Rijksoverheid
22 november 2010
Gevolgen verlaging norm externe inhuur voor de taakuitoefening EL&I
Tijdens het verantwoordingsdebat op 20 mei jl. is met algemene stemmen de motie!
Roemer1 aangenomen, die de regering verzoekt om de ministeries een afdwingbare
norm op te leggen van 10% voor de inhuur van externen.
Conform de toezegging van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties per brief2 van 29 juni jl., doe ik u hierbij de informatie toekomen
betreffende de volgende vragen:
1. hoe Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) stuurt op het realiseren
van de met mijn ministerie afgesproken norm3 over 2010;
2. wat de consequenties zijn voor de taakuitoefening en dienstverlening aan de
burger als EL&I in 2011 de 10%!norm moet realiseren.
Deze informatie kan betrokken worden bij de gecombineerde behandeling van de
begroting 2011 en het jaarverslag 2009 van het ministerie van EL&I.
1. Sturen op de norm in 2010
Aangezien de normering en de wijze van sturen in 2010 bij voorheen de ministeries
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Economische Zaken van elkaar verschillen,
wordt de wijze van sturen in 2010 onderstaand toegelicht aan de hand van de
indeling van de oude ministeries. Komend jaar zal in het teken staan van de
samenvoeging van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Economische Zaken tot
het nieuwe ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.
Voorheen ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Voor het voorheen ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit geldt in
2010 een inhuurnorm van 13% en wordt op deze norm op concernniveau gestuurd.
Met het oog op de beoogde én benodigde flexibiliteit in de bedrijfsvoering, is er niet
voor gekozen om over te gaan op een integraal verhoudingsgetal geldend voor alle
directies en diensten van LNV. Om op concernniveau te sturen op de uitgaven voor
externe inhuur, rapporteren de directies en diensten, in het kader van de
sturingscyclus, periodiek over de prognose en realisatie met betrekking tot de
externe inhuur.
Het inhuurpercentage bij voorheen ministerie van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit heeft zich de afgelopen jaren positief ontwikkeld, te weten van
15,9% in 2007 tot 11,5% in 2009. Op basis van de realisatie externe inhuur tot en
met juni 2010 is de verwachting dat over 2010 op concernniveau binnen de norm
van 13% gebleven wordt.
Voorheen ministerie van Economische Zaken
De minister van BZK heeft de Tweede Kamer met de brief4 van 24 juni 2009
geïnformeerd over het sturingsinstrument voor externe inhuur. Op basis van deze
brief is met ministeries, die in 2008 boven de norm van 13% uitkwamen, gedurende
een periode van drie jaar (tot 2011) een afwijkende "comply!or!explain" norm
afgesproken. Voor deze ministeries, waaronder voorheen Economische Zaken, geldt
het inhuurpercentage 2008 als norm, die in drie jaar wordt afgebouwd. Voor
voorheen Economische Zaken betekent dit concreet dat de "comply!or!explain" norm
19% bedraagt in 2009 en 16% in 2010.
Abstraherend van de flexibele schil bij AgNL bedraagt het inhuurpercentage van
geheel Economische Zaken over de periode januari tot en met augustus 2010 circa
13%. Op basis van de prognosecijfers is het huidige beeld dat Economische Zaken
over het gehele jaar ruim onder de 16%!norm zal blijven. De inhuur van
Economische Zaken, exclusief AgNL en de NMa, zal naar verwachting ruim onder de
10% uitkomen.
Genoemde percentages betreffen de reguliere inhuur. AgNL maakt daarnaast gebruik
van een flexibele schil van inhuurkrachten. Deze schil van in tijd, samenstelling en
omvang wisselende inzet van externe inhuur, gebruikt AgNL om het aantal
medewerkers en de benodigde kennis en expertise snel en flexibel aan te passen aan
veranderingen in de omvang en samenstelling van opdrachten die zij uitvoeren voor
voorheen Economische Zaken en andere ministeries en overheden. Gegeven de
gemaximeerde omvang van de ambtelijke bezetting van AgNL en de bestaande
opdrachtenportefeuille, blijkt het in 2010 niet mogelijk om voor de flexibele schil van
inhuur aan de norm voor 2010 te voldoen. In het jaarverslag 2010 zal hierover
verantwoording afgelegd worden.
