Rijksoverheid


Monitoringsrapportage 2010 Nationaal Samenwerkingsprogamma Luchtkwaliteit

RIVM Rapport 680712002/2010

Monitoringsrapportage NSL
Stand van zaken 2010 Nationaal Samenwerkingsprogamma Luchtkwaliteit

R Beijk, J Wesseling, D Mooibroek, B du Pon, L Nguyen, H Groot Wassink*, C Verbeek*


*

AgentschapNL / InfoMil

Dit onderzoek werd verricht in opdracht van VROM-K&L, in het kader van project 6807012 `Bureau Monitoring'

RIVM, Postbus 1, 3720 BA Bilthoven, Tel 030- 274 91 11 www.rivm.nl

© RIVM 2010 Delen uit deze publicatie mogen worden overgenomen op voorwaarde van bronvermelding: 'Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), de titel van de publicatie en het jaar van uitgave'.

2

RIVM Rapport 680712002

Rapport in het kort
Monitoring NSL: stand van zaken 2010 Om de luchtkwaliteit in Nederland te verbeteren is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) opgezet. In dit programma werken de Rijksoverheid en decentrale overheden samen om te zorgen dat Nederland overal tijdig aan de grenswaarden voor fijnstof (2011) en stikstofdioxide (2015) zal voldoen. Om de voortgang te volgen is bij het NSL een monitoringsprogramma opgezet. Centraal onderdeel daarvan is een rekeninstrument waarvoor de overheden de brongegevens aanleveren. De daaruitvolgende rekenresultaten zijn vervolgens door het Bureau Monitoring (samenwerkingsverband RIVM en InfoMil) samengevoegd in voorliggende voortgangsrapportage. De prognoses voor 2011 en 2015 laten zien dat voor een groot deel van Nederland de resultaten onder de Europese grenswaarden voor PM10 (fijnstof) en NO2 liggen. Op een aantal plekken zijn er wel nieuwe of grotere overschrijdingen van de PM10- en NO2-grenswaarden zichtbaar. Bij de fijnstof (PM10) overschrijdingen gaat het hoofdzakelijk om locaties bij veehouderijen en een aantal industriële gebieden. Vooral nabij veehouderijen is op een aantal plekken nog sprake van grote overschrijdingen die lastig voor medio 2011 op te lossen zijn. De huidige prognose voor de concentraties stikstofdioxide in 2015 laat een minder gunstige ontwikkeling zien ten opzichte van wat is berekend in de vaststelling van het NSL. Dit komt voor een belangrijk deel door tegenvallende verkeersemissies wat heeft geleid tot een aantal nieuwe overschrijdingen. De nu in de prognoses berekende concentraties liggen op veel locaties net onder de grenswaarde. Met veel concentraties net onder de grenswaarde neemt het aantal overschrijdingen snel toe bij een tegenvaller in een van de gemaakte aannamen. In combinatie met een grote en deels onbekende onzekerheid in de rekenresultaten vormt dit een risico voor het behalen van de doelstelling van het NSL.

Trefwoorden: NSL, monitoring, luchtkwaliteit, PM10, NO2

RIVM Rapport 680712002


3


4

RIVM Rapport 680712002

Abstract
Progress of the National Air Quality Cooperation Programme (NSL) The NSL has been put in place to improve air quality in the Netherlands and to ensure that the Netherlands meets the date of compliance with the EU limit values for particulate matter and nitrogen dioxide. Local, regional and national authorities work together within the framework of this programme to ensure that these goals are met. A monitoring programme, centred around a specially designed assessment tool, has been set up to monitor the progress. This tool uses data that the participating authorities are required to provide as part of the annual monitoring cycle. The results of the tool have been bundled by the Bureau Monitoring into this progress report. The prognosis for 2011 and 2015, based on the results obtained using the assessment tool, are that the concentrations of PM10 and NO2 fall below the EU limit values in most parts of the Netherlands. However, exceedances of the limit values do occur at specific locations. For PM10, these exceedances mostly occur close to a number of industrial sites and stock farms. Particularly high exceedances in the vicinity of these stock farms will make it difficult to meet the limit values by mid 2011 at these locations. The prognostications for NO2 show a less favourable decline in NO2 concentrations than was modelled at the establishment of the NSL. This is mostly due to the decline in traffic emissions falling short of expectations, resulting in new exceedances. At many locations, the calculated concentrations in the prognostications fall just under the limit value and, consequently, there will be a large increase in the number of exceedances when one or more of the premises become less favourable. This possibility, together with the large and partially unknown uncertainty in the calculation results, add up to a risk for not meeting the limit values by the date of compliance. Key words: NSL, monitoring, air quality, PM10, NO2

RIVM Rapport 680712002


5


6

RIVM Rapport 680712002

Inhoud
Inleiding 1 1.1 1.2 1.3 2 2.1 2.2 2.3 2.4 3 3.1 3.2 3.3 4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 6 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7 6.8 6.9 7 7.1 7.2 Begrippenkader en procesbeschrijving Wat wordt gepresenteerd Rekenpunten, toetspunten en uitzonderingsgebieden Totstandkoming: procesbeschrijving Resultaten: luchtkwaliteit nabij wegen Samenvatting/conclusie Prognose 2015 (NO2) en 2011 (PM10) Luchtkwaliteit nu (2009) Concentratieverdelingen Resultaten: luchtkwaliteit nabij veehouderijen Samenvatting/conclusie Uitgevoerde onderzoeken en oplossingsrichting Resultaten Resultaten: voortgang projecten en maatregelen Samenvatting/conclusie Achtergrond en werkwijze Beschouwing van bijgewerkte voortgangsformulieren Voortgang van projecten en maatregelen Verwerking effecten projecten en maatregelen in berekeningen Generieke maatregelen Rijksoverheid Bevolkingsblootstelling Samenvatting / conclusie Blootstelling aan NO2 en PM10: toelichting Totstandkoming blootstellingsberekeningen: methode Blootstelling aan NO2 en PM10: resultaten Blootstellingshistogrammen Veranderingen en oorzaken Samenvatting/conclusie Mogelijke oorzaken van veranderingen De generieke achtergrondconcentraties (GCN) Emissiefactoren Wijziging in regelgeving (Rbl2007) Consistentiecontroles Opzet Sanerings-/ Monitoringstool Vergelijk resultaten Sanerings-/ Monitoringstool Ligging resterende overschrijdingen Onzekerheden en kwaliteit van analyse Samenvatting/conclusie Onzekerheden 11 13 13 15 15 19 19 19 23 25 27 27 27 29 33 33 33 34 35 38 40 41 41 41 42 43 46 49 49 49 50 52 52 53 55 55 58 61 61 62

RIVM Rapport 680712002


7

7.3 7.4 7.5 7.6 7.7 7.8 7.9 Conclusie Referenties

Locaties waar de luchtkwaliteit te toetsen Invoer onvolkomenheden en kilometer overschrijding Last-minute correcties van invoer en resultaten Onzekerheden ten gevolge van de totstandkoming Monitoringtool Volledigheid van actualisatie door wegbeheerders Effect van onzekerheden Verantwoordelijkheden en kwaliteitsborging

64 65 66 67 67 68 70 71 73 75

Verklarende woordenlijst

Bijlage A Figuren en tabellen met hoger detailniveau 77 A.1 Lijst van NO2-overschrijdingen in 2015 per gemeente (indicatief*) 77 A.2 Lijst van PM10-overschrijdingen in 2011 per gemeente (indicatief*) 79 A.3 Overschrijdingen met onderscheid wegbeheerder 80 A.4 NO2-concentratie- en blootstellingsverdeling per RSL 82 A.5 PM10-concentratie- en blootstellingsverdeling per RSL 86 Bijlage B Lijst van onvolkomenheden en aanbevelingen Bijlage C Voortgang generieke maatregelen 91 93


