders een rapportcijfer van 8,2). De kinderopvang is echter een jonge markt in ontwikkeling, vandaar dat deze nog niet optimaal functioneert. In 2009 zijn verschillende onderzoeken over de werking van de kinderopvang afgerond (`Marktwerking in de kinderopvang 20042008' door SEO, en `Marktwerking in de kinderopvang' door Regioplan in opdracht van de NMa). Het tekort aan aanbod ten opzichte van de vraag komt als grootste knelpunt uit de onderzoeken. Ook het gebrek aan transparantie over de prestaties van kinderopvangorganisaties wordt genoemd. Daarnaast blijkt uit onderzoek van het NCKO (Nederlands Consortium Kinderopvang Onderzoek) dat de pedagogische kwaliteit tussen 2005 en 2009 achteruit is gegaan. Daarentegen blijkt uit het eerder genoemde onderzoek van SEO, dat ouders in 2008, evenals in 2004, tevreden zijn over de kwaliteit van de kinderopvang. De NMa concludeert op basis van het bovengenoemde door Regioplan uitgevoerde onderzoek `Marktwerking in de kinderopvang', dat de gemiddelde stijging van het uurtarief niet buiten proportioneel lijkt te zijn. Volgens SEO wordt het probleem van wachtlijsten en dalende kwaliteit veroorzaakt door de met overheidsfinanciering opgestuwde vraag. De focus van ondernemers lag daarom meer op het vergroten van het aanbod dan op het verbeteren van de kwaliteit. Ook het NCKO geeft als één van de verklaringen voor de daling van de kwaliteit de sterke groei van de sector sinds 2005. Vraag 3: Bent u van mening dat een markt enkel kan functioneren en dus voor alle gebruikers tot een goede prijs-kwaliteitverhouding kan leiden, indien er sprake is

Datum 19 november 2010 Onze referentie KO/10/22848

Pagina 2 van 12

van voldoende verschillende aanbieders, goed vergelijkbare prijzen en producten en een laagdrempelige mogelijkheid tot overstappen? Antwoord: Inderdaad veronderstelt een goed functionerende markt dat ouders prijs en kwaliteit kunnen afwegen en dat aanbieders met elkaar concurreren. Een markt kan ook goed functioneren met een beperkt aantal aanbieders. Het enkele feit dat een onderneming zeer succesvol opereert en een, in vergelijking met haar concurrenten, grote omvang bereikt, betekent niet dat sprake is van een concurrentieprobleem. Grote spelers kunnen gedisciplineerd worden doordat nieuwe partijen kunnen toetreden tot de betreffende markt of bestaande partijen kunnen uitbreiden. Vraag 4: Hoe beoordeelt u deze aspecten bij de Nederlandse kinderopvangmarkt in het licht van een ­op sommige locaties- beperkt aantal aanbieders met prijsstijgingen en wachtlijsten als gevolg? Antwoord: De kinderopvangmarkt functioneert nog niet optimaal (zie het antwoord op vraag 2). Mijn voorganger heeft u een brief toegezegd over de nadere uitwerking van haar plannen in de brief van 5 februari 2010 om de positie van ouders te versterken. Ik wil dit echter in samenhang bezien met actuele ontwikkelingen op de markt, zoals de invloed van bezuinigingen. Ik zeg u daarom in de loop van volgend jaar een brief toe, die deze onderwerpen in samenhang zal behandelen. Ik heb het CPB gevraagd of zij onderzoek willen doen naar de kinderopvangmarkt. De centrale onderzoeksvraag is of de publieke belangen (doelmatigheid, kwaliteit en toegankelijkheid) binnen de huidige marktomstandigheden en spelregels gewaarborgd zijn. Vraag 5: Deelt u de mening van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) dat er met de marktwerking in de kinderopvang weinig mis is, maar dat ouders niet als `bewuste afnemers' opereren? Antwoord: Uit de onderzoeken blijkt dat ouders op de kinderopvangmarkt zicht slechts in geringe mate als bewuste afnemers gedragen. Een bewuste afnemer vergelijkt de verschillende aanbieders op (economische) aspecten, kiest op basis daarvan voor een bepaalde aanbieder, en past zijn keuze aan indien blijkt dat een andere aanbieder beter blijkt te scoren. SEO stelt dat ouders door het bestaan van wachtlijsten (vooral op populaire dagen) kiezen voor de opvang waar het eerst plaats is en dus geen prijs/kwaliteitafweging maken. Daarnaast blijkt uit zowel het onderzoek van Regioplan als dat van SEO, dat de keuze van ouders voor een opvanglocatie vooral ingegeven wordt door de reistijd. De belangrijkste reden voor ouders om over te stappen naar een andere instelling komt dan ook door een verhuizing. Ook is kinderopvang een vertrouwensgoed, waardoor ouders niet snel van aanbieder zullen wisselen als hun kind het naar zijn/haar zin heeft, al blijkt de prijs/kwaliteit verhouding elders beter te zijn. Vraag 6: Wat vindt u van het idee om het (markt)toezicht op de kinderopvang anders te organiseren? Datum 19 november 2010 Onze referentie KO/10/22848

