Rijksoverheid
22 november 2010
Q!Koorts levenslang fokverbod en vaccinatiecampagne 2011
Geachte Voorzitter,
In het Algemeen Overleg op 3 november 2010 hebben wij met u gesproken over
het levenslange fokverbod voor jonge dieren. Daarbij is toegezegd dat wij de
voorwaarden zullen uitwerken waaronder jonge dieren uitgezonderd kunnen
worden van het levenslange fokverbod. Met deze brief informeren wij u over die
voorwaarden. Tevens informeren wij u over de vaccinatiecampagne van 2011.
Met het opheffen van het levenslange fokverbod voor jonge dieren nemen we een
risico op het ontstaan van nieuwe bronnen voor besmetting. Dit risico is volgens
de veterinaire deskundigen niet te kwantificeren. Het komt aan op inschatten en
wegen van het risico. We weten dat het risico nooit nul kan zijn. Uw Kamer heeft
naar het resterend risico gekeken en is van mening dat het acceptabel is en heeft
via moties bij het kabinet aangedrongen op een heroverweging van het fokverbod.
Wij hebben de beschikbare informatie eveneens gewogen en zijn van oordeel dat
we met die risicoafweging mee kunnen gaan, wanneer voorwaarden worden
gekoppeld aan de uitzondering op het levenslange fokverbod waarmee de risico's
nog verder beperkt kunnen worden.
Zoals tijdens het Algemeen Overleg van 3 november aangegeven, heffen wij het
levenslange fokverbod onder voorwaarden op voor lammeren die in de
lammerperiode 2009/2010 zijn geboren. Het is niet bekend hoeveel lammeren
aanwezig zijn op de besmette bedrijven. Naar verwachting gaat het om enkele
duizenden tot maximaal 15.000 dieren die beschikbaar komen voor de fokkerij.
Hierbij moet opgemerkt worden dat in het geval er toch sprake is van een
besmetting, uitscheiding van bacteriën niet voorkomen kan worden. Wel kan het
risico bij uitscheiding worden beperkt door voorwaarden te stellen aan huisvesting
en hygiëne.
Om te borgen dat de nieuwe Voedsel! en Waren Autoriteit (nVWA) de
voorwaarden kan controleren, wordt de uitzondering van het levenslange
fokverbod gekoppeld aan een meldplicht. Veehouders die nog lammeren hebben
staan, moeten zich melden bij de nVWA.
De nVWA stuurt in samenwerking met de Dienst Regelingen alle besmette
bedrijven, waar dieren met een levenslang fokverbod staan, binnenkort een brief.
De veehouders dienen aan te geven welke dieren (I&R!nummers) in aanmerking
komen voor de uitzondering.
De eerste voorwaarde is dat de dieren geboren zijn in de lammerperiode
2009/ 2010. De nVWA controleert of het aannemelijk is dat de opgegeven dieren
inderdaad in die lammerperiode geboren zijn. De I&R!gegevens over geboortedata
van de lammeren zijn onvoldoende nauwkeurig. Daarom zal naast de I&R!controle
ook gebruik gemaakt worden van controle van snijtanden. Dieren beginnen met
het wisselen van snijtanden op een leeftijd van 1 jaar tot uiterlijk 1,5 jaar. Alleen
dieren die nog niet hun snijtanden gewisseld hebben, mogen gedekt worden. De
dieren zijn dan hoogstens 1,5 jaar oud en geboren na de lammerperiode
2008/2009.
De lammeren moeten, met het oog op handhaafbaarheid, bij elkaar in een aparte
pot1 gehouden worden. De afscheiding van de pot moet zodanig zijn, dat direct
contact met overige drachtige dieren niet mogelijk is. Omdat we het koppel
lammeren dat wordt uitgezonderd van het levenslange fokverbod nauwlettend in
de gaten willen houden, geldt voor de lammeren een vervoersverbod, met
uitzondering van afvoer naar het slachthuis.