8

RIVM Rapport 680712002

Lijst van figuren (hoofdrapport)
Figuur 1. Schematische weergave van de NSL Monitoringtool 16 Figuur 2. NO2: Aantal overschrijdingen in 2015 21 Figuur 3. NO2: Aantal potentiële overschrijdingen in 2015 (met bandbreedte) 21 Figuur 4. PM10: Aantal overschrijdingen 2011 (exclusief overschrijdingen bij veehouderijen) 22 Figuur 5. PM10: Aantal potentiële overschrijdingen 2011 (met bandbreedte, exclusief overschrijdingen bij veehouderijen) 22 Figuur 6. Aantal overschrijdingen NO2 en PM10 (exclusief veehouderijen) in 2009 24 Figuur 7. Verdeling van concentraties NO2 en PM10 (exclusief veehouderijen) in Nederland 25 Figuur 8. PM10: Overschrijdingen van de norm door veehouderijen 29 Figuur 9. Verandering in planning van projecten 36 Figuur 10. Verandering in planning van maatregelen 36 Figuur 11. Projectfase van projecten 37 Figuur 12. Projectfase van maatregelen 38 Figuur 13. Verwerking projecteffecten in verkeersgegevens 39 Figuur 14. Aangrijppunt van maatregeleffect 40 Figuur 15. Bevolkingsblootstelling aan NO2 in 2009 en 2015 44 Figuur 16. Bevolkingsblootstelling aan PM10 in 2009 en 2011 45 Figuur 17. NO2: Het aantal mensen dat aan een bepaalde concentratie wordt blootgesteld in Nederland (2015 versus 2009) 46 Figuur 18. PM10: Het aantal mensen dat aan een bepaalde concentratie wordt blootgesteld in Nederland (2015 versus 2009) * 47 Figuur 19. NO2: Verschil GCN 2010 en GCN 2009 (Saneringstool), prognose 2015 51 Figuur 20. PM10: Verschil GCN 2010 en GCN 2009 (Saneringstool), prognose 2011 51 Figuur 21. NO2: prognose 2015: verschil tussen Saneringstool 3.1 en huidig monitoringsjaar 56 Figuur 22. PM10 prognose 2011: verschil tussen Saneringstool 3.1 en huidig monitoringsjaar 56 Figuur 23. NO2 prognose 2015: verschil tussen Saneringstool 3.1 en huidig monitoringsjaar 57 Figuur 24. PM10 prognose 2011: verschil tussen Saneringstool 3.1 en huidig monitoringsjaar 57 Figuur 25. Ligging overschrijdingen NO2 in 2015 en PM10 in 2011 58 Figuur 26. De verdeling van HWN- (links) en OWN- (rechts) concentratiebijdragen op de overschrijdingen. 59 Figuur 27. Gevoeligheid van het aantal overschrijdingen voor variaties in GCN. 68 Figuur 28. Gevoeligheid van het aantal overschrijdingen voor variaties in verkeersemissies. 69 Figuur 29. Gevoeligheid van het aantal overschrijdingen voor variaties in zowel GCN als verkeersemissies. 70

RIVM Rapport 680712002


9

Lijst van figuren (bijlagen)
Figuur 30. NO2: Aantal overschrijdingen in 2015 langs Rijkswegen Figuur 31. NO2: Aantal overschrijdingen in 2015 langs lokale wegen Figuur 32. PM10: Aantal overschrijdingen in 2011 langs Rijkswegen Figuur 33. PM10: Aantal overschrijdingen in 2011 nabij lokale wegen Figuur 34. NO2: Verdeling van de concentraties in Provincie Flevoland (2015 versus 2009) Figuur 35. NO2: Verdeling van de blootstelling in Provincie Flevoland (2015 versus 2009) Figuur 36. NO2: Verdeling van de concentraties in Provincie Gelderland (2015 versus 2009) Figuur 37. NO2: Verdeling van de blootstelling in Provincie Gelderland (2015 versus 2009) Figuur 38. NO2: Verdeling van de concentraties in Provincie Limburg (2015 versus 2009) Figuur 39. NO2: Verdeling van de blootstelling in Provincie Limburg (2015 versus 2009) Figuur 40. NO2: Verdeling van de concentraties in Provincie Noord-Brabant (2015 versus 2009) Figuur 41. NO2: Verdeling van de blootstelling in Provincie Noord-Brabant (2015 versus 2009) Figuur 42. NO2: Verdeling van de concentraties in Provincie Noord-Holland (2015 versus 2009) Figuur 43. NO2: Verdeling van de blootsteling in Provincie Noord-Holland (2015 versus 2009) Figuur 44. NO2: Verdeling van de concentraties in Provincie Overijssel (2015 versus 2009) Figuur 45. NO2: Verdeling van de blootstelling in Provincie Overijssel (2015 versus 2009) Figuur 46. NO2: Verdeling van de concentraties in Provincie Utrecht (2015 versus 2009) Figuur 47. NO2: Verdeling van de blootstelling in Provincie Utrecht (2015 versus 2009) Figuur 48. NO2: Verdeling van de concentraties in Provincie Zuid-Holland (2015 versus 2009) Figuur 49. NO2: Verdeling van de blootstelling in Provincie Zuid-Holland (2015 versus 2009) Figuur 50. PM10: Verdeling van de concentraties in Provincie Flevoland (2011 versus 2009) Figuur 51. PM10: Verdeling van de blootstelling in Provincie Flevoland (2011 versus 2009) Figuur 52. PM10: Verdeling van de concentraties in Provincie Gelderland (2011 versus 2009) Figuur 53. PM10: Verdeling van de blootstelling in Provincie Gelderland (2011 versus 2009) Figuur 54. PM10: Verdeling van de concentraties in Provincie Limburg (2011 versus 2009) Figuur 55. PM10: Verdeling van de blootstelling in Provincie Limburg (2011 versus 2009) Figuur 56. PM10: Verdeling van de concentraties in Provincie Noord-Brabant (2011 versus 2009) Figuur 57. PM10: Verdeling van de blootstelling in Provincie Noord-Brabant (2011 versus 2009) Figuur 58. PM10: Verdeling van de concentraties in Provincie Noord-Holland (2011 versus 2009) Figuur 59. PM10: Verdeling van de blootsteling in Provincie Noord-Holland (2011 versus 2009) Figuur 60. PM10: Verdeling van de concentraties in Provincie Overijssel (2011 versus 2009) Figuur 61. PM10: Verdeling van de blootstelling in Provincie Overijssel (2011 versus 2009) Figuur 62. PM10: Verdeling van de concentraties in Provincie Utrecht (2011 versus 2009) Figuur 63. PM10: Verdeling van de blootstelling in Provincie Utrecht (2011 versus 2009) Figuur 64. PM10: Verdeling van de concentraties in Provincie Zuid-Holland (2011 versus 2009) Figuur 65. PM10: Verdeling van de blootstelling in Provincie Zuid-Holland (2011 versus 2009) * 80 80 81 81 82 82 82 82 83 83 83 83 84 84 84 84 85 85 85 85 86 86 86 86 87 87 87 87 88 88 88 88 89 89 89 89


10

RIVM Rapport 680712002

Inleiding
Europese normen voor luchtkwaliteit Door de Europese Commissie zijn grenswaarden voor luchtkwaliteit opgesteld waaraan alle lidstaten moeten voldoen. Deze grenswaarden zijn opgenomen in de Europese richtlijn (2008/50/EG). Omdat Nederland niet tijdig aan de grenswaarden kan voldoen heeft de overheid in 2008 een verzoek tot uitstel respectievelijk vrijstelling van de grenswaarden ingediend bij de Europese Commissie (EC, 2009). Het gaat hierbij om de volgende grenswaarden: maximaal 35 dagen per jaar met fijnstof (PM10)overschrijdingen boven de 50 g/m3 en om de jaargemiddelde stikstofdioxide (NO2)-concentratie van 40 g/m3. In dit verzoek is een luchtkwaliteitplan ­ Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) ­ opgenomen met een onderbouwing hoe Nederland aan de normen wil gaan voldoen. Het NSL is een programma waarin de rijksoverheid met de decentrale overheden samenwerkt om knelpunten (overschrijdingen) op te lossen. In april 2009 heeft de Commissie (met uitzondering van een kleine kanttekening voor de regio in Zuid-Limburg) goedkeuring gegeven aan het door Nederland ingediende derogatieverzoek (EC, 2009a). Uitvoering van het NSL leidt er volgens het ministerie van VROM en de andere participerende overheden toe dat op de afgesproken tijdstippen in Nederland aan de Europese grenswaarden voor de luchtkwaliteit zal worden voldaan. Om dit te bereiken zijn in het NSL twee hoofddoelen geformuleerd. Het eerste is `het verbeteren van de luchtkwaliteit ten behoeve van de volksgezondheid' met als concretisering het overal tijdig voldoen aan de grenswaarden. Het tweede hoofddoel is omschreven als `het bieden van ruimte voor en bijdragen aan de onderbouwing van ruimtelijke projecten'. De systematiek van het NSL zoals beschreven in zowel het derogatieverzoek als in het kabinetsbesluit is dat vanuit het referentiejaar (2006) wordt gekeken naar hoe de luchtkwaliteit zich zou ontwikkelen zonder ruimtelijke projecten en maatregelen: de autonome ontwikkeling. Daarbovenop komen de effecten van projecten en maatregelen opgenomen in het NSL die in combinatie met de autonome ontwikkeling moeten leiden tot een situatie zonder normoverschrijdingen. Het vervangen en toevoegen van (nieuwe) projecten en maatregelen is toegestaan mits deze passend zijn binnen de doelen van het NSL. Monitoren van het NSL Om bij te houden of tijdens de looptijd van het NSL de doelen binnen bereik blijven is het belangrijk om de voortgang te monitoren. Er kunnen immers diverse wijzigingen optreden in zowel de uitvoering van projecten en maatregelen zelf als in factoren die daar buiten rol spelen, zoals de geprognosticeerde Grootschalige Concentratiekaarten Nederland (GCN), emissiefactoren van bronnen en nieuwe (wetenschappelijke) inzichten omtrent trends in concentraties of berekeningsmethoden. Er is daarom een monitoringsprogramma opgesteld dat voorziet in een jaarlijkse monitoring van de voortgang van het NSL. Deze Monitoring richt zich zowel op de voortgang van de uitvoering van projecten en maatregelen als op de ontwikkeling van de luchtkwaliteit.