Pagina 3 van 12

Antwoord: De kinderopvang is een markt, waarbij sprake is van contractvrijheid tussen ouders en aanbieders. Oudercommissies hebben adviesrecht op o.a. prijzen en openingstijden. Indien er aanwijzingen zijn dat aanbieders misbruik maken van hun economische machtspositie kan de NMa een mededingingsrechtelijk onderzoek starten en ­ indien zij inderdaad misbruik van economische machtspositie vaststelt ­ handhavend optreden, bijvoorbeeld door het opleggen van een boete. De NMa kan tevens een meer algemeen onderzoek naar de werking van een bepaalde markt (laten) uitvoeren, een zogenoemde marktscan. Een dergelijk onderzoek in de kinderopvangmarkt heeft de NMa in 2009 laten uitvoren. Of het (markt)toezicht anders georganiseerd moet worden neem ik mee ik mijn brief over de werking van de kinderopvangmarkt die ik in de loop van 2011 aan u zal aanbieden. Vraag 7: Hoe beoordeelt u de conclusie in het artikel dat de vier belangrijkste kinderopvangbedrijven in grote gemeentes meer dan negentig procent in handen hebben en daarbij gebruik maken van schaalvoordelen en efficiency die het rendement vergroten maar de kwaliteit verkleinen? Antwoord: Zoals het artikel concludeert klopt het dat er steden zijn met een beperkt aantal spelers, maar dat was ook voor invoering van de Wet kinderopvang al zo (toen was vaak sprake van één stichting per gemeente). Als er minder aanbieders zijn, betekent dat niet per definitie dat er van verstoorde marktwerking sprake is. De toetredingsbelemmeringen zijn namelijk relatief laag. Daarom is het volgens het onderzoek van de NMa zeer aannemelijk dat zelfs in gemeenten waar nog steeds maar een zeer beperkt aantal aanbieders actief is, aanbieders er rekening mee houden dat er nieuwe toetreders komen als zij hoge prijzen gaan rekenen of tegen ongunstige voorwaarden gaan leveren. Ik heb geen informatie dat de kwaliteit in de betreffende gemeenten lager is. Vraag 8: Gezien de beschreven problemen op de kinderopvangmarkt, hoe beoordeelt u de aspecten aanbodstructuur, prijstransparantie en overstapmogelijkheid op respectievelijk de energiemarkt, de mobiele telecommarkt en de hypotheekmarkt? Antwoord: Ten aanzien van zaken als aanbodstructuur, prijstransparantie en overstapmogelijkheden op de energiemarkt wijs ik op de marktmonitorrapportage die de Nederlandse Mededingingsautoriteit jaarlijks over de energiemarkt opstelt . Uit deze marktmonitor blijkt dat op de energiemarkt voortgang wordt geboekt op deze aspecten. Op de mobiele telecommarkt zijn drie mobiele telecomoperators actief met een eigen netwerk en talloze `Mobile Virtual Network Operators' die gebruik maken van deze netwerken en dezelfde diensten aanbieden. De Onafhankelijke Post- en Telecommunicatie Autoriteit ziet als sectorspecifieke toezichthouder toe op de werking van de mobiele telecommarkt. Prijstransparantie speelt een belangrijke rol op deze markt, aangezien aanbiedingen vaak complex zijn en bestaan uit verschillende tariefelementen, zodat consumenten moeite hebben om een goed beeld te vormen van de daadwerkelijke kosten van een abonnement. Daarom zijn onlangs scherpere transparantie-eisen gesteld ten aanzien van de tarieven die worden gehanteerd. Ook zijn de overstapmogelijkheden per 1 juli 2009

