Halsema schetst toekomstagenda voor progressieve politiek
GroenLinks-fractievoorzitter Femke Halsema sprak vandaag tijdens de
presentatie van het boek `Van de straat naar de staat, GroenLinks
1990-2010' over de toekomst van GroenLinks. Halsema deed een oproep
voor progressieve samenwerking en nodigt de PvdA uit om een keuze te
maken tussen het sociale conservatisme van de SP of voor de
progressieve krachten van GroenLinks en D66.
Volgens haar zijn er dringende economische, maatschappelijke en
politiek redenen voor samenwerking en het vestigen van progressieve
macht in Nederland. Zo schetste Halsema een agenda voor de toekomst. De
contouren voor progressieve samenwerking is internationalistisch,
toekomstgericht, veranderingsgezind, anti-bureaucratisch en
democratisch.
"Ik denk dat het voor linkse en progressieve partijen noodzakelijk is
om samen te werken om daadwerkelijk toegang te krijgen tot de macht en
een stempel te drukken op de Nederlandse politieke verhoudingen. Hoe
breder deze samenwerking is, hoe effectiever deze zal blijken te zijn.
Gezien de overeenkomsten ligt samenwerking tussen PvdA, GroenLinks en
D66 dan het meeste voor de hand", aldus Halsema.
Agenda voor progressieve politiek
Toespraak Femke Halsema bij boekpresentatie Van de straat naar de
staat, GroenLinks 1990 - 2010, 22 november 2010
Goedemiddag partijgenoten, belangstellenden,
Het is geruststellend en een troost dat, terwijl je zelf ouder wordt,
de partij waaraan je verbonden bent, ook enigszins met je meegroeit
(hoewel het bij mij toch echt harder lijkt te gaan).
Nu bij `ons' 20e levensjaar ligt er een prachtig historisch boek,
waarvoor ik de auteurs graagstage ontwikkeling zien van een
fusiebeweging tot een coherente , moderne politieke partij. bedank. Het
beschrijft onze geschiedenis van ups en downs, van rumoer en harstocht
en laat de gestage ontwikkeling zien van een fusiebeweging tot een
coherente, moderne politieke partij.
Ik vind dat ook een partij om trots op te zijn. Zoals gebruikelijk in
een historisch boek is er veel aandacht voor de grote en kleine
gebeurtenissen, en voor de incidenten die tot intern en politiek rumoer
leidden. Wat minder - en dat is dan ook mijn enige kanttekening - komt
de ontwikkeling van het politieke denken tot zijn recht.
Ik weet dat toen ik in 1997 de keuze maakte voor GroenLinks, dat vooral
was omdat de partij een proeftuin was van nieuwe politieke ideeën en
opvattingen. De kwaliteitsoppositie onder mijn voorganger Paul
Rosenmoller betekenden serieuze doorrekeningen van linkse voorstellen,
volwaardige groene belastingplannen en initiatiefwetten.
Kenmerkend daarbij is dat GroenLinks zich altijd minder heeft laten
leiden door electoraal opportunisme dan door de maatschappelijke en
economische omgeving die om verandering van onze opvattingen vroeg.
Toen wij in de jaren negentig met gezonde tegenzin de NAVO aanvaardden
was dat vanwege het wegvallen van de koude oorlog en de gruwelijkheid
van de oorlog in Voormalig Joegoslavië. Datzelfde geldt voor de
bijstelling van onze sociale opvattingen in 2004: toen vond geleidelijk
- en eerst met horten en stoten - ingang in Groenlinks dat de
verzorgingsstaat steeds meer outsiders kent wier recht op werk en
emancipatie ook door linkse partijen onvoldoende werd verdedigd.
Waar ik - kortom - trots op ben als ik die twintig jaar overzie, is dat
GroenLinks er nooit voor heeft teruggedeinsd bij de linkse en
progressieve voorhoedes te horen, ook als dat intern pijn deed.
Veranderingen in opvatting kwamen altijd voort uit mededogen en emotie,
uit een groot gevoel van rechtvaardigheid, en dat tekende ook dikwijls
- zeg ik met understatement - de levendige politieke discussies.
Bij het 20-jarig bestaan is de prangende vraag, en hoe nu verder? Aan
het slot van het boek wordt door Paul Lucardie en Gerrit Voerman in
vier scenario's de toekomst van GroenLinks geschetst: van kleiner
worden, via consolidatie op het huidige zeteltal tot zelfstandige groei
of fusie met andere linkse en progressieve partijen.
Hoewel wij natuurlijk vanzelfsprekend verder groeien, zijn het reële
scenario's, waarvoor een partij als de onze niet wegloopt. Deze tijd
van rechts-populistisch revanchisme en rechtse machtspolitiek dwingt
ons ook om kritisch na te denken over de toekomst van de progressieve
beweging waarvan GroenLinks deel uit maakt.
Politiek draait uiteindelijk om macht. Als de afgelopen formatie ons
een ding heeft geleerd is het wel dat rechtse partijen meer
machtsbelust zijn en ook beter hun zin weten te krijgen.
Het CDA verloor de verkiezingen dramatisch, maar Maxime Verhagen
passeerde de informateur, de Koningin, de mastodonten, zijn partij, ...
en greep de macht. Omwille van de regeringsmacht heeft Mark Rutte het
veranderingsgezinde deel van zijn programma bij het grof vuil gezet en
zich overgeleverd aan de ruziemakers van de PVV.
Het meest opvallend is wel de `sfeer van afrekening' die daarbij
heerst. Rutte c.s. doen het voorkomen alsof - na jaren gekneveld te
zijn geweest door de `Linkse kerk' - eindelijk rechts Nederland iets
heeft om zich de vingers bij af te likken. Wie voorbij de succesvolle
spin kijkt van rechtse en conservatieve politici, moet vaststellen dat
rechts revanchisme merkwaardig is, want er is geen kabinet geweest
zonder het CDA of de VVD, of beiden.
Er is in Nederland slechts één periode geweest waar progressieve
partijen de politieke agenda bepaalden. Dat was begin jaren zeventig
toen PvdA, D66 en de PPR samenwerkten. Keerpunt 72 was het
stembusakkoord waarmee een programma voor de spreiding van kennis,
macht en inkomen werd gepresenteerd. De progressieve partijen haalden
geen meerderheid, maar wonnen voldoende om met progressieve
Christen-Democraten van de KVP en ARP in 1973 het Kabinet Den Uyl te
vormen.
Wat leert ons die periode vooral?
Dat voor progressieve partijen samenwerking tot effectieve macht kan
leiden, die het uitvoeren van een politiek programma mogelijk maakt.
Anders dan de Lucardie en Voerman ben ik minder geïnteresseerd in de
gevolgen van samenwerking voor de vorm van GroenLinks, als wel - hoe
door samenwerking met anderen de progressieve macht groter kan worden
dan het zeteltal van de afzonderlijke delen.
Er zijn namelijk dringende economische, maatschappelijke en politieke
redenen voor effectieve progressieve samenwerking en het vestigen van
progressieve macht. Ik som ze op.
Agenda voor de toekomst
1. Internationale lotsverbondenheid
In reactie op globalisering en de internationale financiële crisis is
er de al te menselijke neiging om dijken op te werpen tegen de grote
invloed die het buitenland heeft op onze welvaart en ons welzijn.
Nationale identiteit wordt geplaatst tegenover Europa,
mensenrechtenverdragen worden in toenemende mate beoordeeld als lastige
vliegen op de schouder van het nationale veiligheids- en
migratiebeleid.
Internationalisering van welvaart en welzijn is een onomkeerbare
ontwikkeling. Voor een nog altijd rijk land als Nederland is en blijft
er de internationale verplichting om de desastreuze effecten van onze
levensstijl - die zich openbaren in een wereldwijde voedsel- en
klimaatcrisis - te helpen keren.
Bovendien bestaat er geen tegenstelling tussen het belang in de derde
wereld om gezond en veilig te mogen leven en ons belang om onze
welvaart ook duurzaam te bewaken. Grote internationale tegenstellingen
en onrechtvaardige handelsbarrières zien wij in onze samenleving terug,
bijvoorbeeld in de komst van grote groepen migranten die op zoek zijn
naar een beter lot. Onze open economie, die drijft op de export van
producten en de import van schaarse grondstoffen, kan zich geen naar
binnen gekeerde, nationalistische mentaliteit permitteren.
Een agenda voor progressieve politiek begint met dan ook met de
erkenning van noodzakelijke en effectieve internationale samenwerking,
en de moedige verdediging daarvan. Dat betekent bijv. herziening van de
ontwikkelingssamenwerking, niet om deze om binnenlandse redenen weg te
kunnen bezuinigen, maar deze langzamerhand overbodig te maken door
handhaving van de mensenrechten en rechtvaardige, internationale
economische en klimaatpolitiek.
2. De vergrijzing verzilveren
In de binnenlandse economische en sociale politiek is er een dubbele
uitdaging. Door de economische crisis worden er banen vernietigd.
Jongeren met een lage opleiding, flexwerkers en ouderen die te duur
zijn geworden, worden nu weggereorganiseerd. Voor hen moet er nu werk
worden geschapen.
Tegelijkertijd weten we dat er over 10 jaar enorme krapte op de
arbeidsmarkt ontstaat. Als we nu geen maatregelen treffen om mensen
langer te laten werken, om te zorgen dat er meer vrouwen gaan werken,
dan komen we alleen al in de zorg 500.000 mensen tekort. Of we moeten
straks onze grenzen wagenwijd openzetten voor arbeidsmigratie.
De verzorgingsstaat is verouderd. Teveel mensen worden in een uitkering
gevangen gehouden. Minder mensen hebben een vaste baan voor het leven,
diegenen die nog wel deze voordelige positie hebben zijn ook nog eens
het beste beschermd in de sociale regelingen. De verzorgingsstaat
beschermt vooral het arbeidsverleden van mensen, en geeft hen veel te
weinig toekomst. Een kortere en betere WW moet mensen snel perspectief
op werk bieden, ook doordat werkgevers meer dan nu verleid en gedwongen
worden om mensen in dienst te nemen. Scholing, omscholing en
bijscholing zijn nodig om mensen werkzekerheid te bieden, ook na afloop
van de WW. Daarbij hoort ook modern ontslagrecht, waarbij werkgevers
gestimuleerd worden te investeren in de herplaatsing van mensen, in
plaats van in peperdure ontslagvergoedingen.
In een economische agenda voor progressieve samenwerking staan de
welvaart en het welzijn van de komende generaties centraal: zij mogen
niet worden opgezadeld met de schulden van de huidige. Hervormingen van
de sociale zekerheid en de arbeidsmarkt stimuleren werkgelegenheid.
Aanpakken van de hypotheekrenteaftrek geeft ook toekomstige starters op
de woningmarkt weer een kans. Investeringen in onderwijs vergroten de
kansen van onze jongeren.
3. Politiek vertrouwen
Een van de grootste problemen van moderne politici is dat zij niet
vertrouwd worden in de problemen die zij schetsen en de oplossingen die
zij aandragen. Het antwoord van rechts op diepgewortelde onvrede, en
het wegvallen van het geloof in lotsverbetering, is een neerwaartse
spiraal van het voeden van angst voor criminaliteit en migratie, door
deze te vergroten en daarna met symbolische incidentenpolitiek te
bestrijden.
Rechts-populistische politici beschouwen de overheid als een
`veiligheidsmachine' waarbij geen maatregel - tanks en jaren durende
wijkverboden - gek genoeg zijn om de illusie van veiligheid te
vergroten zonder zich er rekenschap van te geven dat gevoelens van
onveiligheid juist worden aangewakkerd.
Progressieve politici moeten repressieve incidentenpolitiek niet willen
kopiëren, maar mensen sterker en mondiger maken. Natuurlijk horen daar
praktische maatregelen bij zoals het vergroten van de pakkansen en het
versterken van de inburgering van migranten.
Maar belangrijker nog, is de erkenning dat de overheid niet alles kan.
Cultuur en religie zijn niet maakbaar, criminaliteit hoort - nadat je
het zo effectief mogelijk hebt bestreden - bij een moderne
dichtbevolkte samenleving.
De crisis in de politiek is namelijk een crisis in de verhouding tussen
politiek en burger. Politici schroeven verwachtingen van wat ze kunnen
leveren op - ze bedrijven illusiepolitiek - en burgers worden bij het
uitblijven van resultaten ontevredener. Dat is een neerwaartse spiraal
die tot wantrouwen leidt. Progressieve politiek moet eerlijk zijn over
wat de overheid wel en niet kan.
De overheid moet zich richten op haar kerntaken. Publieke diensten
worden niet aan de markt overgedragen, maar de overheid gaat ook niet
ieder probleem in de samenleving te lijf met nieuwe regels en wetten.
De overheid is inmiddels een doolhof van ondoordringbare lagen,
semi-publieke en verzelfstandigde organen en organisaties geworden. Een
drastische herformulering van verantwoordelijkheden en taken moet
leiden tot een herkenbare overheid. Zodat de overheid bondgenoot kan
zijn voor mensen en bedrijven die zelf hun toekomst maken. Door hen
ruimte en kansen te bieden, in plaats van hen dwars te zitten en te
frustreren.
Bij eerlijke verwachtingen hoort ook het toekennen van zeggenschap en
de mogelijkheid voor Nederlanders om vaker hun stem te laten horen. Het
ideaal van democratisering uit Keerpunt 72 is nooit uitgevoerd, maar
zeker nu actueel: meer zeggenschap in de buurt, op school, in het
ziekenhuis en op het werk. Maar ook op nationaal niveau door niet bang
te zijn om mensen belangrijke besluiten in referenda voor te leggen.
Macht door samenwerking
Ziehier de eerste ruwe contouren voor een progressieve agenda:
internationalistisch, toekomstgericht, veranderingsgezind,
anti-bureaucratisch en democratisch.
De vraag is evenwel, hoe wij deze samen met andere partijen kunnen
verfijnen, uitvoeren en ervoor kunnen zorgen dat deze effectief leidt
tot macht? En wie maken eigenlijk deel uit van progressieve
samenwerking? Hoe ziet deze eruit?
Al jarenlang concurreren linkse en progressieve partijen, vooral met
elkaar op een minderheid van zetels. De SP maakt er bijvoorbeeld geen
geheim van dat zij groter wil worden dan de PvdA, ook al leidt dit niet
tot een grotere machtspositie van de twee partijen samen.
In een land dat al decennia een rechtse meerderheid kent krijgt
dergelijke onderlinge concurrentie iets tragisch. De opgave voor linkse
en progressieve partijen is om samen het aantal zetels te vermeerderen
door ook gematigde VVD'ers en CDA'ers, en zwevende èn nieuwe jonge
kiezers te verleiden.
Wie het speelveld links van het midden overziet (en daartoe reken ik
SP, PvdA, GroenLinks en D66), kan ruwweg twee hoofdstromingen
onderscheiden.
Er is een sociaal-conservatieve stroming waar de SP de meest duidelijke
drager van is. Hoewel de SP deelt in de idealen van gelijkberechtiging
en emancipatie met andere linkse of progressieve partijen, beoordeelt
zij veel moderne ontwikkelingen als negatief. Europa levert een gevaar
op, net als globalisering, verandering van de verzorgingsstaat is
altijd verslechtering.
Tegenover deze sociaal-conservatieve stroming staan de
sociaal-progressieven van GroenLinks en D66. Hoewel er tussen deze twee
partijen verschillen zijn in de mate waarin men wil ingrijpen in de
sociale en economische verhoudingen (en waarbij GroenLinks onmiskenbaar
`socialer' en `groener' is) delen zij een opgewekt geloof in
verandering en in de verworvenheden van de moderne samenleving.
Individualisering betekent bevrijding, Europese samenwerking maakt onze
welvaart sterker, verandering van de verzorgingsstaat kan mensen nieuw
elan geven.
Nu vraagt u zich af, waar bevindt de PvdA zich dan? De scheiding tussen
deze twee - sociaal-progressieve en sociaal-conservatieve - stromingen
loopt loodrecht door de PvdA heen. Hervormingsgezindheid en behoudzucht
zijn in even sterke mate aanwezig en bepalen ook de inhoudelijke stilte
in de PvdA. Van oudsher kent de PvdA twee zielen in de borst
(bijvoorbeeld de tegenstelling tussen biefstuksocialisme en
cultuursocialisme), maar vooral de laatste jaren - sinds Kok de
ideologische veren afschudde - lijkt dit de PvdA te verlammen en niet
te leiden tot een sterke inhoudelijke koers .
Ik denk dat het voor linkse en progressieve partijen noodzakelijk is om
samen te werken om daadwerkelijk toegang te krijgen tot de macht en een
stempel te drukken op de Nederlandse politieke verhoudingen. Hoe breder
deze samenwerking is, hoe effectiever deze zal blijken te zijn. Gezien
de overeenkomsten ligt - wat mij betreft en volgend uit de agenda die
ik net schetste - samenwerking tussen PvdA, GroenLinks en D66 het
meeste voor de hand.
Dat betekent wel dat de PvdA een keuze zal moeten durven maken: kiest
zij voor het sociale conservatisme van de SP waardoor zij vooral D66
wegduwt, of kiest zij voor de progressieve krachten van GroenLinks en
D66. Durft zij met andere woorden, het kunstje van Keerpunt '72 nog
eens te herhalen? Mij zou dat een lief ding waard zijn.
Bij deze oproep wil ik het nu laten.
Het geeft u stof tot nadenken, u zult het wel of niet met me eens zijn.
Maar voor nadenken en debat is GroenLinks nog nooit bang geweest.
GroenLinks