Rijksoverheid
Toespraak minister Donner tijdens 20-jarig jubileum Woonbond
Toespraak | 20-11-2010
'De Woonbond is voor de huurders wat de ANWB is voor autobezitters:
belangenbehartiger, spreekbuis en tegelijk luis in de pels voor de
bestuurders in Den Haag én Wegenwacht voor huurders met problemen. Maar
de ANWB begon voor wielrijders toen dat nog overwegend fietsers waren
en is er nu vooral voor automobilisten. Dus pas op dat u niet eindigt
als de Vereniging Eigen Huis'. Dat zei minister Donner tijdens het
congres ter gelegenheid van het 20-jarig bestaan van de Woonbond.
Dames en heren,
Iemand die je nog maar net kent direct op je verjaardagsfeest
uitnodigen, dat is pas gastvrijheid. Ik voel mij bevoorrecht! Ik ben
nog maar net de minister van Volkshuisvesting, of van Wonen, Wijken en
Integratie zo u wilt, met de roepnaam Binnenlandse Zaken, en ik mag al
op het feestje komen. En omdat ik netjes ben opgevoed, begin ik met de
felicitaties aan het adres van de jarige. Ik feliciteer de Woonbond van
harte; met het twintigjarig bestaan maar ook met wat de Woonbond in die
twee decennia heeft bereikt.
De stem van hurend Nederland, zo omschrijft de bond zich. En met recht
denk ik. Ik zit nog niet zo lang op mijn huidige post, maar ik kan die
stem overal horen. Bij verhuurders, bij gemeenten en ook in Den Haag.
De Woonbond is voor de huurders wat de ANWB is voor autobezitters:
belangenbehartiger, spreekbuis en tegelijk luis in de pels voor de
bestuurders in Den Haag én Wegenwacht voor huurders met problemen. Daar
zit een waarschuwing in; de ANWB begon voor wielrijders toen dat nog
overwegend fietsers waren en is nu vooral voor automobilisten. Uit het
onderzoek dat u vandaag onthuld, blijkt dat Nederlanders willen kiezen
tussen huren en kopen. Zo begon het ook met die fietsers. Dus pas op
dat u niet eindigt als vereniging Eigen Huis.
Anno 2010 komt de Woonbond op voor de belangen van zo'n 1,4 miljoen
huurders. Dat is nog iets minder dan de bijna vier miljoen leden van de
ANWB, maar die club bestaat al 127 jaar. Nederland telt een kleine drie
miljoen huurwoningen en zo'n zeven miljoen huishoudens, dus u heeft
zeker nog groei potentieel, zéker qua ledental. Dus ik kan u ook nog
vele jaren wensen.
In de afgelopen twintig jaar heeft de Woonbond zijn bestaansrecht
bewezen. Ik zal niet alle verdiensten van de Woonbond opsommen; die
ziet u veel beter dan ik en bovendien is het niet goed voor het
karakter van de jarige - al die lof. U heeft straks nog een film over
twintig jaar Woonbond en daarin zullen alle wapenfeiten ongetwijfeld
voorbij komen.
Maar voor u nu gaat denken dat ik mij er van af maak en mij niet
verdiept heb in de geschiedenis van de Woonbond, toch enkele
hoogtepunten. Ik denk dat u de zogeheten Overlegwet als één van de
grootste wapenfeiten van de bond zult beschouwen. Die wet versterkt de
positie van huurders ten opzichte van woningcorporaties en particuliere
verhuurders. Mede op aandringen van de Woonbond zijn in 2009 de rechten
van huurderorganisaties en bewonerscommissies sterk uitgebreid door
middel van een wijziging van de Overlegwet. Ook wil ik het convenant
noemen dat de Woonbond heeft afgesloten met de Rijksoverheid en Aedes
over energiebesparende voorzieningen in huurwoningen. Huurders varen
daar wèl bij, zowel door meer wooncomfort als door een lagere
energierekening. En tenslotte noem ik de inspanningen van de bond om
meer en andere huurders te betrekken bij het huurdersoverleg met de
verhuurders. Niet alleen grijzende blanke mannen zoals ik moeten
meepraten over zaken die met hun woning hebben te maken, maar ook
jongeren, vrouwen en allochtonen.