De stal moet afgesloten zijn van publiek gedurende een maand voor aanvang van
de lammerperiode tot twee weken na afloop daarvan. Werknemers en bezoekers
die voor hun werk tijdens deze periode in de stal moeten zijn, moeten de
beschikking hebben over persoonlijke beschermingsmiddelen zoals beschermende
kleding en mondkapjes. Geboortemateriaal moet voorverzameld worden in
afgesloten lekdichte bakken in de aflammerruimte en op die manier verplaatst
naar de afgesloten destructieton. Voor de bedrijven geldt het pakket aan mest! en
hygiënemaatregelen zoals voor besmette bedrijven.
De lammeren die uitgezonderd worden van het levenslange fokverbod komen
vanaf vier weken voor aanvang van de lammerperiode onder veterinair toezicht te
staan en worden op die manier nauwlettend in de gaten gehouden. Dit houdt in
dat de eigen dierenarts van het bedrijf elke twee weken het koppel dieren
bezoekt, om vast te stellen of zich abortussen voordoen. Van deze bezoeken moet
een logboek worden bijgehouden. Wanneer er sprake is van een abortus moet dit
direct gemeld worden aan de nVWA. Die zal tijdens een bedrijfsbezoek monsters
nemen om te onderzoeken of de abortus het gevolg is van een Q!koortsinfectie.
Wanneer zich in het koppel één of meer abortussen voordoen die gerelateerd
worden aan Q!koorts, zullen de overige drachtige dieren in dit koppel worden
geruimd. In dat geval is het aannemelijk dat het vaccin in het koppel lammeren
verminderd werkzaam is doordat de dieren niet tijdig zijn gevaccineerd. Door de
overige drachtige dieren te ruimen, voorkomen we meer abortussen en de
daarmee gepaard gaande uitscheiding van de bacterie.
1 Melkgeiten! en melkschapenstallen zijn veelal opgedeeld in verschillende potten. De dieren
die in één pot bij elkaar staan, behoren tot één koppel.
De dieren die geaborteerd hebben, krijgen een levenslang fokverbod. Dieren uit
het koppel die normaal gelammerd hebben, krijgen eveneens een levenslang
fokverbod. Gezonde nakomelingen vallen onder hetzelfde regime als hier
beschreven voor de uitgezonderde lammeren. De nVWA meldt zoals gebruikelijk
de regionale GGD als er sprake is van Q!koorts op een bedrijf.
Eventueel geruimde dieren komen in aanmerking voor een ruimingsvergoeding.
Eventuele drachtige dieren die op de bedrijven aanwezig zijn, maar afkomstig zijn
van vrije bedrijven en tijdig gevaccineerd zijn, worden niet geruimd.
Voor besmette bedrijven waarvoor het levenslange fokverbod onevenredig
nadelige gevolgen heeft, is een nadeelcompensatieregeling opgesteld. Enkele
weken geleden zijn veehouders door Dienst Regelingen geïnformeerd over de
vraag of ze in aanmerking komen voor nadeelcompensatie en de hoogte van het
voorgenomen compensatiebedrag. Opheffing van het levenslange fokverbod voor
de lammeren van 2010 heeft ook gevolgen voor deze compensatieregeling, omdat
in het bedrag dat wordt uitgekeerd per volwassen melkgeit een vergoedings!
component voor vervanging van die lammeren is meegenomen. Wanneer
veehouders deze dieren weer kunnen inzetten op het bedrijf, neemt het
schadebedrag af (met ongeveer 40%). In gevallen waarin al te veel compensatie
is uitgekeerd, zal het te veel betaalde moeten worden teruggevorderd, omdat
anders sprake zou zijn van overcompensatie.
Bestuurlijk overleg met LTO
Vrijdag 12 november jl. heb ik bestuurlijk overleg gevoerd met Nederlandse Land!
en Tuinbouworganisatie (LTO). In het overleg zijn de voorwaarden besproken
waaronder het levenslange fokverbod voor lammeren opgeheven kan worden. LTO
heeft zelf actief meegedacht over deze voorwaarden en heeft er dan ook
instemmend op gereageerd. In het overleg is nogmaals het overheidsstandpunt
aangaande de compensatieregeling, zoals verwoord in de brief van
14 oktober 2010 (TK 28 296, nr. 439), toegelicht. LTO heeft daarop haar
zienswijze gegeven. Deze heeft niet geleid tot wijziging van ons standpunt.