Datum 19 november 2010 Onze referentie KO/10/22848

Pagina 4 van 12

vereenvoudigd. Consumenten kunnen sindsdien met een opzegtermijn van één maand hun contract opzeggen, zodra hun eerste contracttermijn is verstreken. Ook hebben zij het recht op behoud van hetzelfde telefoonnummer als zij naar een andere aanbieder overstappen. De hypotheekmarkt kenmerkt zich als een markt waarop een beperkt aantal ondernemingen actief is dat gezamenlijk een relatief groot marktaandeel heeft. Dit maakt het concurrentieproces kwetsbaar. Mede hierom vormt de hypotheekmarkt momenteel onderwerp van onderzoek door de NMa. In het eerste deel van haar onderzoek heeft de NMa geconcludeerd dat de marges na medio 2009 hoog zijn in historisch en internationaal perspectief. Het tweede deel van het onderzoek is dan ook zeer interessant, omdat de NMa hierin de concurrentieomstandigheden op de hypotheekmarkt in kaart zal brengen en mogelijke gebreken in de marktwerking zal identificeren. Voor zover relevant zullen de door u genoemde factoren door de NMa worden meegenomen in het tweede deel van haar onderzoek. Mijn collega van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie zal u dit onderzoek toezenden, zodra het gereed is.`

Datum 19 november 2010 Onze referentie KO/10/22848

Pagina 5 van 12

2010Z16031 Antwoorden op de vragen van het lid Hamer (PvdA) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het artikel `De crèche wordt steeds duurder en slechter' (Ingezonden 5 november 2010) Vraag 1: Kent u het artikel `De crèche wordt steeds duurder en slechter'? 1) Antwoord: Ja. Vraag 2: Onderschrijft u de centrale stelling uit het artikel dat onder druk van winstmarges veel kinderdagverblijven juist slechtere kwaliteit gaan leveren en kunt u dit toelichten? In hoeverre zullen de door het kabinet voorgenomen bezuinigingen de marktwerking in de kinderopvang vergroten? Welke gevolgen heeft dit volgens u voor de kwaliteit van de kinderopvang? Antwoord: Voor dit antwoord verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2 van D66. Vraag 3: Kunt u bevestigen dat steeds meer kinderopvangorganisaties in handen komen van buitenlandse investeerders en kunt u daarbij toelichten om welk aandeel van de totale kinderopvangsector het hierbij gaat? Antwoord: Ik kan niet bevestigen dat steeds meer kinderopvangorganisaties in eigendom zijn van investeerders met een andere dan de Nederlandse nationaliteit, aangezien de nationaliteit van eigenaren van kinderopvanginstellingen niet wordt geregistreerd. Overigens moeten kinderopvanginstellingen, ook als zij in buitenlandse handen zijn, gewoon voldoen aan alle regels die de Wet kinderopvang stelt, bijvoorbeeld ten aanzien van de beroepskracht-kind-ratio. Vraag 4: Deelt u de mening dat kosten moeten worden gemaakt om de kwaliteit van kinderopvang te vergroten? Bestaat er volgens u spanning tussen het belang van ouders en kinderen om de kwaliteit van kinderopvang zo hoog mogelijk te maken enerzijds en het belang van buitenlandse investeerders om kosten te verlagen en winst te maximaliseren anderzijds? Antwoord: Kwaliteitsverhoging brengt veelal kosten met zich mee. Zo zullen de salariskosten stijgen als het gemiddeld aantal pedagogisch medewerkers toeneemt ten opzichte van het aantal opgevangen kinderen. Kwaliteitsverhoging kost echter niet altijd per definitie geld. Zo kan een goede leidinggevende de kwaliteit van de opvang ook verhogen met consequente en concrete feedback over de omgang met kinderen richting pedagogisch medewerkers. Er is altijd een zekere spanning tussen de wens van ouders en hun kinderen en het aanbod dat kinderopvangondernemers kunnen doen. Relevanter is echter dat ouders, kinderen en aanbieders van kinderopvang een gezamenlijk belang hebben bij opvang met een goede prijs/kwaliteitverhouding. Aan extreem hoge kwaliteit Pagina 6 van 12

Datum 19 november 2010 Onze referentie KO/10/22848

hangt een prijskaartje, dat afnemers zullen meewegen. Net zo goed geldt dat aanbieders het zich niet kunnen veroorloven om louter naar kostenverlaging te streven. Als dit te zeer ten koste gaat van de kwaliteit, zullen afnemers het product of de dienst niet meer afnemen. Dit mechanisme werkt nog niet optimaal in de kinderopvang. Daarom heeft mijn voorganger in haar brief van 5 februari j.l. maatregelen aangekondigd om de positie van ouders te versterken en zo de werking van de kinderopvangmarkt te verbeteren. Zoals ik aangeef in antwoord op vraag 4 van D66, zeg ik u een brief toe over de kinderopvangmarkt. Vraag 5: Kunt u de berichtgeving bevestigen dat het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vergeefse pogingen heeft gedaan om inzicht te krijgen in representatieve cijfers over de solvabiliteit, rentabiliteit en liquiditeit in de kinderopvangsector? Bent u van mening dat voldoende financieel toezicht op de kinderopvangsector mogelijk is? Kunt u dit toelichten? Antwoord: Dat kan ik niet bevestigen. Het Waarborgfonds kinderopvang publiceert ieder jaar het Sectorrapport kinderopvang. Dat rapport geeft actuele informatie over de financieel-economische trends en ontwikkelingen in de kinderopvang en dus ook cijfers over solvabiliteit en rentabiliteit. Dat Sectorrapport wordt gemaakt op basis van jaarverslagen van kinderopvanginstellingen. Vraag 6: Kunt u de berichtgeving uit het genoemde artikel bevestigen dat in sommige regio's structureel te weinig leidsters voor groepen staan? Kunt u bevestigen dat gemeentes ondanks meldingen van deze en andere overtredingen van de wet vaak niet overgaan tot het uitdelen van boetes? Bent u van mening dat kinderopvangorganisaties die op deze of op andere wijze in gebreke blijven daar geen financieel voordeel uit mogen halen? Zo ja, bent u bereid daartoe maatregelen te nemen? Zo nee, waarom niet? Antwoord: Handhaving op overtredingen van de kwaliteitscriteria, dus ook zeker de beroepskracht-kind-ratio, moet door gemeenten worden aangepakt. Het artikel gaat specifiek in op de situatie in Leiden. Inmiddels is het toezicht en handhaving verbeterd. Leiden heeft met de GGD en met het management van B4Kids gesprekken gevoerd. Dat heeft tot verbetering van de inzet van voldoende beroepskrachten geleid. De Onderwijsinspectie heeft in april 2010 afspraken gemaakt met Leiden op de achterblijfpunten register, handhavingsbeleid en handhaving. Het register is inmiddels op orde en het handhavingsbeleid is eind december 2009 vastgesteld door B&W. Handhaving vindt sinds vaststelling van het handhavingsbeleid structureel plaats. De Onderwijsinspectie zal eind 2010 de uitvoering van de handhaving opnieuw toetsen. Vraag 7: Deelt u de mening dat oudercommissies, willen zij effectief gebruik kunnen maken van hun adviesrecht bij vaststelling van de tarieven, inzicht moeten hebben in de kosten van kinderopvangorganisaties waaronder de personele kosten? Zijn kinderopvangorganisaties verplicht dit inzicht te bieden? Zo nee, bent u bereid daartoe initiatieven te nemen? Zo ja, welke middelen staan deze commissies ter beschikking om deze gegevens op te vragen? Kunt u de Kamer informatie

Datum 19 november 2010 Onze referentie KO/10/22848

Pagina 7 van 12

verstrekken over de mate waarin het advies van de oudercommissie inzake de tarieven wordt opgevolgd door kinderopvangorganisaties? Antwoord: Ik heb geen inzicht in de mate waarin adviezen van oudercommissies inzake tarieven worden opgevolgd. Kinderopvangorganisaties zijn namelijk niet verplicht hierover te rapporteren. Kinderopvangorganisaties zijn niet verplicht inzicht in de kosten te bieden. Wel is een ondernemer verplicht een wijziging van prijzen en openingstijden toe te lichten. Ik ben van mening dat oudercommissies c.q. ouders een afweging moeten kunnen maken tussen prijs en kwaliteit. BOinK heeft subsidie gekregen om de vergelijkingssite te bouwen en te vullen, die ouders daarbij moet ondersteunen. Datum 19 november 2010 Onze referentie KO/10/22848