Maar goed; niets op de verjaardag van een twintigjarige is zo vervelend
als een oudere tante die eindeloos herinneringen ophaalt aan toen je
klein was. Dan ga je als jarige denken: ze rekt tijd, ze heeft zeker
het cadeau vergeten. U gaat ook langzamerhand denken, heeft hij wel een
cadeau bij zich. Laat ik u geruststellen. Ik ben het niet vergeten. Ik
wil graag een paar dingen zeggen over de inzet van het kabinet in de
komende jaren de woning- en bouwmarkt weer in beweging te krijgen. Zie
ik het goed, dan is dat ook de inzet van de Woonbond. Ik zie de
kabinetsinzet dan ook als cadeau. Ik weet dat de Woonbond soms andere
inzichten heeft over hoe dat bereikt moet worden en ik besef dat de
Woonbond zacht gezegd, niet onverdeeld gelukkig is met de voornemens in
het regeerakkoord. Maar u als jarige bent ook goed opgevoed en weet dat
je een gegeven paard niet in de bek mag kijken.
Ik vertel u niks nieuws als ik zeg dat de bouw- en woningmarkt in ons
land een moeilijke tijd doormaakt. De nasleep van de economische
crisis, geringe doorstroming op de woningmarkt, te weinig investeringen
in nieuwbouw zowel in de koop- als huursector, gebieden met schaarste
aan woningen en gebieden waar er juist overschotten zijn, corporaties
die minder geld hebben te besteden om oude huizen op te knappen of te
steken in de wijkenaanpak: het lijkt wel of alle plagen van Egypte
tegelijk over ons heenkomen. De 70 à 80.000 nieuwe woningen die nodig
zijn om aan de nog steeds stijgende vraag naar woningen te voldoen
alsmede aan de behoefte aan renovatie, worden in deze jaren niet
gehaald. Het heeft het paradoxale gevolg dat krimp en schaarste
tegelijkertijd toenemen, waardoor de tegenstelling op de woning en
bouwmarkt worden verscherpt.
De economische omstandigheden brengen ook de wijkaanpak in de knel. De
inzet van het vorige kabinet heeft in een groot aantal aandachtswijken
de ontwikkeling ten goede gekeerd. Bewoners vatten moed en voelen zich
gemotiveerd om zich voor een betere leefbaarheid in de wijk in te
zetten. Gemeenten en corporaties hebben extra geïnvesteerd in die
wijken. Ieder krijgt meer vertrouwen in de toekomst en de leefbaarheid
in aandachtswijken is verbeterd. Het is begrijpelijk dat corporaties
onder de huidige economische omstandigheden hun investeringen
afzwakken, maar ik hoop dat zij desondanks prioriteit blijven geven aan
de wijkenaanpak.
Al die problemen lossen we niet in een achternamiddag op. Sterker: het
zal een hele toer worden om nog tijdens deze kabinetsperiode de bakens
zó te verzetten dat alle betrokkenen op de bouw- en woningmarkt weer
geloof en vertrouwen krijgen in de toekomst. Want dat is de inzet van
het kabinet; 1) herstel van vertrouwen en groei in de bouw, 2) de
woningmarkt als mechanisme van verdeling van woonruimte, 3) betaalbare
huisvesting voor mensen met een lager inkomen, 4) aanpak van problemen
van leefbaarheid en krimp.
Uitgangspunt daarbij is dat de vrije bouw- en woningmarkt de eerste
functie van verdeling van woonruimte moet hebben. Niet als doel, maar
als middel. Ervaring leert dat verdeling door de overheid slechts tot
behoud van ellende leidt en tot niches en ongerechtvaardigde
verschillen. Tegelijk geldt dat het bij woonruimte om een eerste
levensbehoefte gaat en dat we in Nederland nooit zo de ruimte en
overschotten in woonruimte zullen hebben, dat bescherming en regulering
niet nodig zijn. Maar de huidige situatie op de woningmarkt is
vooralsnog het tegendeel van vrij. Die wordt gekenmerkt door stagnatie
en scheefgroei als gevolg van regels, bescherming en gevestigde
belangen. Die zijn niet bij toverslag verdwenen. Er wordt veel
gedagdroomd over wijziging van deze of gene bescherming die alles zal
veranderen, maar de werkelijkheid gebiedt te onderkennen dat iedere
abrupte wijziging veeleer tot een nachtmerrie dan een droom leidt.
Vandaar dat herstel van de markt als centraal mechanisme van verdeling
gematigd wordt door het overheersend belang van herstel van vertrouwen
en groei, met als tegenhanger bescherming van betaalbare huisvesting.
Aanpak van de problemen van leefbaarheid en krimp vormen daarbij als
het ware fundament en randvoorwaarde. Verwaarlozing van beide aspecten
kluistert mensen als het ware tegen hun zin aan een woning en een
buurt; dan is er geen sprake meer van wonen, maar van gedrongen
verblijf dat voelt als gedwongen verblijf.
