Ingezonden persbericht


LTO pleit voor zoönosencentrum

De humanitaire en dierlijke gezondheidszorg liggen te ver uit elkaar, zijn te zeer versnipperd en opereren bovendien los van elkaar. Dit heeft geleid tot een inefficiënte aanpak van de Q-koortsproblemen met als gevolg schade voor de volksgezondheid en ook de veehouderij. De betrokken diensten en instanties moeten zeer nauw met elkaar samenwerken, zodat in tijden van crisis slagvaardig kan worden opgetreden tegen dierziektes die overdraagbaar zijn op mensen (zoönosen).

Dit zegt LTO Nederland in een eerste reactie op het rapport van de evaluatiecommissie Q-koorts onder leiding van Gert van Dijk. LTO pleit voor oprichting van een nationaal Zoönose-centrum, dat als onafhankelijk instituut de autoriteit heeft op het terrein van zoönosen. Hierin zouden onderzoekers, veterinaire en humane deskundigen, infectieziektebestrijders en epidemiologen vertegenwoordigd moeten zijn.

Zo'n instituut moet de veterinaire en humane wetenschap aan elkaar verbinden, zodat data en kennis vroegtijdig worden uitgewisseld en duidelijke adviezen worden gegeven aan de betrokken ministeries. De commissie van Dijk acht bij zoönosen de inbreng van veterinaire zijde en vroegtijdige betrokkenheid van het bedrijfsleven essentieel. Veehouders willen in de toekomst hier nauw bij worden betrokken.

LTO hecht zwaar aan de conclusie van de commissie Van Dijk, dat bij de aanpak van de Q-koortscrisis niet kan worden gesteld dat de economische belangen van de veehouderij zwaarder hebben gewogen dan de volksgezondheid. Toon van Hoof, LTO-bestuurder Diergezondheid: ,,We hebben voortdurend gecommuniceerd, dat de volksgezondheid altijd vooropstaat. En daar hebben we ook naar gehandeld. Vanaf 2006 zijn mede vanuit het bedrijfsleven verschillende initiatieven genomen voor onderzoek, maar dit heeft helaas niet kunnen voorkomen dat de Q-koorts verder om zich heen greep."

Datum : 22 november 2010
Nummer : P3036




Ingezonden persbericht