Pagina 8 van 12

2010Z16030 Antwoorden op vragen van lid Kooiman (SP) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht dat vijf jaar marktwerking de kwaliteit van de kinderopvang heeft verslechterd (Ingezonden 5 november 2010) Vraag 1: Wat is uw reactie op het bericht dat vijf jaar marktwerking de kwaliteit van de kinderopvang heeft verslechterd? 1) Kunt u uw antwoord toelichten? Antwoord: Voor dit antwoord verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2 van D66. Vraag 2: Kunt uiteenzetten wat de gemiddelde uurprijs was in 2008, 2009 en 2010? Wanneer dit niet bekend is, bent u bereid dit te onderzoeken? Zo nee, waarom niet? Hoe gaat u ervoor zorgen dat de gemiddelde uurprijs niet nog meer stijgt? Tabel: gemiddelde uurprijs per opvangsoort 2006 5,45 5,68 5,43 2007 5,67 5,83 5,74 2008 5,81 5,91 5,86 2010 (gegevens 2009 sept 2010 5,97 6,15 5,95 6,10 5,90 5,53

Datum 19 november 2010 Onze referentie KO/10/22848

Dagopvang Buitenschoolse opvang Gastouderopvang

Bovenstaande tabel presenteert de gemiddeld door ouders opgegeven uurprijs aan de Belastingdienst. De stijging van het uurtarief lijkt niet buitenproportioneel te zijn. De NMa komt op basis van het onderzoek `Marktwerking in de kinderopvang', tot dezelfde conclusie. Vraag 3: Wat gaat u doen om ouders meer mogelijkheden te geven om tegen de stijging van uurprijzen en de verplichte afname van meer kinderopvanguren dan dat ouders afnemen, in beroep te gaan? Bent u bereid om het advies van de oudercommissie bindend te maken? Zo nee, waarom niet? Antwoord: Ouders waarvan de kinderopvangorganisatie is aangesloten bij één van de brancheorganisaties hebben altijd de mogelijk om, na een interne klachtenprocedure, het geschil in te dienen bij de Geschillencommissie Kinderopvang. Mijn voorganger heeft in haar brief van 5 februari j.l. maatregelen aangekondigd om de positie van ouders te versterken en zo de werking van de kinderopvangmarkt te verbeteren. Zoals ik in het antwoord op vraag 4 van D66 aangeef, stuur ik u in de loop van 2011 een brief over dit onderwerp. Vraag 4: Hoe gaat u ervoor zorgen dat kinderopvangorganisaties zich aan de wettelijke normen gaan houden zodat er genoeg begeleidsters op een groep met kinderen staan? Hoe gaat u ervoor zorgen dat kinderopvangorganisaties hier voldoende op gecontroleerd worden? Kunt u uw antwoord toelichten? Antwoord: Voldoende pedagogische medewerkers op de groep is één van de voornaamste kwaliteitscriteria waarop de GGD toetst. Sinds september 2009 is de GGD Pagina 9 van 12

begonnen met de zogenoemde onaangekondigde controles. Daardoor kan de GGD nog scherper controleren of kindercentra niet de hand lichten met deze kwaliteitseis. Als sprake is van een overtreding moet de gemeente handhavend optreden. Dat gebeurt vaak goed, maar in veel gevallen nog onvoldoende (zie tevens mijn antwoord op vraag 6). Tegelijk ben ik bezig met de convenantpartijen te komen tot eenvoudiger te hanteren normen. De convenantpartijen streven ernaar om nog in 2010 tot overeenstemming te komen. Eenvoudiger normen zijn voor GGD-en en gemeente beter te handhaven en zullen ook leiden tot een hogere nalevingsbereidheid bij de kindercentra Vraag 5: Bent u bereid om ervoor te zorgen dat de gemeentelijke gezondheidsdiensten (GGD's) ook niet aangekondigd en onverwachts kinderopvangorganisaties inspecteren? Zo nee, waarom niet? Antwoord Ja. Op dit moment controleren de GGD-inspecteurs vaak al onaangekondigd. Vraag 6: Hoe gaat u ervoor zorgen dat gemeenten de kinderopvangorganisaties die de wettelijke normen overtreden, ook daadwerkelijk aanpakt? Antwoord Met project "achterblijvende gemeenten" zet ik stevig in op verbetering van vooral de handhaving door gemeenten. In de praktijk blijkt het effectief te werken als de Onderwijsinspectie de individuele gemeenten op dit achterblijven aanspreekt. Inmiddels zijn er veel meer gemeenten die de uitvoering op orde hebben of waar afspraken mee zijn gemaakt om de uitvoering binnenkort op orde te hebben. Vraag 7: Hoe gaat u ervoor zorgen dat kleinschalige kinderopvang in Nederland mogelijk blijft en niet alleen in handen komt, zoals dat nu het geval is in de grote gemeenten, van de vier grootste organisaties die meer dan negentig procent van de crèches en naschoolse opvang in handen heeft? Kunt u uw antwoord toelichten? Antwoord: De NMa concludeert op basis van onderzoek door Regioplan dat de markt voor kinderopvang een dynamische markt is. Dat blijkt uit het aantal aantal toetreders en uittreders. Uit het onderzoek blijkt dat in gemeenten met meer dan 50.000 inwoners waar de vier grootste aanbieders van kinderopvang gezamenlijk een marktaandeel van 80 à 90% hebben, 62% van de kinderopvangorganisaties tussen december 2006 en december 2008 toe- dan wel uitgetreden is. Verder blijkt uit onderzoek van het Netwerkbureau kinderopvang naar de capaciteit in de kinderopvang, dat de relatief kleine aanbieders tot 20 locaties een marktaandeel hebben van circa 60%. Daarnaast is ook een meerderheid van de nieuwe toetreders een kleine aanbieder met minder dan 50 kindplaatsen. Dat betekent dat er voldoende kleine aanbieders op de markt voor kinderopvang actief zijn en zullen blijven. Vraag 8: Hoe gaat u ervoor zorgen dat de arbeidsvoorwaarden in kinderopvangorganisaties gewaarborgd wordt? Kunt u uw antwoord toelichten?

Datum 19 november 2010 Onze referentie KO/10/22848

Pagina 10 van 12

Antwoord: Als u bedoelt de arbeidsvoorwaarden zoals afgesproken in de CAO kinderopvang, dan ga ik daar niet over. Arbeidsvoorwaarden zijn het onderwerp van werkgevers en werknemers. Mocht een werkgever zich daaraan niet houden dan kan de werknemer de vakbond in de arm nemen en zonodig naar de rechter stappen. Vraag 9: Hoe gaat u ervoor zorgen dat de kinderopvang betaalbaar blijft nu de marktwerking zorgt voor hogere kosten kinderopvang en u wilt bezuinigingen op de kinderopvang? Antwoord: Zoals ik schrijf in antwoord op vraag 2 van D66, zijn volgens de NMa de prijzen in de kinderopvang de afgelopen jaren niet buiten proportioneel gestegen. De effecten van de bezuinigingen op de marktwerking zullen worden meegenomen in de brief die ik heb toegezegd in antwoord op vraag 4 van D66. Vraag 10: Bent u bereid om ervoor te zorgen dat ook de werkgevers de afgesproken een derde van de kinderopvangkosten gaan betalen? Zo nee, waarom niet? Antwoord: De invoering van de Wet kinderopvang is gebaseerd op de gedachte dat formele kinderopvang tripartiet gefinancierd wordt door de overheid, de werkgevers en de ouders. Sinds 1 januari 2007 betalen werkgevers verplicht mee via een opslag op de wachtgeldpremie. Daarvoor was de bijdrage nog vrijwillig. Het is echter zo dat als de kosten van kinderopvang stijgen maar de grondslag van de opslagpremie stijgt minder hard mee, dan hoeft het opslagpercentage niet dienovereenkomstig te wijzigen. Relevant om op te merken is dat een stijging van de werkgeversbijdrage, gegeven de scheiding van inkomsten en uitgaven niet kan dienen als dekking van overschrijdingen van het kinderopvangbudget. Gegeven het inkomstenkader dat het kabinet hanteert dient een eventuele stijging van deze opslag op de wachtgeldpremie gecompenseerd te worden met lagere collectieve lasten elders. In 2010 bedroeg de gemiddelde bijdrage van werkgevers 23%, van ouders 22% en van het Rijk 55%. Met de bezuinigingen beweegt de verhouding in de bijdragen door de 3 verschillende partijen zich in de richting van 1/3. Vraag 11: Bent u bereid de marktwerking in de kinderopvang af te schaffen die ervoor zorgt dat de kinderopvang steeds duurder wordt en van slechtere kwaliteit? Zo nee, waarom niet? Antwoord: Nee. Voor dit antwoord verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2 van D66.

Datum 19 november 2010 Onze referentie KO/10/22848

Pagina 11 van 12

Vraag 12: Kunt u deze vragen beantwoorden voor het nader te plannen wetgevingsoverleg kinderopvang? Antwoord: Ja. 1) NRC handelsblad, `Kwaliteit van crèches lijdt onder privatisering', 30 oktober 2010 Datum 19 november 2010 Onze referentie KO/10/22848

Pagina 12 van 12

---- --