Op deze wijze hangen de verschillende ambities samen en laat het
kabinetsbeleid zich verklaren. Vandaar ook het standpunt van het
kabinet inzake de hypotheekrenteaftrek. Beluisterd men de standpunten
daarover, dan blijkt dat de afschaffing vooral wordt bepleit uit
inkomenspolitieke overwegingen en overheidsfinanciën. Voor het
functioneren van de woningmarkt heeft het beperkt betekenis. Het zal
een factor zijn van de hoogte van de huisprijs, maar dat is
huurbescherming ook. Ik besef dat u in uw persbericht spreekt over
stimulering van kopen, maar als dat al zo is, dan moet die worden
afgezet tegen de minstens zo omvangrijke stimulering van het huren van
woningen door de bescherming van huurders. Wat daar ook verder van zij;
als iets het vertrouwen in de huizenmarkt aantast, dan wel onzekerheid
omtrent de toekomst van de hypotheekrente aftrek. Los van welke andere
overweging dan ook, geldt dat deze tijd de meest ongelukkige is voor
onzekerheid. Het drukt huisprijzen verder en sluit hele cohorten
huisbezitters op in hun schulden. Wie de perspectieven op de
woningmarkt wil drukken, moet die discussie zeker gaande houden. Maar
wie het herstel van het vertrouwen in de huizenmarkt ter harte gaat,
zal de discussie over de toekomst van de hypotheekrente vermijden zeker
in de naaste toekomst.
Het kabinet kiest om deze redenen voor een woningmarkt met behoud van
steun voor degenen die dat nodig hebben. Dat zijn primair de huurders
met lagere inkomens. In samenhang met de beperking van sociale
woningbouw die door Brussel wordt geëist, komt het kabinet tot de
volgende indeling van de markt. Het segment gesteunde sociale
woningbouw is beschikbaar voor mensen met een inkomen tot 33.000 euro.
Die grens ligt boven het bruto modale inkomen. Dus voor iedereen met
een modaal inkomen of daaronder is de sociale woningbouw toegankelijk.
Tussen de 33.000 en 43.000 euro inkomen geldt dat de huren niet sterker
mogen stijgen dan de inflatie. Voor huurders met een inkomen boven de
43.000 euro mogen de huren sterker stijgen met een max. van 5% extra.
Uitgangspunt bij dit laatste is dat er geen reden is de huurprijs
kunstmatig laag te houden voor mensen die het kunnen betalen; het gaat
om zo'n 400.000 huishoudens.
Door deze indeling krijgt doorstroming een betere kans. Om dezelfde
reden zal de prijs/kwaliteitverhouding van huurwoningen worden
verbeterd, waarbij de maximale huur in schaarstegebieden met maximaal
25 punten omhoog mag. Voor een gewilde woning in zeg Utrecht kan de
maximale huur daardoor op termijn zo'n 100 euro hoger zijn dan voor een
vergelijkbaar huis in, zeg, Zeeuws-Vlaanderen. Tenslotte wil het
kabinet de doorstroming van huur naar koop verbeteren door de verkoop
van woningen door corporaties te bevorderen.
Deze maatregelen worden in het regeerakkoord genoemd. Maar dat betekent
niet dat ik daarmee wil volstaan. Ook in de richting van de
wooncorporaties heb ik mijn bereidheid al aangegeven om verder te gaan
bij het zoeken naar oplossingen voor de bouw- en woningmarkt. Zo valt
te onderzoeken of marktwerking en doorstroming kunnen worden
gestimuleerd door flexibele huurcontracten, bijvoorbeeld tijdelijke
huurcontracten. Veel huurders hebben terecht behoefte aan een in de
tijd onbeperkt huurcontract. Maar er zijn mensen die slechts tijdelijk
gebruik maken van een huurwoning en die in ruil voor de zekerheid dat
zij de woning weer vrijmaken een lagere huurprijs zouden willen
betalen. Wees gerust, het staat niet op stapel, maar ik noem het als
voorbeeld dat we bereid moeten zijn nieuwe wegen in te slaan. Ik nodig
de Woonbond uit om daarover mee te denken.
Ik ging daarnet al in op de wijkenaanpak en mijn oproep aan de
woningcorporaties om daar prioriteit aan te blijven geven. Juist nu de
eerste vruchten van die aanpak worden geplukt. U vraagt zich wellicht
af waarom de wijkenaanpak dan niet is genoemd in het regeerakkoord.
Voor veel dingen die de aandacht houden, geldt dat zij niet worden
genoemd. Dat is eigen aan een regeerakkoord van een minderheidskabinet.