Vaccinatiecampagne 2011
De overstap van het voorzorgsprincipe naar een risicogebaseerde benadering
maakt ook dat de vaccinatiecampagne met andere ogen bekeken moet worden. In
januari 2010 heeft de Tweede Kamer vanuit het voorzorgsprincipe de motie Ormel
(TK 28286 nr 365) aangenomen, waarin de regering verzocht wordt vaccinatie
voor alle schapen en geiten in Nederland verplicht te stellen. Op het moment van
indienen van deze motie was niet voldoende vaccin beschikbaar om invulling te
geven aan deze motie. Op dit moment zijn de meeste dieren drachtig of worden
binnenkort gedekt. Drachtige dieren kunnen niet gevaccineerd worden. Na de
lammerperiode zou voldoende vaccin beschikbaar kunnen zijn om alle schapen en
geiten in Nederland te vaccineren.
Deskundigen hebben steeds aangegeven dat er geen aanwijzingen zijn dat
vleesschapen en hobbydieren een rol spelen in de Nederlandse epidemie. Wij zijn
daarom van mening dat een overstap naar een meer risicogebaseerde benadering
ook hier op zijn plaats is. In 2011 is vaccinatie daarom alleen verplicht voor
melkgeiten en melkschapen op bedrijven met meer dan 50 dieren en voor
schapen en geiten op bedrijven met een publieksfunctie. De vaccinfabrikant heeft
aangegeven de benodigde vaccins voor 1 juni 2011 te zullen leveren.
Vaccinatie zal in 2011 niet verplicht worden gesteld voor vleesschapen en schapen
in natuurgebieden en rondtrekkende kuddes. Wel bestaat er bij niet!melk!
leverende schapen en geiten een risico op besmetting via direct contact. Bedrijven
die ook een publieksfunctie vervullen, vallen daarom wel onder de
vaccinatieplicht.
Kinderboerderijen
Het lid Van Gerven (SP) vroeg tijdens het Algemeen Overleg van 3 november
2010 naar het aantal erkende kinderboerderijen in Nederland. Eind 2009 waren
318 kinderboerderijen aangesloten bij de Stichting Kinderboerderijen Nederland
(SKBN). Er is geen specifieke administratie van kinderboerderijen, het is dus
onbekend hoeveel kinderboerijen er precies zijn in Nederland. Het totaal aantal
kinderboerderijen ligt waarschijnlijk tussen 350 en 400.
De SKBN geeft een keurmerk uit voor kinderboerderijen. Tussen 2006 en 2009
hebben 65 kinderboerderijen het keurmerk "Goed voor elkaar" van de SKBN
ontvangen. In 2010 is het keurmerk geactualiseerd in het Keurmerk
Kinderboerderijen. In de pilotfase hebben dit jaar 4 kinderboerderijen het nieuwe
keurmerk ontvangen. De verwachting is dat in 2010 in totaal 16 kinderboerderijen
het keurmerk zullen ontvangen en dat in 2011 nog eens 20 kinderboerderijen het
keurmerk ontvangen. De doelstelling van de SKBN is om in 2014 200
kinderboerderijen met een keurmerk van de SKBN te hebben.
Naast het keurmerk van de SKBN geeft de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD)
het keurmerk "Zoonosevrij" uit. Op dit moment heeft de GD dit keurmerk
uitgegeven aan ongeveer 350 publieksboerderijen. Volgens informatie van de GD
is het merendeel van de publieksboerderijen een kinderboerderij.
De Staatssecretaris van Economische De Minister van Volksgezondheid,
Zaken, Landbouw en Innovatie, Welzijn en Sport,
dr. Henk Bleker mw. drs. E.I. Schippers