Universiteit van Tilburg

Persbericht 22 november 2010

Aanpak overvallen: meer prioriteit voor opsporing en vervolging

Sinds 2007 neemt het aantal overvallen in Nederland toe. Bovendien komt er meer geweld aan te pas. Over een langere periode bezien, zijn de huidige veranderingen in de aard van het delict, de modus operandi en de daders echter minder opvallend dan politie en justitie veronderstellen. De maatschappelijke impact van het delict is onveranderd groot. Extra inzet op preventie en repressie van overvalcriminaliteit - en gewelddadige vermogenscriminaliteit in brede zin - is daarom belangrijk. Het beleid dienaangaande vertoont de afgelopen tien jaar weinig samenhang en focus. Daar moet verbetering in komen. Er zijn geen `silver bullets': maatregelen die overal en altijd werken. Maar duidelijk is dat prioriteit voor opsporing en vervolging en aanhoudende inspanning van publieke en private partijen nodig zijn.

Op 22 november 2010 verschijnt de studie Overvallen in Nederland. Een fenomeenanalyse en evaluatie van de aanpak. In opdracht van de Taskforce Overvallen bestudeerden prof.dr. Cyrille Fijnaut (Universiteit van Tilburg), IVA Beleidsonderzoek en Advies en BTVO databestanden van politie en openbaar ministerie, wetenschappelijke literatuur en beleidsdocumentatie. Er zijn meer dan 130 interviews afgenomen met experts van politie, justitie en private sectoren, deels in het kader van vijf regionale gevalsstudies om de `kansrijke praktijken' in de actuele aanpak van overvallen in beeld te brengen.

Overvallen in Nederland bevat een analyse van zowel het fenomeen van de overvallen als van de beleidsmatige reactie op deze ernstige vorm van criminaliteit. Welke getalsmatige evolutie heeft dit probleem sinds 2000 doorgemaakt? Zijn de geografische patronen en de operationele kenmerken van de overvallen in het voorbije decennium veranderd? Wat is de achtergrond van de daders en wat is bekend van hun persoon(lijkheid)? Welke ontwikkelingen hebben zich voorgedaan in het beleid dat in de voorbije jaren door de overheid en het bedrijfsleven is gevoerd? En wat gebeurt er met de daders in de strafrechtelijke keten: hoeveel overvallen worden opgelost en hoeveel daders aangehouden? Hoeveel daders worden er vervolgd en veroordeeld? Welke straffen en maatregelen worden opgelegd?

Vanaf medio jaren negentig wisselen periodes van toename van het aantal overvallen dat jaarlijks in Nederland werd gepleegd met periodes van afname. Vanaf 2007 is weer sprake van een (scherpe) groei van het aantal overvallen tot het hoogste niveau ooit (2898 in 2009). Ook het aantal woningovervallen stijgt. Vergeleken met andere veel voorkomende overvallen, zoals op supermarkten, benzinestations, snackbars, maaltijdbezorgers, restaurants, cafés en juweliers, zijn woningovervallen zeer gewelddadig (in 80-85% wordt fysiek geweld gebruikt; de kans dat slachtoffers gewond raken is 35%). Het aandeel hit & run overvallen blijft stabiel op ongeveer twee derde van het totaal. De regionale spreiding van overvalcriminaliteit verandert het afgelopen decennium niet of nauwelijks. De omvang van de buit neemt wel toe, evenals het gebruik van vuurwapens. Hoewel bij overvallen over het algemeen het type geweldgebruik tegen slachtoffers niet verandert, vallen er vaker gewonden.

Verdachten van een overval zijn meestal bekenden van de politie. In 2009 heeft 87% van de aangehouden overvallers criminele antecedenten (tegen 79% in 2000). Er is sprake van een lichte stijging van tweede generatie allochtone daders en een zeer lichte daling in de gemiddelde leeftijd van overvallers. Daders worden niet jonger en overvallen zijn geen `instapdelict', zoals de politie dikwijls veronderstelt. Vanaf 2007 zijn het juist meer ervaren (en bekende) criminelen, die al op jonge leeftijd voor het eerst met de politie in aanraking kwamen (deels jeugdige veelplegers). Gemiddeld bijna 70% van de overvalverdachten is eerder aangehouden vanwege vermogensdelicten, 50% voor openbare orde feiten en vernieling, 50% voor geweldsfeiten en ruim 40% voor gewelddadige vermogensdelicten.

In de afgelopen 10 jaar is niet veel veranderd in de strafrechtelijke repressie van overvalcriminaliteit. Het openbaar ministerie dagvaardt 85% van de verdachten; 10% van de zaken wordt geseponeerd. De rechter verklaart 95% van de verdachten schuldig en de kans om daarna een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf opgelegd te krijgen is bijna 100%. Er wordt stevig gestraft: sinds 2000 bedraagt de gemiddelde duur van de vrijheidsstraf opgelegd aan volwassen daders 777 dagen, in het geval van minderjarige daders 227 dagen. Toch is de strafdreiging tegen overvallers zeer gering te noemen. Bij naar schatting circa 16% van de overvallen worden verdachten aangehouden die ook daadwerkelijk een (vrijheids)straf krijgen. De kans op aanhouding door de politie (pakkans) is namelijk gering. Het percentage opgehelderde overvallen is, met regionale variatie, gedaald van 36% in 2004 tot 23% in 2009. Van de aangehouden verdachten verdwijnt vervolgens alsnog een substantieel deel uit de strafrechtketen, omdat de aanwijzingen dat de verdachten ook de daders zijn niet kunnen worden omgezet in juridisch afdoende bewijs (groot aantal politiesepots).

Deze en andere bevindingen laten zien dat onze samenleving grote moeite heeft om het probleem van de overvallen te beheersen. Dat blijkt al evenzeer uit de gevalsstudies die in vijf politieregio´s zijn uitgevoerd om te achterhalen wat de 'kansrijke praktijken' zijn van publieke en private partijen om overvallen aan te pakken. Deze gevalsstudies laten zien dat er geen 'silver bullets' bestaan. Alleen meer en aanhoudende inzet op de kwaliteit en doeltreffendheid van de opsporing, en meer samenhangende inspanningen van vele partijen samen kunnen overvallen en gewelddadige vermogenscriminaliteit terugdringen. In vrijwel alle politieregio's is wat dat betreft nog een wereld te winnen.

Het boek eindigt dan ook in een omvangrijk samenstel van aanbevelingen om de aanpak van de overvallen zowel op landelijk als op regionaal niveau te versterken en te verbeteren. De aanbevelingen gaan van meer landelijke aansturing en krachtdadiger regionale invulling van de opsporing tot veel grotere betrokkenheid van reclassering en hulpverlening, liefst in het kader van de veiligheidshuizen.