RIVM Rapport 680712002


11

De uitvoering van de Monitoring is neergelegd bij het daarvoor in 2009 in het leven geroepen `Bureau Monitoring' (BM). Het BM is een samenwerkingsverband tussen het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en InfoMil. InfoMil is een onderdeel van Agentschap NL. Jaarlijks wordt door het BM een monitoringsrapportage opgeleverd met daarin de resultaten van de Monitoring. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de instrumenten die het ministerie van VROM heeft laten ontwikkelen en de informatie die wordt aangeleverd door de NSL-partners. Betrokken partijen Het Bureau Monitoring werkt in opdracht van VROM. Omdat het NSL een samenwerkingsprogramma is, wordt de invulling van de Monitoring en de werkzaamheden van het BM tevens afgestemd met en begeleid door de Overleggroep NSL Monitoring. De overleggroep bestaat uit vertegenwoordigers van de verschillende partners. Ook de voorliggende rapportage is met de NSL partners afgestemd. De deelnemende samenwerkingspartners (gemeenten, provincies, ministeries van Verkeer en Waterstaat en VROM) hebben primair de verantwoordelijkheid om de projecten en maatregelen uit te voeren die zijn opgenomen bij de vaststelling van het NSL. Er kunnen wijzigingen in projecten en maatregelen optreden. In het kader van de Monitoring leveren zij tijdens de jaarlijkse actualisatie informatie over zowel de voortgang van de projecten en maatregelen als eventuele wijzigingen daarin. Tegelijkertijd leveren zij de meest actuele invoergegevens zoals verkeersdata. Daarbij is het de verantwoordelijkheid van de betreffende overheden dat deze informatie correct en volledig is. De resultaten die in deze rapportage zijn gepresenteerd volgen uit deze gegevens. Reikwijdte Monitoringsrapportage De voorliggende rapportage richt zich op het inzichtelijk maken van de voortgang van het NSL. Het betreft daarbij zowel de voortgang van de projecten en maatregelen als de voortgang van de verbetering van de luchtkwaliteit. Beide in het licht van uiteindelijk in heel Nederland tijdig aan de Europese normen te voldoen. Omdat het voldoen aan de normen centraal staat in het NSL is de presentatie van de resultaten in deze rapportage daar ook specifiek op gericht. Het gaat dan over de normen voor stikstofdioxide en fijnstof. De berekeningen zijn uitgevoerd vanuit het beleidskader van het NSL. Dit houdt in op de door de overheden aangegeven rekenlocaties en met de door de wet voorgeschreven rekenmethode. De normen zijn er primair vanwege de schade die een slechtere luchtkwaliteit op de volksgezondheid heeft. Bij de vaststelling van het NSL is als eerste doel opgenomen het verbeteren van de luchtkwaliteit ten behoeve van de volksgezondheid. Zo staat geformuleerd: `De achterliggende drijfveer hiervoor is dat het kabinet de schadelijke effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid sterk wil verminderen.' (VROM, 2009, p. 50). Naast het halen van de normen is in de rapportage daarom ook aandacht besteed aan de mate waarin de blootstelling van de bevolking aan concentraties NO2 en PM10 zich ontwikkelt.


12

RIVM Rapport 680712002


1

1.1

Begrippenkader en procesbeschrijving
Wat wordt gepresenteerd
Overschrijdingen van de normen voor luchtkwaliteit In de volgende twee hoofdstukken worden de resultaten van de eerste NSL monitoringsronde besproken. Deze resultaten bestaan primair uit berekende concentraties voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). De berekeningen zijn gedaan voor zowel het gepasseerde jaar (2009) als voor de jaren waarop in Nederland aan de Europese normen moet worden voldaan. Voor PM10 is dit 2011 en voor NO2 in 2015. Omdat het NSL primair het voldoen aan deze normen als doel heeft, wordt in de figuren per gemeente het totale aantal meter weg of straat (per rijrichting) met een berekende overschrijding van de norm weergegeven. De normen voor luchtkwaliteit: afronding, zeezoutcorrectie en toetsing De Europese norm voor NO2 is 40 g/m3. In de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (Rbl) is daarbij een afrondingsregel opgenomen op één getal achter de komma (decimaal). Daarom wordt in deze rapportage 40,5 g/m3 als toetswaarde gehanteerd. Voor fijnstof gelden twee normen, een jaarnorm en een dagnorm. Onderzoek toont een empirische relatie aan tussen het aantal dagen overschrijding van de dagnorm en de jaargemiddelde concentratie. Uit deze relatie blijkt dat als aan de dagnorm is voldaan impliciet ook aan de jaarnorm is voldaan (Rbl2007, 2010). Daarom wordt alleen specifiek ingegaan op de dagnorm overschrijding. De Europese norm is maximaal 35 dagen overschrijding van 50 g/m3 per jaar. Voor juridische toetsing aan de norm geldt dat de bijdrage van zeezout afgetrokken mag worden van de berekeningen. Deze bijdrage komt conform de Rbl overeen met 6 dagen overschrijding. Op basis van de huidige regelgeving mag daarom getoetst worden op 41 dagen overschrijding1. Dit is dus ook gehanteerd in de betreffende figuren. Overschrijdingen per kilometer rijrichting Het punt waar de luchtkwaliteit moet worden getoetst aan de normen moet volgensde Europese richtlijn representatief zijn voor 100 meter weglengte. In het huidige monitoringsinstrumentarium liggen in veel gevallen aan beide kanten van een weg rekenpunten. Deze worden individueel meegenomen in de resultaten. Dat betekent: een rekenpunt is representatief voor één rijrichting (één kant van de weg). Dit in tegenstelling tot de wijze van presentatie in de vaststelling van het NSL, waar in de bijbehorende tool (Saneringstool) per 100 meter weg de hoogste concentratie (van één van de twee kanten van de weg) als representatief voor de gehele weg werd genomen. Dit heeft gevolgen voor het beeld dat ontstaat bij vergelijking van de resultaten van de Saneringstool en de Monitoringstool. Er zullen


1

In de Monitoringstool wordt gerekend in jaargemiddelde concentraties. Uit de Rbl2007 volgt dat 41 dagen overschrijding van

de dagnorm voor PM10 overeenkomt met een jaargemiddelde concentratie van 32,5 g/m3. Deze concentratie is gebruikt voor het bepalen van het aantal overschrijdingen in deze rapportage.

RIVM Rapport 680712002


13

overigens nauwelijks consequenties zijn voor het oplossen van knelpunten omdat nagenoeg alle maatregelen bij een weg voor beide rijrichtingen hetzelfde effect hebben. Het plaatsen van schermen vormt hierop een uitzondering, maar voor die situaties is het ook belangrijk om te weten of er schermen aan één of beide zijden van een weg noodzakelijk zijn. Risico-inschatting: bandbreedte De resultaten van de uitgevoerde berekeningen hebben een aanzienlijke onzekerheid, inherent aan luchtkwaliteitmodellen en de aannames in de Monitoring. Deze onzekerheid kan invloed hebben op het halen van de normen. Ook kunnen zich gedurende de looptijd van het NSL tegenvallers voordoen die eveneens een risico vormen voor het doel van het NSL. Bijvoorbeeld tegenvallende maatregeleffecten, een sterkere ontwikkeling van de economie of een trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit die anders is dan eerder was aangenomen. Om hier meer inzicht in te geven worden ook resultaten gepresenteerd van een toetsing aan een waarde lager dan de norm. Voor PM10 worden daartoe resultaten gegeven waar is getoetst zonder inachtneming van de zeezoutcorrectie (dus de 35 dagen overschrijding) en 2 g/m3 lager dan de norm voor NO2, op 38 g/m3 jaargemiddelde concentratie. Deze keuzes zijn arbitrair, maar zo wordt wel een inzicht gegeven in de mogelijke risico's verbonden aan de bestaande onzekerheden. Bevolkingsblootstelling Zoals in de inleiding aangegeven, wordt in dit rapport ook aandacht besteed aan het gezondheidsaspect van luchtkwaliteit. Dit gebeurt in de vorm van bevolkingsblootstelling. Bevolkingsblootstelling is gedefinieerd als de gemiddelde concentratie van een stof waaraan de bevolking in een bepaald gebied wordt blootgesteld, bijvoorbeeld per gemeente of heel Nederland. Dit is berekend voor zowel het gepasseerde jaar als voor de zichtjaren 2011 en 2015. Uit deze resultaten kan men opmaken of de concentratie waar de bevolking in een bepaald gebied gemiddeld aan wordt blootgesteld verbetert of niet. Omdat het een gemiddelde betreft, worden er op een specifieke locatie mensen aan hogere of juist lagere concentraties blootgesteld dan de gemiddelde waarde. Verdeling van concentraties (histogrammen) Naast de geografische plaatjes worden ook histogrammen getoond. Dit zijn figuren waarin de verdeling van concentraties in klassen wordt weergegeven. Het betreft twee typen. De eerste hoe vaak (hoeveel kilometer weg) een bepaalde concentratie zich voordoet in de resultaten. Hierbij worden in één figuur steeds de berekeningen naast elkaar gezet zoals deze met de vaststelling van het NSL (Saneringstool) en dit jaar, Monitoring 2010, werden gemaakt. Zo kan eenvoudig worden vergeleken hoe na de actualisatie de resultaten grofweg zijn veranderd. Het tweede type histogram is vergelijkbaar met het eerste, maar dan hoeveel mensen er worden blootgesteld per concentratieklasse. Omdat deze gegevens niet beschikbaar zijn voor de referentiesituatie worden hier steeds de resultaten voor 2009 en voor het betreffende zichtjaar naast elkaar gezet.


14

RIVM Rapport 680712002


1.2

Rekenpunten, toetspunten en uitzonderingsgebieden
In de Monitoring wordt voor een groot aantal locaties de luchtkwaliteit berekend. Door de wegbeheerders wordt opgegeven op welke exacte geografische locaties er moet worden gerekend. Elke ingevoerde locatie is dus per definitie een rekenpunt waar de luchtkwaliteit wordt bepaald. De resulterende concentraties kunnen vervolgens voor verschillende doelen worden gebruikt. Bijvoorbeeld om de resultaten te toetsen aan de normen, om bevolkingsblootstelling te bepalen of om de luchtkwaliteit inzichtelijk te maken om andere redenen zoals onderzoeksdoeleinden. Indien het gaat om het eerste doel, dus dat op die locatie wettelijk moet worden getoetst aan de normen voor luchtkwaliteit, dan heeft een dergelijk rekenpunt het kenmerk `NSL toetspunt'. Deze rekenpunten worden kortweg aangeduid als `toetspunten'. Om met het NSL in heel Nederland tijdig te voldoen aan de normen voor luchtkwaliteit gaat het dus specifiek om de luchtkwaliteit op de toetspuntlocaties. De andere rekenpunten vergroten het inzicht in de ontwikkeling van de luchtkwaliteit in Nederland. Toepasbaarheidbeginsel en blootstellingcriterium De Europese normen voor de luchtkwaliteit gelden overal in Nederland. De Europese richtlijn kent echter een toepasbaarheidbeginsel waarin wordt gesteld dat niet overal aan de normen hoeft te worden getoetst. Kern hiervan is dat niet hoeft worden getoetst op plekken waar het publiek formeel geen toegang toe heeft, zoals op rijbanen en middenbermen van wegen. Dit is het toepasbaarheidsbeginsel. In de richtlijn is tevens opgenomen dat toetsing aan de normen daar plaatsvindt "waar de hoogste concentraties voorkomen waaraan de bevolking rechtstreeks of onrechtstreeks kan worden blootgesteld gedurende een periode die in vergelijking met de middelingstijd van de grenswaarde(n) niet verwaarloosbaar is". Dit is het zogeheten blootstellingcriterium. Zowel het toepasbaarheidsbeginsel als het blootstellingscriterium is in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd (Rbl2007, 2010). Met name toepassing van het blootstellingscriterium is in de praktijk niet altijd eenduidig, interpretatieverschillen zijn mogelijk. De uiteindelijke wijze van toepassing en gebruik van het toepasbaarheidsbeginsel of het blootstellingscriterium is de verantwoordelijkheid van de betreffende (lokale) overheid.


1.3

Totstandkoming: procesbeschrijving
Het voorliggende rapport bespreekt de resultaten van de eerste monitoringrapportage. In deze paragraaf wordt kort besproken hoe de benodigde gegevens in verschillende stappen worden verwerkt tot de eindresultaten. Het proces bestaat uit grofweg drie stappen: 1. Actualisatie: Op 1 januari begint de actualisatie van invoergegegevens. De overheden kunnen dan de door hen aangepaste en meest recente invoergegevens waarmee moet worden gerekend actualiseren in de Monitoringstool. Tevens geven zij daarbij de voortgang en wijzigingen in de NSL projecten en maatregelen aan. Dit kan tot eind april. 2. Nieuwe berekeningen: vervolgens worden begin mei de berekeningen met de Monitoringstool uitgevoerd op basis van de nieuwe informatie die daarin is opgenomen.

RIVM Rapport 680712002


15


3. Analyse en rapportage: de nieuwe resultaten voegt Bureau Monitoring samen in de voorliggende monitoringsrapportage. Een concept wordt jaarlijks 1 juli aan de overheden aangeboden ter voorbereiding van eventuele nieuwe maatregelen. Voorts wordt in oktober de einderapportage vastgesteld. Bij het openbaar maken van deze rapportage worden ook de geactualiseerde invoergegevens en nieuwe resultaten in de Monitoringstool beschikbaar gesteld via de website www.nsl-monitoring.nl. In dit eerste monitoringsjaar moest op verschillende onderdelen ervaring worden opgedaan. Mede omdat de Monitoringstool nieuw en nog in ontwikkeling was en omdat het de eerste keer was dat het gehele proces is doorlopen. Hierdoor is op onderdelen afgeweken van bovenstaande procesgang en heeft er enige vertraging opgetreden. Voor meer hierover zie ook Hoofdstuk 7. De Monitoringtool vormt een centraal onderdeel in het proces van de Monitoring van het NSL en bestaat uit verschillende onderdelen. In onderstaand figuur is op schematische wijze weergegeven wat de Monitoringstool omvat. Schiphol & Veehouderijen (ministerie V&W en ministerie VROM)

Generieke invoer
bv. emissiefactoren, meteo, achtergrondconcentraties (ministerie VROM)

Lokale invoergegevens
voortgang projecten/maatregelen en update verkeerscijfers (Lokale overheden, ministerie V&W)

Rekentool

- Binnenstedelijke wegen (SRM1) - Buitenstedelijke wegen (SRM2)

www.nsl-monitoring.nl Monitoring database

- Update gegevens (restricted) - Inzien gegevens (openbaar)

= (reken)resultaten = monitoringstool Figuur 1. Schematische weergave van de NSL Monitoringtool

Monitoring rapportage

Invoergegevens: De witte velden geven weer welke invoergegevens op welk plek ingevoerd worden. Daarbij staat vermeld wie hiervoor verantwoordelijk is. De invoergegevens bestaan uit twee type gegevens: het eerste betreft de gegevens die door VROM worden vastgesteld. Dit zijn wettelijk voorgeschreven gegevens en betreffen de generieke gegevens voor heel Nederland, bijvoorbeeld de emissiefactoren, meteorologische gegevens en de grootschalige achtergrondconcentraties. De gegevens zijn afkomstig van kennisinstituten zoals het Planbureau voor de Leefomgeving, het KNMI, het RIVM, Wageningen Universiteit (WUR/Alterra) en TNO. Het tweede type invoergegevens betreft de gegevens afkomstig van (lokale) overheden. Dit zijn bijvoorbeeld kenmerken van wegen, verkeerscijfers, de


16

RIVM Rapport 680712002

maatregeleffecten en de ligging van reken- en toetspunten. De gegevens met betrekking tot Rijkswegen (ook wel `hoofdwegennet', HWN genoemd) worden aangeleverd door het ministerie van Verkeer en Waterstaat (V&W). Gegevens met betrekking tot regionale en lokale wegen (ook wel `onderliggend wegennet', OWN genoemd) komen van provincies en gemeenten. Zij zijn als wegbeheerders verantwoordelijk voor de aanlevering en de kwaliteit en volledigheid van de lokale invoergegevens. De gegevens worden jaarlijks geactualiseerd. Wat niet wordt aangepast blijft vigerend. Website nsl-monitoring.nl: De Monitoringstool bestaat uit een website, een achterliggende centrale database en een daaraan gekoppelde rekenkern. De website vormt het portaal voor het wijzigen en inzien van gegevens. Het wijzigen van gegevens is alleen mogelijk via een afgesloten deel van de website. Het inzien van een belangrijk deel van de invoergegevens, de voortgang van projecten en maatregelen en de rekenresultaten is na de jaarlijkse (bestuurlijke) vaststelling voor iedereen mogelijk via het openbare deel van de website. De website is gebouwd door Goudappel-Coffeng en wordt momenteel ook door deze partij beheerd. De bouw van de website heeft grotendeels in 2010 plaatsgevonden. Monitoring database: De invoergegevens worden door de wegbeheerders geüpload via de website en komen dan vervolgens in een database terecht. Deze database vormt in feite het hart van de Monitoring. Net als de website is de database ook in de loop van 2010 tot stand gekomen. Dit is door dezelfde ontwikkelaar uitgevoerd als die van de website in opdracht van het ministerie van VROM. In de centrale database wordt het grootste deel van de gegevens bewaard, inclusief de jaarlijkse geactualiseerde gegevens. De database wordt momenteel door de bouwer van de software beheerd en onderhouden. Rekentool: De rekentool is het rekenkundige hart van de Monitoringtool waarmee alle berekeningen worden uitgevoerd. Met de rekentool is het ook voor iedereen mogelijk om (afzonderlijk) eigen berekeningen te doen conform de uitgangspunten van de NSL Monitoring. Resultaten, analyse en rapportage: Na de jaarlijkse actualisatie van gegevens gebruikt Bureau Monitoring een `bevroren' kopie van de database voor het opstellen van de monitoringsrapportage. De rekenresultaten worden in het monitoringsproces niet specifiek gecontroleerd of beoordeeld. Het Bureau Monitoring is vervolgens verantwoordelijk voor het samenvoegen van de rekenresultaten in voortgangsrapportage van de Monitoring. Het luchtkwaliteitinhoudelijke deel wordt door het RIVM uitgevoerd. InfoMil vult dat aan met het deel dat is gebaseerd op de voortgangsformulieren van projecten en maatregelen. De resultaten worden door Bureau Monitoring opgenomen in een monitoringsrapportage. Deze monitoringsrapportage wordt afgestemd met de NSL-partners.

RIVM Rapport 680712002


17


18

RIVM Rapport 680712002


2

2.1

Resultaten: luchtkwaliteit nabij wegen
Samenvatting/conclusie
De hoofdvraag van de Monitoring is in hoeverre Nederland tijdig aan de normen voor stikstofdioxide en fijnstof gaat voldoen. Nederland moet uiterlijk in 2011 (PM10) en 2015 (NO2) aan deze normen te voldoen. Uit de berekende resultaten blijkt onder andere dat: - In het gepasseerde jaar kwamen er op uiteenlopende plekken in Nederland concentraties voor boven de normen voor PM10 en NO2. In totaal gaat het om circa 1077 km weg of straat (per rijrichting) voor NO2 en om 11 km voor PM10. - In de prognose voor 2015 is er circa 63 km weg (per rijrichting) met een overschrijding van de NO2 norm zichtbaar. Circa driekwart van de overschrijdingen doen zich voor nabij snelwegen, een kwart doet zich voor bij lokale (binnenstedelijke of provinciale) wegen. - In de prognose voor 2011 is er circa 18 km weg of straat (per rijrichting) met een overschrijding van de PM10-norm zichtbaar. De overschrijdingen nabij veehouderijen worden in Hoofdstuk 3 weergegeven.


2.2

Prognose 2015 (NO2) en 2011 (PM10)
In deze paragraaf worden de resultaten van de prognoses weergegeven. Het gaat daarbij om de berekeningen van de NO2- en PM10-concentraties voor respectievelijk 2015 en 2011. Dit zijn de jaren vanaf wanneer Nederland aan de normen moet voldoen. Het resultaat wordt hier gepresenteerd met het oog op het halen van de normen. Daartoe wordt in de figuren en tabellen weergegeven hoe vaak een overschrijding voorkomt in de voor die jaren berekende concentraties. Het uiteindelijke doel van het NSL is immers om te zorgen dat deze overschrijdingen zich niet meer voordoen. Het aantal overschrijdingen wordt weergegeven in kilometers rijrichting. In de tabellen wordt daarbij onderscheid gemaakt tussen overschrijdingen bij Rijkswegen en lokale (provinciale of gemeentelijke) wegen. In de figuren wordt dat onderscheid om praktische redenen niet gemaakt. In de figuren is weergegeven hoeveel overschrijdingen zich voordoen per gemeente. Dit is per klasse aangegeven met een kleur die correspondeert met een bepaald aantal kilometer rijrichting overschrijding. In Tabel 1 is per provincie weergegeven hoeveel overschrijdingen er zijn berekend. Tevens zijn de totalen voor heel Nederland gepresenteerd. Deze resultaten zijn exclusief specifieke overschrijdingen bij veehouderijen. De emissies van veehouderijen zijn wel in de achtergrondconcentraties meegenomen. In Hoofdstuk 3 wordt specifiek aandacht gegeven aan de problematiek rond veehouderijen.

RIVM Rapport 680712002


19

Tabel 1. Lijst van aantal overschrijdingen per provincie in kilometer rijrichting geprognosticeerd voor 2015 en 2011. Waar een streepje staat zijn geen overschrijdingen berekend. PM10-resultaat is exclusief knelpunten bij veehouderijen. Totaal 2015 Provincie Drenthe NO2 Rijksweg 2015 NO2 Lokaal 2015 NO2 Totaal 2011 PM10 Rijksweg 2011 PM10 Lokaal 2011 PM10

Flevoland Friesland Gelderland 26.7 23.9 2.8 0.2 0.2 Groningen Limburg 0.4 0.1 0.3 4.7 4.7 NoordBrabant 2.9 2.9 0.8 0.8 NoordHolland 5.8 1.7 3.8 8.5 8.5 Overijssel Utrecht 18,9 14.3 4.6 0.4 0.4* Zeeland ZuidHolland 8.7 4.7 4 3.4 3.4 Totaal Nederland 63.3 47.6 15.5 18.0 4.0 14.0 * In de Monitoringstool zijn deze overschrijdingen toegekend aan een lokale wegbeheerder. Na nadere bestudering is in de Overleggroep door de betreffende overheden aangegeven dat deze locaties onder de verantwoordelijk van het Ministerie van V&W (rijkswegen) vallen.

In bovenstaande tabel is te zien dat er in diverse provincies overschrijdingen voorkomen. Daarbij vallen de PM10-resultaten voor 2011 hoger uit dan in 2009 (Tabel 2). Hier wordt nader op ingegaan in paragraaf 6.9. De in de bovenstaande tabel opgenomen gegevens zijn gebundeld per provincie. In Bijlage A zijn de resultaten per gemeente weergegeven. De resultaten in zowel dit hoofdstuk als die in Bijlage A zijn gebaseerd op de gegevens zoals de overheden hebben opgegeven in de Monitoringstool. Ten tijde van de afronding van deze rapportage zijn nog verschillende onvolkomenheden geconstateerd. Dit kan er toe leiden dat het in de huidige rapportage weergegeven aantal kilometer rijrichting overschrijding afwijkt van het totale aantal beleidsmatig op te lossen knelpunten. Zie Hoofdstuk 7 (onder andere paragraaf 7.1 en paragraaf 7.4) en Bijlage B..


20

RIVM Rapport 680712002

40,5 µg/m³ per gemeente berekende concentratie boven de norm ligt. Een Aantal km toetspunt is representatief voor 100 meter weg (per 0 0,1 - 10 rijrichting) en is een locatie waar volgens de 10 - 50 50 - 100 wegbeheerder wettelijk aan de normen voor > 100 luchtkwaliteit moet worden getoetst. Het totaal aantal is middels een kleurklasse aangegeven in deze figuur. Het betreft hier een prognose op basis van de in het huidige monitoringsjaar beschikbare gegevens. In deze figuur is terug te zien dat in de huidige prognose op een aantal plekken in Nederland nog niet tijdig aan de norm wordt voldaan. Voor alle gemeenten waar dit voorkomt betreft het minder dan 10 km weg of straat (per rijrichting).

Figuur 3. NO2: Aantal potentiële overschrijdingen NO2 overschrijdingen van 38 µg/m³ in 2015 in 2015 (met bandbreedte) Aantal km rijrichting met jaargemiddelde concentratie 38 µg/m³ per gemeente (prognose)

Deze figuur is vergelijkbaar met het voorgaande figuur waarbij alleen het toetsniveau is aangepast. De prognoses kennen een aanzienlijke onzekerheid. Om een idee te geven wat het aantal overschrijdingen zou zijn als gemaakte aannames tegenvallen, is in deze figuur niet óp de waarde van 40,5 g/m3 getoetst, maar daaronder, op 38 g/m3. Het betreft hier een prognose op basis van de in het huidige monitoringsjaar beschikbare gegevens.

100

RIVM Rapport 680712002


21

Figuur 4. PM10: Aantal overschrijdingen 2011 (exclusief overschrijdingen bij veehouderijen)

PM10 overschrijdingen 2011 (prognose)
41 dagen per gemeente
100

Per gemeente is geteld bij hoeveel toetspunten de berekende concentratie boven de norm ligt. Een toetspunt is representatief voor 100 meter weg (per rijrichting) en is een locatie waar volgens de wegbeheerder wettelijk aan de normen voor luchtkwaliteit moet worden getoetst. Het totale aantal kilometer overschrijding is middels een kleurklasse aangegeven in het figuur. Het betreft hier een prognose op basis van de in het huidige monitoringsjaar beschikbare gegevens. Het resultaat laat nog overschrijdingen zien nabij industriële gebieden rondom Rijnmond, IJmond, en Amsterdam. Tevens ook enkele overschrijdingen in Utrecht, Gelderland en drie gemeenten in Brabant en Limburg. NB. Voor overschrijdingen door veehouderijen zie Hoofdstuk 3.

35 dagen per gemeente (prognose) overschrijdingen bij veehouderijen) Aantal km 0

Deze figuur is vergelijkbaar met het voorgaande waarbij alleen het toetsniveau is aangepast. De prognoses kennen een aanzienlijke onzekerheid. Om een idee te geven wat het aantal overschrijdingen zou zijn als gemaakte aannames zouden tegenvallen, is in deze figuur niet op de norm getoetst (41 dagen) maar daaronder, op 35 dagen overschrijding. Het betreft hier een prognose op basis van de in het huidige monitoringsjaar beschikbare gegevens.

100


22

RIVM Rapport 680712002

2.3

Luchtkwaliteit nu (2009)
In deze paragraaf worden de resultaten weergegeven van de berekeningen voor het gepasseerde jaar. Het gaat om de berekeningen van de NO2 en PM10 concentraties. De berekeningen voor een gepasseerd jaar worden eenmalig vastgesteld en (verplicht) aan de EU gerapporteerd. Derhalve zijn dit definitieve resultaten in tegenstelling tot de prognoses die in het verloop der jaren nog kunnen wijzigen. Het resultaat wordt hier gepresenteerd met het oog op het voldoen aan de normen. Daartoe wordt in de figuren en tabellen weergegeven hoe vaak een overschrijding voorkomt in de prognoses. Omdat Nederland van de Europese Commissie uitstel heeft gekregen hoeft nu nog niet te worden voldaan aan de normen. Het uiteindelijke doel van het NSL is echter om te zorgen dat overschrijdingen zich niet meer voordoen. Deze resultaten laten de noodzakelijke inspanning zien die daarvoor nodig is. Het aantal overschrijdingen wordt weergegeven in kilometers rijrichting. In de tabellen wordt daarbij onderscheid gemaakt tussen overschrijdingen bij Rijkswegen en lokale (provinciale of binnenstedelijke) wegen. In de figuren wordt dat onderscheid om praktische redenen niet gemaakt. Dit is wel terug te zien in de figuren in Bijlage A. De PM10 resultaten zijn exclusief specifieke berekeningen bij veehouderijen. Tabel 2. Lijst van aantal overschrijdingen in het afgelopen jaar per provincie in kilometer rijrichting. Waar een streepje staat zijn geen overschrijdingen berekend. PM10-resultaat is exclusief specifieke overschrijdingen bij veehouderijen. Totaal 2009 NO2 0,1 93,6 17,4 126,3 77 3,2 103,4 656,5 1077,5 Rijksweg 2009 NO2 59,8 10,5 95,8 6,5 1,5 61,3 221,8 457,2 Lokaal 2009 NO2 0,1 33,8 6,9 30,5 70,5 1,7 42,1 434,7 620,3 Totaal 2009 PM10 8,5 0,1 2,6 11,2 Rijksweg 2009 PM10 0,1* 2,2 2,2 Lokaal 2009 PM10 8,5 0,4 9

Provincie Drenthe Flevoland Friesland Gelderland Groningen Limburg NoordBrabant NoordHolland Overijssel Utrecht Zeeland ZuidHolland Totaal Nederland * In de Monitoringstool zijn deze overschrijdingen toegekend aan een lokale wegbeheerder. Na nadere bestudering is in de Overleggroep door de betreffende overheden aangegeven dat deze locaties onder de verantwoordelijk van het Ministerie van V&W (rijkswegen) vallen.

RIVM Rapport 680712002


23

40,5 µg/m³ in 2009
40,5 µg/m³ per gemeente
100

41 dagen per gemeente
100


24

RIVM Rapport 680712002

2.4

Concentratieverdelingen
In de volgende figuur is weergegeven hoe vaak een bepaalde concentratie stikstofdioxide en fijnstof (exclusief veehouderijen) in Nederland voorkomt. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen de situatie in 2009 en die in het jaar waarop aan de normen moet worden voldaan. In deze figuur zijn alleen de rekenpunten verwerkt waarvan door de (lokale) overheden is aangegeven dat het een wettelijk toetspunt betreft. Let op: de y-as van heeft een zogenoemde logaritmische schaalverdeling. Figuur 7. Verdeling van concentraties NO2 (links) en PM10 (rechts, exclusief veehouderijen) in Nederland Concentratiehistogram NO 2
Aantal km rijrichting 100000

Concentratiehistogram PM 10
Aantal km rijrichting 100000

10000

10000

1000

1000

100

100

10

10


1


1


50

0-26


26-28


28-30


30-32


32-34


34-36


36-38


38-40


40-42


42-44


44-46


46-48


48-50

0-20


20-22


22-24


24-26


26-28


28-30


30-32


32-34


34-36


36-38

Concentratie (in µg/m 3) Nederland (2009) Nederland (prognose 2015) Nederland (2009) Nederland (prognose 2011)

Concentratie (in µg/m 3)

Figuur 7 laat zien dat er in zes jaar tijd een flinke afname wordt verwacht van de hoge concentraties NO2 met een forse toename zichtbaar in de laagste categorie concentraties. PM10 laat een heel ander beeld zien. In de komende twee jaar vindt er in de prognose slechts een beperkte afname plaats bij de hoogste concentraties, terwijl er bij de laagste concentraties nauwelijks sprake is van een verandering. PM10-concentraties tussen 22 en 28 µg/m3 komen het meeste voor.

RIVM Rapport 680712002


25


38-40


40


26

RIVM Rapport 680712002


3

3.1

Resultaten: luchtkwaliteit nabij veehouderijen
Samenvatting/conclusie
Met betrekking tot de luchtkwaliteit bij veehouderijen worden de volgende constateringen gedaan: - NO2 speelt geen rol bij veehouderijen. - Er zijn nog circa 140 van de beschouwde veehouderijen die tot een overschrijding van de PM10 norm in 2011 leiden. In een aantal gevallen gaat het om bijzonder hoge (tot 178 dagen) overschrijdingen. - Dit aantal kan nog aan verandering onderhevig zijn: de bedrijven worden in nog meer detail nader onderzocht. Daarnaast moeten de berekeningen nog geactualiseerd en geverifieerd worden op basis van de meest recente brongegevens (zoals de nieuwe achtergrondconcentraties). - Een deel van de overschrijdingen bij (kleinere) bedrijven kunnen het gevolg zijn van een optelling van fijn stof uitstoot van een aantal nabij gelegen veehouderijen - De achtergrondconcentraties in gebieden met veehouderijen zijn relatief hoog (zie Hoofdstuk 6). Dit komt mede door de cumulatieve fijnstofuitstoot van alle veehouderijen in of nabij een dergelijk gebied. Hierdoor zijn de knelpunten in voorkomende gevallen alleen op te lossen als bij al die bedrijven emissiebeperkende maatregelen worden getroffen. - Bovenstaande punten leiden ertoe dat het lastig zal zijn om tijdig ­ voor medio 2011 ­ aan de normen te gaan voldoen.


3.2

Uitgevoerde onderzoeken en oplossingsrichting
In 2009 en 2010 zijn, in opdracht van VROM, onderzoeken uitgevoerd naar de luchtkwaliteit bij veehouderijen: · · Op basis van globale berekeningen is een eerste selectie gemaakt van bedrijven met een mogelijke normoverschrijding, de zogenaamde `verfijningsslagen' (ECN 2008; ECN, 2009). Voor de bedrijven in deze selectie zijn meer gedetailleerde berekeningen uitgevoerd, de zogenaamde `inzoomacties' (SRE, 2009; Tauw, 2010). Bij de berekeningen in de inzoomacties is uitgegaan van bedrijfsgegevens die door de gemeenten zijn aangeleverd.

De onderzoeken (inzoomactie 1 en 2) zijn in verschillende jaren uitgevoerd. De eerste inzoomactie is uitgevoerd met inmiddels verouderde achtergrondconcentraties. In hoeverre het aantal overschrijdingen verandert op basis van de nieuwe achtergrondconcentraties is onbekend en daardoor onzeker. De mate van volledigheid van de hier gepresenteerde resultaten is niet bekend. Uit de inzoomacties blijkt dat bij 145 veehouderijen sprake is van een potentiële overschrijding van de norm voor fijn stof in 2011. Bij vijf van deze locaties is inmiddels gebleken dat hier geen sprake is van

RIVM Rapport 680712002


27

een overschrijding. De overschrijdingen op de overige 140 locaties doen zich met name voor in de directe omgeving van pluimveebedrijven. Gemeenten spelen, als bevoegd gezag voor de vergunningenprocedure, een belangrijke rol in de aanpak van de normoverschrijdingen: de bedrijven waar overschrijdingen worden verwacht worden door gemeenten benaderd om te komen tot afspraken over bedrijfsspecifieke maatregelen waarmee aan de norm kan worden voldaan. Vanuit het Rijk wordt het proces om te komen tot afspraken over bedrijfsspecifieke maatregelen op verschillende wijzen ondersteund: · · · · · · · Subsidieregeling voor fijnstof maatregelen voor bedrijven met overschrijdingen (www.hetlnvloket.nl). Fiscale maatregelen VAMIL/MIA voor alle bedrijven die fijnstof maatregelen willen nemen. Ontwikkeling en ontsluiting van kennis over bedrijfsspecifieke maatregelen (onderzoeksprogramma dat wordt uitgevoerd door Wageningen UR). Inhoudelijke ondersteuning van gemeenten via InfoMil (Handreiking, Helpdesk, Website). Vergoeden van een (deel van de) kosten van gemeenten voor de inzet van externe expertise. Beschikbaar stellen en actualiseren van rekenmodellen (ISL3a) en actualiseren van generieke invoergegevens (achtergrondconcentraties2, emissiefactoren). Organiseren van informatiebijeenkomsten voor ambtenaren van gemeenten, veehouders, adviseurs.

Bij een deel van de veehouderijen die tot overschrijdingen leiden, is sprake van een zodanig hoge achtergrondconcentratie dat de vereiste reductie van de emissies fijnstof naar verwachting niet kan worden gerealiseerd met maatregelen bij een enkel bedrijf alleen. Om die overschrijdingen weg te nemen is een verlaging van de achtergrondconcentraties vereist. Dit is alleen mogelijk als bij alle bedrijven in zo'n gebied emissiebeperkende maatregelen worden genomen. Een belangrijk instrument om de achtergrondconcentraties te verlagen is de geplande uitbreiding van het `Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij' met emissiegrenswaarden voor fijnstof. Deze uitbreiding wordt op dit moment door VROM voorbereid en is naar verwachting medio 2011 van kracht. Met dit Besluit worden in beginsel alle veehouderijen met een substantiële fijnstof emissie (en dus niet alleen de bedrijven die als overschrijder naar voren komen uit de inzoomacties) verplicht om de Best Beschikbare Technieken (BBT) toe te passen waarmee de fijnstofemissies kunnen worden gereduceerd.


2

Conform de afspraken in het Kabinetsbesluit NSL is voor de achtergrondconcentraties fijnstof die in maart 2010 door VROM bekend zijn gemaakt, voor de provincies Noord-Brabant, Gelderland en Limburg uitgegaan van beschikbare vergunninggegevens. Voorheen werd bij de achtergrondconcentraties voor deze provincies uitgegaan van een combinatie van vergunninggegevens en gegevens in het Geografisch Informatiesysteem Agrarische Bedrijven.


28

RIVM Rapport 680712002


3.3

Resultaten
Figuur 8. PM10: Overschrijdingen van de norm PM10 overschrijding veehouderijen 2011 Het grootste aantal dagen met een overschrijding van de PM10 door veehouderijen dagnorm in een gemeente Aantal dagen

In twee verschillende onderzoeken is onderzocht hoeveel veehouderijen tot een overschrijding leiden. Hierbij is per bedrijf uitgerekend wat het aantal dagen met een overschrijding is op de nabij gelegen toetspunten. In deze figuur is aangegeven wat het grootste aantal dagen overschrijding is per gemeente. Dit is gebaseerd op de gecombineerde resultaten van beide onderzoeken. De resultaten zijn niet gecorrigeerd voor de zeezoutaftrek van 6 dagen en dus wordt er getoets op 41 dagen (zie ook paragraaf 1.1).

125

Tabel 3. Aantal veehouderijen dat tot normoverschrijdingen leidt in 2011 per provincie. Exclusief zeezoutaftrek. Gebied Gelderland Limburg Noord Brabant Utrecht Nederland totaal * Exclusief de zeezoutaftrek van 6 dagen. ** Bij vijf van de oorspronkelijk 145 bedrijven uit beide inzoomacties is inmiddels bij nadere beschouwingen gebleken dat hier geen overschrijding is. Aantal bedrijven dat leidt tot minimaal één PM10overschrijding 26 28 81 5 140** Maximale PM10overschrijding (aantal dagen boven norm)* 118 134 178 95

RIVM Rapport 680712002


29

Tabel 4. Aantallen veehouderijen die tot normoverschrijdingen leiden in 2011 per gemeente, exclusief zeezoutaftrek. Provincie Noord Brabant Limburg Noord Brabant Gelderland Noord Brabant Noord Brabant Noord Brabant Noord Brabant Limburg Gelderland Noord Brabant Noord Brabant Limburg Noord Brabant Noord Brabant Utrecht Noord Brabant Noord Brabant Gelderland Gelderland Noord Brabant Noord Brabant Utrecht Noord Brabant Gelderland Limburg Noord Brabant Gelderland Noord Brabant Gelderland Noord Brabant Noord Brabant Limburg Gelderland Utrecht Gelderland Noord Brabant Gelderland Aantal bedrijven leidend tot Maximale aantal dagen PM10 Gemeente minimaal één PM10overschrijding dagnorm overschrijding * Someren 20 178 Nederweert 18 134 Bernheze 12 92 Ede 10 118 Deurne 6 92 Asten 5 87 Son en Breugel 5 53 Sint Anthonis 4 93 Peel en Maas 4 85 Scherpenzeel 4 70 Boekel 3 94 Boxmeer 3 89 Venray 3 78 ReuselDe Mierden 3 56 Maasdonk 2 118 Oudewater 2 95 Gilze en Rijen 2 84 Cuijk 2 84 Zaltbommel 2 69 Putten 2 66 Oirschot 2 62 AlphenChaam 2 55 Utrechtse Heuvelrug 2 51 GemertBakel 2 50 Zutphen 2 45 Weert 2 45 Helmond 1 163 Overbetuwe 1 104 Uden 1 81 Lochem 1 74 Sint Oedenrode 1 74 Drimmelen 1 73 EchtSusteren 1 65 Berkelland 1 64 Renswoude 1 59 Barneveld 1 56 SintMichielsgestel 1 54 Nijkerk 1 52


30

RIVM Rapport 680712002

Aantal bedrijven leidend tot Maximale aantal dagen PM10 Provincie Gemeente minimaal één PM10overschrijding dagnorm overschrijding * Noord Brabant Haaren 1 48 Noord Brabant Bergeijk 1 46 Gelderland Groesbeek 1 43 Noord Brabant Nuenen 1 43 * Exclusief zeezoutaftrek van 6 dagen

RIVM Rapport 680712002


31


32

RIVM Rapport 680712002


4

4.1

Resultaten: voortgang projecten en maatregelen
Samenvatting/conclusie
De analyse van de voortgangsformulieren heeft als hoofddoel het beantwoorden van de volgende vragen: 1. Ligt de uitvoering van maatregelen op schema en zal deze (grotendeels) afgerond zijn als de NSL-periode afloopt? 2. Zijn de relevante effecten van projecten en maatregelen verwerkt in de invoergegevens voor de Monitoringstool? 3. Volgt uit de voortgangsformulieren een argument om de (geprognosticeerde) ontwikkeling van de luchtkwaliteit te duiden? Het is moeilijk om een eenduidig en sluitend beeld te halen uit de resultaten voor de voortgang van projecten en maatregelen. Dit komt omdat voor circa de helft van alle projecten en maatregelen de gegevens in dit Monitoringsjaar niet zijn ingevuld. Dit komt mogelijk door onbekendheid met en onduidelijkheid over de nieuw ontwikkelde Monitoringstool bij de overheden die hiermee moeten werken. Hierdoor kan niet worden vastgesteld of alle relevante projecten en maatregelen zijn verwerkt in de berekende luchtkwaliteitprognoses. Op basis van de informatie voor projecten en maatregelen waar wel informatie over is aangeleverd kan worden gesteld dat de voortgang van projecten en maatregelen op ongeveer gelijke tred verloopt. Voor beide volgt uit de resultaten wel dat een klein deel (minder dan een kwart van het totaal) een gemiddelde vertraging in de uitvoering heeft tussen de gemiddeld 2,5 jaar (maatregelen) en 3,7 jaar (projecten). Hieruit lijkt geen argument naar voren te komen om de geprognosticeerde ontwikkeling van de luchtkwaliteit die uit de berekeningen volgt anders te duiden.

4.2

Achtergrond en werkwijze
Het NSL bestaat uit een balans van effecten op de luchtkwaliteit door ruimtelijke projecten en maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit. In de prognoses van de luchtkwaliteit wordt een inschatting gemaakt in hoeverre het NSL op schema is met het halen van de normen voor luchtkwaliteit. Bij het interpreteren van die resultaten is het belangrijk om te weten in welke mate de projecten en maatregelen gerealiseerd zijn. Het kan immers zijn dat er vertraging optreedt in de uitvoering en de effecten daarom nog niet verwerkt zijn in de berekende prognoses voor de luchtkwaliteit. Voor maatregelen geldt bovendien een uitvoeringsplicht binnen de termijn van het NSL. Inzicht in de voortgang van de uitvoering laat zien of aan deze plicht voldaan zal worden.

RIVM Rapport 680712002


33

Alle projecten en maatregelen die in het NSL zijn opgenomen, zijn verwerkt in zogenaamde digitale voortgangsformulieren. Deze zijn onderdeel van de Monitoringstool en te vinden op www.nslmonitoring.nl. Daarin zijn de omschrijvingen en kenmerken per project of maatregel opgenomen. Deze formulieren worden in de jaarlijkse actualisatie geüpdate door de overheden. De doelen van de voortgangsformulieren zijn: de voortgang in de uitvoering van projecten en maatregelen uit het NSL inventariseren; inzicht geven in de mate waarin de effecten van de projecten en maatregelen in de aangeleverde invoergegevens voor de luchtkwaliteitberekeningen zijn verwerkt, voor zover van toepassing.

Tijdens de actualisatie worden door de overheden (ontbrekende) plannings- en voortgangsinformatie aangevuld (bijvoorbeeld versnelde, vertraagde of gewijzigde uitvoering) en toegestane wijzigingen doorgevoerd. Eventuele fouten en hiaten in de beschrijving van de projecten en maatregelen worden daarnaast gecontroleerd een aangevuld. Het voortgangsformulier is dus enerzijds een administratief instrument om maatregelen en projecten te kunnen monitoren. Anderzijds zijn de gegevens van belang om inzicht te krijgen in hoeverre de effecten van de maatregelen en projecten zijn meegenomen in de ontwikkeling van de luchtkwaliteit. Het voortgangsformulier gaat niet in detail in op de wijze waarop projecten en maatregelen zijn verwerkt in aangeleverde gegevens van verkeers- en wegkenmerken. Het uitgangspunt in de NSL Monitoring is dat de wegbeheerder verantwoordelijk is voor de gegevens en verantwoording kan afleggen over de verkeers- en wegkenmerkgegevens en daarmee ook van het al dan niet verwerken van de effecten van projecten en maatregelen daarin. In de voortgangsformulieren is een globale omschrijving opgenomen van de wijze waarop het betreffende project of de maatregel is verwerkt (veld `hoe verwerkt in brondata') en een verplichte verwijzing naar de onderbouwing van de invoergegevens.

4.3

Beschouwing van bijgewerkte voortgangsformulieren
In deze paragraaf wordt gepresenteerd in hoeverre de voortgangsformulieren zijn bijgewerkt en wat in grote lijnen is gewijzigd. De statistiek van deze gegevens is in Tabel 5 weergegeven. De opbouw van de voortgangsformulieren, de keuzemogelijkheden, de definities en de uitleg zijn te vinden in in het draaiboek Monitoring, zoals te vinden op http://www.nsl-monitoring.nl en http://www.infomil.nl. Maatregelen die overheden gaan treffen in overschrijdingssituaties bij landbouwbedrijven zijn in deze in dit hoofdstuk niet genoemd. Deze zijn (nog) niet opgenomen in de voortgangsformulieren. De aanpak van landbouw-knelpunten met bijbehorende maatregelen vindt plaats in een ander, parallel traject: zie daarvoor Hoofdstuk 3. Uit de resultaten in Tabel 5 blijkt dat iets meer dan de helft van alle voortgangsformulieren voor projecten en maatregelen zijn bijgewerkt. Dat betekent dat voor iets minder dan helft van alle projecten en maatregelen onbekend is wat hier de status van is.


34

RIVM Rapport 680712002

In de actualisatieronde konden overheden de stand van zaken van het huidige jaar aangeven. Als er niets is veranderd zijn de gegevens van vorig jaar gebruikt (vaststelling van het NSL). Daarnaast kunnen er ook wijzigingen zijn opgetreden ten opzichte van de beschrijving in het NSL. Er is onderscheid gemaakt tussen `wijzigingen' en `correcties'. Correcties zijn doorgevoerd om administratieve fouten te herstellen. Bij inhoudelijke wijzigingen van een project of maatregel moesten de voortgangsformulieren in zijn geheel worden doorlopen, zodat daarin de nieuwe en actuele stand van zaken van het project of maatregel staat geregistreerd. In totaal zijn er negen projecten en acht maatregelen inhoudelijk gewijzigd ten aanzien van hoe deze zijn vastgelegd bij de vaststelling van het NSL. Tabel 5. Statistiek van voortgangsformulieren projecten en maatregelen Projecten Maatregelen Totaal opgenomen in NSL 592 680 Bijgewerkt en geaccordeerd (aantal) 318 388 Bijgewerkt en geaccordeerd (%) 54% 57% Gecorrigeerd (administratief) 74 39 Gewijzigd (inhoudelijk) 9 8 NB. Elk van de statistieken in deze tabel wil zeggen hoe vaak iets door het bevoegde gezag (overheden) is ingevuld of gewijzigd in de voortgangsformulieren van het huidige monitoringsjaar.

4.4
4.4.1

Voortgang van projecten en maatregelen
Verandering in de planning van projecten en maatregelen De planning van de uitvoering van projecten en maatregelen maakt duidelijk wanneer het effect op de luchtkwaliteit is te verwachten. In hoofdlijnen blijkt dat de meeste projecten een ongewijzigde of onbekende planning hebben, zie Figuur 9 en Figuur 10. Bij een beperkt aantal projecten en maatregelen is sprake van een vertraagde planning. Voor de projecten gaat het om 80 projecten met een gemiddelde vertraging van 3,7 jaar. Voor de maatregelen gaat het om 79 maatregelen met een gemiddelde vertraging van 2,5 jaar. Daarnaast geldt voor een klein aantal projecten en maatregelen ook een versnelde planning: negen projecten die gemiddeld 1,8 jaar eerder worden uitgevoerd en vier maatregelen die gemiddeld 1,3 jaar eerder worden uitgevoerd. Van een aantal maatregelen is de uitvoeringsperiode verlengd: hierbij is te denken aan stimulerings- en subsidieregelingen, het aanbieden van scans of ondersteuning, communicatie, et cetera. De gemiddelde verlenging is 2,7 jaar.

RIVM Rapport 680712002


35

Figuur 9. Verandering in planning van projecten In deze figuur is weergegeven voor hoeveel projecten de planning is gewijzigd (versneld of vertraagd), hoeveel projecten ongewijzigd zijn en voor hoeveel projecten het formulier niet is ingevuld waardoor de stand van zaken niet bekend is. Bij wijzigingen gaat het om wijzigingen ten opzichte van de planning zoals deze is opgenomen in de vaststelling van het NSL.

Verandering planning -
9 80

301

224

Versnelling Vertraging Ongewijzigd Niet ingevuld

Figuur 10. Verandering in planning van maatregelen In deze figuur is weergegeven voor hoeveel maatregelen de planning is gewijzigd (versneld of vertraagd) of verlengd, hoeveel maatregelen ongewijzigd zijn en voor hoeveel maatregelen het formulier niet is ingevuld waardoor de stand van zaken niet bekend is. Bij wijzigingen gaat het om wijzigingen ten opzichte van de planning zoals is deze opgenomen in de vaststelling van het NSL.

Verandering planning -
4 79 22

363

289

Versnelling Vertraging Verlenging Ongewijzigd Niet ingevuld


36

RIVM Rapport 680712002

4.4.2

Actuele fase waarin projecten of maatregelen zich bevinden Projecten doorlopen verschillende fasen tussen het ontwerp en afronding. De actuele fase geeft inzicht in de te verwachten effecten op de luchtkwaliteit in de gepasseerde, huidige en toekomstige jaren. In samenhang met de vorige sectie `Verandering in de planning ` is het, met behulp van informatie over de projectfase, mogelijk om te schatten of een maatregel (of project) conform planning wordt uitgevoerd. In Figuur 11 en Figuur 12 is weergegeven hoeveel projecten en maatregelen in een bepaalde fase verkeren. Het merendeel van de projecten bevindt zich nog in de beginfase. Tijdens de uitvoering, die lang kan duren en gefaseerd kan zijn, is wel al een beperkt effect op de luchtkwaliteit te verwachten. In vergelijking met de projecten bevinden de maatregelen zich verder in het uitvoeringsproces. Anders dan de projecten moeten de maatregelen binnen de NSL-periode (grotendeels) afgerond moeten zijn. In Figuur 11 en Figuur 12 is daarnaast zichtbaar dat de projectfase voor een aanzienlijk deel van de projecten en maatregelen niet is ingevuld. Overigens kent het voortgangsformulier nog andere fases, bijvoorbeeld `in voorbereiding' (alleen projecten), `financiering rond' en `aanbesteding' ­ die zijn zelden/nooit geselecteerd en daarom weggelaten.

Figuur 11. Projectfase van projecten

Projectfase -
28 21

In deze figuur is weergegeven hoeveel projecten in een bepaalde fase verkeren. Er is daarbij onderscheid gemaakt tussen (in chronologische volgorde van uitvoering) besluit, uitvoering en afgerond. Daarnaast is aangegeven voor hoeveel projecten deze informatie niet is ingevuld.


5

557 Besluit Uitvoering Afgerond Niet ingevuld

RIVM Rapport 680712002


37

Figuur 12. Projectfase van maatregelen

Projectfase -
40 5

In deze figuur is weergegeven hoeveel maatregelen in een bepaalde fase verkeren. Er is daarbij onderscheid gemaakt tussen (in chronologische volgorde van uitvoering) besluit, aanbesteding, uitvoering en afgerond. Daarnaast is aangegeven voor hoeveel maatregelen deze informatie niet is ingevuld. 395

148

101

Besluit Aanbesteding Uitvoering Afgerond Niet ingevuld

4.5

Verwerking effecten projecten en maatregelen in berekeningen Projecten en maatregelen hebben effect op de luchtkwaliteit. Verwerking van de effecten in de invoergegevens van de Monitoringstool is nodig om deze zichtbaar te maken in de rekenresultaten. Aan overheden is gevraagd om de referentie naar de onderbouwing van het effect te vermelden in de voortgangsformulieren. Deze referentie is in zeer beperkte mate ingevuld in de voortgangsformulieren. Het moment waarop de effecten van een project zitten verwerkt in de berekeningen voor de luchtkwaliteit is afhankelijk van wanneer de verwachte realisatie van het project is. In de loop van de jaren gaan steeds meer projecten effect hebben op de luchtkwaliteit en moeten dan verwerkt zijn in de invoergegevens voor de berekeningen. In de figuur is daarom ook de toename in verwerkte effecten te zien. Alleen de totalen zijn opgenomen. Tussen de overheden onderling zijn aanzienlijke verschillen in de mate waarin de projecten zijn verwerkt in de invoergegevens.


38

RIVM Rapport 680712002

Figuur 13. Verwerking projecteffecten in verkeersgegevens

Verwerking effecten in verkeersgegevens - % 100
33,7%

In deze figuur is weergegeven hoeveel procent van alle projecten zijn verwerkt in de invoergegevens die worden gebruikt voor de berekeningen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de berekeningen voor 2009 en de prognoses voor 2011, 2015 en 2020. De laatste is overigens nog geen onderdeel van de Monitoringsrapportage. Sommige projecten zijn nog niet of kunnen niet hierin verwerkt worden, dit is eveneens aangegeven. De categorie onbekend betreft alle projecten waar geen informatie over is aangeleverd.

80

60

7,6% 7,6% 17,0% 9,4%

40

20
24,6%

0

onbekend niet verwerkt in de invoergegevens verwerkt in invoergegevens prognose 2020 verwerkt in invoergegevens prognose 2015 verwerkt in invoergegevens prognose 2011 verwerkt in invoergegevens 2009