Voorheen Economische Zaken stuurt op de volgende wijze op externe inhuur:
* De norm van 13% is met ingang van 2010 van toepassing verklaard op alle
dienstonderdelen van Economische Zaken met uitzondering van de Nederlandse
Mededingingsautoriteit (NMa) en Agentschap NL (AgNL).
* De norm voor externe inhuur voor de NMa en AgNL is vastgesteld op 15% in
2010. Deze afwijkende, af te bouwen norm is met NMa en AgNL
overeengekomen aangezien beide dienstonderdelen als enigen binnen
Economische Zaken in 2009 boven de destijds als algemeen geldende norm van
13% zijn uitgekomen.
* Het inhuurpercentage bij AgNL wordt bepaald op basis van de reguliere inhuur.
Geabstraheerd wordt van de inhuur uit hoofde van de "flexibele schil" bij AgNL, in
verband met het specifieke karakter van deze vorm van inhuur en het feit dat de
inzet van de flexibele schil sterk gerelateerd is aan extra en veelal tijdelijke extra
opdrachten vanuit opdrachtgevers, zowel binnen Economische Zaken als
daarbuiten.
* Elke twee maanden wordt Economische Zaken!breed gerapporteerd over de
externe inhuur. In deze rapportage worden de gerealiseerde externe
inhuuruitgaven en !percentages gemonitord en wordt een eindejaarsprognose
opgenomen. Dit maakt tijdige bijsturing mogelijk voor de dienstonderdelen die
boven de norm zitten.
2. Consequenties van een norm van 10% in 2011
Indien de inhuur wordt gemaximeerd op 10% in 2011, dan heeft dit in ieder geval bij
drie dienstonderdelen van EL&I, te weten Dienst Regelingen (DR), AgNL en de NMa,
belangrijke consequenties voor de continuïteit van de bedrijfsvoering en de
taakuitoefening en dienstverlening aan bedrijven en burgers. De norm van 10% voor
EL&I, exclusief de DR, NMa en AgNL, acht ik haalbaar.
Over de consequenties van het maximeren van de inhuur op 10% in 2011 het
volgende.
* In geval van AgNL zou - gegeven de gemaximeerde omvang van de ambtelijke
bezetting - een deel van de beleidsinstrumenten van EL&I en andere
opdrachtgevers in 2011 niet langer uitgevoerd kunnen worden omdat daar, bij
het afbouwen van de flexibele schil tot 10%, onvoldoende menskracht voor zou
zijn.
* Het reduceren van het inhuurpercentage naar 10% zou voorts betekenen dat het
in 2009 door AgNL ingezette programma eDienstverlening niet afgerond kan
worden. Gevolg hiervan is dat de beoogde verbetering van de toegankelijkheid
voor burgers en bedrijven tot de dienstverlening van AgNL mogelijk niet wordt
bereikt en dat de beoogde administratieve lastenverlichting niet gerealiseerd
wordt. Ook zal de met eDienstverlening beoogde vermindering van de
uitvoeringslast binnen AgNL en de hiermee samenhangende krimp van het
personeelsbestand, niet gerealiseerd worden. Met eDienstverlening vervult AgNL
binnen de overheid in 2011 een voorbeeldfunctie op het gebied van elektronische
dienstverlening.
Concreet wordt gewerkt aan:
- digitale identificatie (met één sleutel tot dienstverlening bij de overheid);
- een professioneel eLoket voor het afnemen van diensten en het beheren van
gegevens;
- optimaal hergebruik van binnen de overheid bekende gegevens (minder
formulieren invullen);
- het creëren van de mogelijkheden voor een volledig digitaal afhandelproces.
Om dit te kunnen realiseren maakt AgNL voor een groot deel gebruik van inhuur
van ondermeer IT deskundigheid, welke noodzakelijk is om het programma te
kunnen afronden.
* Het maximeren tot 10% kan in geval van de NMa leiden tot het in gevaar komen
van de naleving van wettelijke termijnen, waardoor energiebedrijven en
netwerkbeheerders te maken kunnen krijgen met lange doorlooptijden. Het
vervangen van de inhuur ten behoeve van het opvangen van piekbelasting door
ambtelijk personeel zou, voor zover het in de huidige arbeidsmarkt mogelijk is en
de gemaximeerde omvang van de ambtelijke bezetting dit toelaat, bovendien
leiden tot hogere kosten. Het betreft inhuur voor uitvoering van op het gebied
van energie en vervoer (o.a. het vaststellen van de financiële en technische
voorwaarden voor toegang tot de netwerken). De inhuur is in drie categorieën in
te delen:
- Technisch: De NMa stelt de technische voorwaarden (Technische Codes) voor
toegang tot de energienetwerken vast. Voor het uitvoeren van de toetsing
heeft de NMa zelf mensen in dienst, maar op piekmomenten huurt de NMa
extra capaciteit in. Daarnaast zijn sommige wijzigingen dusdanig complex dat
ook daarvoor inhuur van extra technische expertise nodig is.