De voortgezette aandacht voor de woonomgeving en leefbaarheid in
buurten blijkt echter alleen al uit de keuze van de regering om
verantwoordelijkheden voor wonen samen te voegen met die van
binnenlandse zaken. Juist vanwege het aspect van leefbaarheid past
wonen beter daar dan bij Infrastructuur en Milieu. Als het alleen ging
om de woningbouw zou een combinatie met ruimtelijke ordening voor de
hand liggen. Maar de bouw van een woning duurt maar een half jaar, de
bewoning daarentegen minstens vijftig jaar. Dan gaat het niet om
ruimtelijke ordening, maar om bestuurlijke ordening en menselijke
omgeving. Wonen doe je niet in stapel stenen, een huis, maar in een
buurt en in een gemeente. Aan dat gegeven kan beter recht gedaan worden
in de samenloop van Binnenlandse Zaken en Wonen, dan elders.
Ik besef dat de maatregelen die ik hier heb geschetst niet zonder meer
gunstig uitpakken voor iedereen. In de situatie waarin we zijn gekomen
is dat ook onmogelijk. Verandering doet pijn, maar niet veranderen is
behoud van ellende. Tegelijk probeert het kabinet de verandering
gedoseerd te realiseren. Ook daarom wordt de hypotheekrente niet ter
discussie gesteld, want dan zou de doorstroming uit de huurmarkt naar
de koopmarkt geheel stokken.
Dames en heren,
We zijn hier om te gedenken wat de Woonbond in twintig jaar heeft
bereikt en om vooruit te blikken. Dat laatste is niet alleen hosanna.
Inzet is om te komen tot herstel van de totale woningmarkt, het op gang
brengen van doorstroming opdat wachttijden voor een woning afnemen,
zowel in de koop- als huursector. Dat vergt echter niet alleen
maatregelen; het vergt ook overleg. Tussen u en mij, tussen de
verhuurders en mij en tussen u en de verhuurders. Dat laatste is op
landelijk niveau nog steeds niet goed van de grond gekomen. Aan
constructieve opstelling geen gebrek, maar ik constateer dat partijen
kennelijk zo vaak van mening verschillen dat het zelden lukt om tot
overeenstemming te komen. Misschien is de tijd rijp voor een nationaal
akkoord. De Aedesvoorzitter Marc Calon deed afgelopen donderdag een
oproep aan alle betrokkenen -huurders, verhuurders, huiseigenaren en
gemeenten- om tot een nationaal woonakkoord te komen, teneinde de
woningmarkt weer in beweging te krijgen.
Zou het lukken zo'n akkoord te sluiten, dan kan ik dat alleen maar
toejuichen, mits dat uiteraard niet op koste van de rijksoverheid gaat,
want geld is er niet. Overeenstemming tussen de organisaties van
verhuurders, huurders en andere betrokken partijen maakt de positie van
de huursector als geheel sterker. Ik heb begrepen dat uw directeur dhr
Paping zo'n woonakkoord helemaal ziet zitten. Het kabinet ziet hij
minder zitten, dat is mij wel duidelijk. Maar mijnheer Paping hoe
langer het kabinet zit, des te meer tijd heeft u voor een woonakkoord
en dan kunnen de plannen uit het regeerakkoord ook effectief worden.
Ik wil de komende tijd graag samen met de Woonbond en alle andere
betrokken partijen verder praten over hoe we de vraagstukken waar we
met z'n allen voor staan, kunnen oplossen. In het belang van iedereen
op de bouw- en de woningmarkt.
De Woonbond heeft de afgelopen twintig jaar laten zien dat je met een
constructieve opstelling ver kunt komen en successen kunt boeken. Dat
heeft ertoe geleid dat niemand in volkshuisvestingsland om de Woonbond
heen kan. Dat is een grote verdienste van een op zich betrekkelijk
kleine organisatie als de Woonbond.
Persoonlijk heb ik al helemaal bijzondere gevoelens bij deze
verhouding. Afgelopen donderdag bij het Aedes congres zei ik dat ik een
merkwaardig déja vu gevoel had bij de problematiek van de
wooncorporaties in het licht van mijn ervaring met de pensioenfondsen.
Bij de Woonbond heb ik dat déja vu gevoel eveneens. Bij het UWV zat Jan
Laurier de centrale cliëntenraad voor; hier zit hij de Woonbond voor.
Het is net alsof ik bij Binnenlandse Zaken thuiskom van Sociale Zaken.
Hoe meer het verandert, hoe meer het gelijk blijft.
Dank u wel.
Verantwoordelijk ministerie
* Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties