Rijksoverheid


22 november 2010

vragen van de PVV aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over inburgeringsplicht Turken

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de vragen van de leden Van Klaveren en Fritsma (beiden PVV) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de uitspraak van de Turkse regering dat Turken in Nederland niet hoeven in te burgeren. Vraag 1 Kent u het bericht 'Turken hoeven niet in te burgeren'?1 Antwoord op vraag 1 Ja.

Vraag 2 Deelt u de mening dat het volstrekt onacceptabel is dat de Turkse regering meent te kunnen bepalen welke integratievoorwaarden Nederland aan immigranten stelt? Zo nee, waarom niet? Antwoord op vraag 2 Nederland bepaalt zelf de integratievoorwaarden voor immigranten. De uitspraken in dit mediabericht verwijzen naar recente vonnissen van de Rechtbanken Rotterdam en Roermond, waarin uitgesproken wordt dat de inburgeringsplicht in strijd is met het Associatieakkoord tussen de EU en Turkije. Ik heb hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep, omdat het Kabinet van mening is dat de inburgeringsplicht buiten de werkingssfeer van het Associatieakkoord EUTurkije valt.

D e T elegraaf, 'T urken hoeven niet in te burgeren', 29 oktober 2010

Vraag 3 Hoe beoordeelt u de uitspraak over Turkse immigranten in Nederland "Deze mensen zijn Turken en zullen dat altijd blijven"? Deelt u de mening dat hieruit blijkt dat Turkije in het geheel niet voornemens is om zijn verregaande bemoeienis met Turken in Nederland te beëindigen? Zo neen, waarom niet? Vraag 4 Welke maatregelen bent u voornemens te treffen in de richting van de Turkse autoriteiten, nu deze opnieuw hebben aangetoond volkomen maling te hebben aan Nederland, en zich schaamteloos met in Nederland woonachtige Turken blijven bemoeien? Antwoord op vragen 3 en 4: Het staat ieder land vrij om relaties met (voormalige) onderdanen in den vreemde te onderhouden. Het Kabinet stelt zich hierbij op het standpunt dat de contacten tussen een vreemde mogendheid en haar (voormalige) onderdanen in Nederland louter op basis van vrijwilligheid mogen plaatsvinden, binnen de grenzen die de wet hiervoor stelt. Ook mogen deze contacten de integratie in Nederland niet belemmeren. Wanneer deze kaders worden overschreden, is er sprake van ongewenste inmenging. Het is uiteindelijk aan migranten zelf om te bepalen in welke mate zij met de regering van het land van herkomst willen verkeren. Dit standpunt wordt regelmatig in bilaterale contacten met de Turkse overheid gedeeld.

Vraag 5 Welke maatregelen bent u voornemens te treffen om te zorgen dat Turken in Nederland wel moeten blijven inburgeren? Antwoord op vraag 5 Zolang de hoogste rechter niet heeft bepaald dat de inburgeringsplicht van Turkse onderdanen in strijd is met de EU-Associatieovereenkomst met Turkije , zijn Turkse onderdanen die naar Nederland komen in het kader van gezinsvorming en -hereniging of reeds in Nederland permanent verblijven, inburgeringsplichtig. Hierover zijn de gemeenten, die de Wet inburgering uitvoeren, begin september bij brief geïnformeerd. Tegen de uitspraken van de Rechtbank Rotterdam heb ik samen met de betreffende gemeenten Rotterdam en Vlaardingen hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Ook is tegen de uitspraken van de Rechtbank Almelo hoger beroep ingesteld. Tegen de uitspraak van de Rechtbank Roermond ga ik samen met de gemeente Roermond hoger beroep instellen. Indien de Centrale Raad van Beroep strijdigheid zou constateren tussen de inburgerings plicht van Turkse onderdanen en de EU-Associatie-overeenkomst met Turkije, ontstaat er een nieuwe situatie. Het Kabinet zal zich dan beraden op de verder te nemen stappen. In laatste instantie zal het Kabinet zich inzetten voor een zodanige aanpassing van de Associatie-overeenkomst EU-Turkije dat Turkse onderdanen onder de inburgeringsplicht komen te vallen.

We moeten ons hierbij realiseren dat voor een dergelijke aanpassing binnen de EU unanimiteit vereist is en Turkije als verdragspartij eveneens akkoord zal moeten gaan.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.P.H. Donner