- Financieel economisch / accountancy: de NMa stelt de financiële voorwaarden
voor de toegang tot de energienetten vast. Ook toetst de NMa de financiële
gezondheid van de energiebedrijven zodat zeker kan worden gesteld dat de
noodzakelijke investeringen in het netwerk kunnen worden gepleegd. Het
grootste deel van de financiële werkzaamheden voert de NMa zelf uit. In
bepaalde situaties is echter ook hier sprake van inhuur bij piekbelasting.
- Data!analyse: De NMa monitort de werking van de energiemarkten. Hiervoor
is specifieke kennis nodig van softwaresystemen waarmee een groot aantal
data geanalyseerd kan worden. Deze expertise is lastig te verwerven en
bovendien niet gedurende het gehele jaar nodig, maar slechts in de weken
dat de data voor de monitor moeten worden geanalyseerd. Vandaar dat de
NMa deze expertise in die perioden inhuurt.
Bij bovengenoemde taken kan de NMa slechts zeer beperkt sturen op een
spreiding van de werkbelasting, omdat werkzaamheden op grond van de wet
veelal zijn gebonden aan zeer strakke termijnen.
* Bij DR bedraagt de inzet van uitzendkrachten de afgelopen jaren ca. 93% van de
totaal benodigde externe inhuur. Dit relatief grote aandeel uitzendkrachten bij DR
betreft 'extra handjes' om de opgelegde wettelijke verplichte taken te kunnen
realiseren. De uitvoering van de werkzaamheden bij DR is gebonden aan strikte
internationale en nationale wet! en regelgeving, veelal op EU!basis. Ook worden
veel taken wettelijk verricht op basis van verzoeken van derden. Oud!LNV is
verplicht om hier uitvoering aan te geven.
* Het realiseren van de 10%!norm zal negatieve gevolgen hebben voor de
grotendeels wettelijk verplichte taakuitoefening bij DR. Vanuit de aard van het
werkaanbod maakt DR van oudsher gebruik van uitzendkrachten, met name om
de optredende piekwerkzaamheden te kunnen managen. Vooral op het terrein
van de frontoffice zal een verminderde inzet van uitzendkrachten kunnen leiden
tot langere wachttijden. Ook het afdoen van beschikkingen zal verder onder druk
komen te staan waardoor burgers langer moeten wachten op afdoening van de
voor hun geldende beschikkingen.
3. Tot slot
Samenvattend kan ik vaststellen dat een beperking van de inhuur tot de norm van
10% voor een groot deel van de EL&I!organisatie haalbaar lijkt. Bij AgNL, de NMa en
DR bestaat het grootste deel van de externe inhuur uit uitzendkrachten en flexibele
schil!medewerkers die worden ingehuurd om (piek)werkzaamheden in het primaire
proces uit te voeren. Wanneer ook dit soort inhuur bij deze organisaties naar 10%
moet worden teruggebracht, dreigt het gevaar dat taken - met behoud van kwaliteit
- niet volledig of niet binnen de daarvoor geldende wettelijke termijnen uitgevoerd
kunnen worden. Ook zou de uitvoering in het gedrang kunnen komen van
ontwikkelactiviteiten die moeten zorgen voor een betere en efficiëntere
dienstverlening van de overheid aan burgers en bedrijven.
Uiteraard zal getracht worden de inhuur EL&I!breed tot een verantwoord minimum te
beperken. Aangezien voor delen van de EL&I!organisatie geldt dat inhuur slechts
zeer beperkt noodzakelijk is, zal getracht worden de noodzakelijke hogere inhuur
elders zo veel mogelijk te compenseren. Uiteraard zal telkens in het jaarverslag
verantwoording afgelegd worden over de feitelijke inhuuruitgaven, het
inhuurpercentage en de vorderingen bij het reduceren hiervan.
(w.g.) drs. M.J.M. Verhagen
Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie