Rijksoverheid
Kamervragen over rechterlijke uitspraak flitsen van eredivisiewedstrijden
Vragen van het lid Van Dam (2010Z14577) over de rechterlijke
uitspraak over flitsen van eredivisiewedstrijden
Hierbij zend ik u, mede namens de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, het
antwoord op de vragen van het Kamerlid Van Dam van uw Kamer inzake de
rechterlijke uitspraak over de uitzending van flitsen van beeldmateriaal van
eredivisiewedstrijden door regionale omroepen.
De vragen werden mij toegezonden bij uw bovenaangehaalde brief met kenmerk
2010Z14577.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Marja van Bijsterveldt#Vliegenthart
Rijnstraat 50
Den Haag
Postbus 16375
2500 BJ Den Haag
www.rijksoverheid.nl
Onze referentie
242483
Uw brief van
11 oktober 2010
Pagina 1 van 3
Pagina 2 van 3
Onze referentie
242483
Antwoorden op de schriftelijke vragen van het Kamerlid Van Dam van
de Tweede Kamer der Staten#Generaal aan de ministers van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap en van Justitie (ingezonden d.d. 11 oktober 2010, kenmerk
2010Z14577).
1
Vraag:
Bent u bekend met de uitspraak van de rechter # die afgelopen mei werd gedaan #
over de uitzending van flitsen van beeldmateriaal van eredivisiewedstrijden door
regionale omroepen?1
Antwoord:
Ja.
2
Vraag:
Welke gevolgen verbindt u aan de interpretatie van de rechtbank dat artikel 5.4
van de Mediawet de regionale omroepen wel het recht geeft flitsen op te vragen,
maar dat dit artikel noch de beperkingen op de Auteurswet en de Wet op de
Naburige Rechten hen het recht geven om deze beelden ook daadwerkelijk uit te
zenden?
Antwoord:
De uitspraak van de rechtbank Utrecht van 12 mei 2010 betreft een vonnis in kort
geding. De gevolgen hiervan zijn niet definitief aangezien in deze zaak de
bodemprocedure, die is aangespannen door de Eredivisie C.V. c.s., nog loopt. Het
gaat niet aan te treden in een geschil dat onder de rechter is. Ik wacht daarom de
uitspraak in de bodemprocedure af.
3
Vraag:
Deelt u de mening dat het de bedoeling van de wetgever was dat
omroeporganisaties die de beelden mogen opvragen, deze ook mogen uitzenden
en dat artikel 5.4 anders een betekenisloos artikel is? Zo ja, gaat u de wetgeving
dan aanpassen zodat omroeporganisaties de betreffende beelden ook mogen
uitzenden?
Antwoord:
Ik moet in dit verband voorop stellen dat, zoals aangegeven in het voorgaande
antwoord, het juridisch geschil nog onder de rechter is. Ik volsta om die reden
met een verwijzing naar de wettekst en de wetsgeschiedenis bij artikel 5.4 van de
Mediawet 2008 (Kamerstukken 31 876) en het daaraan ten grondslag liggende
artikel in de Richtlijn Audiovisuele Mediadiensten (huidige artikel 15 van de
Richtlijn 2010/13/EU).
Volledigheidshalve meld ik u dat het ministerie van OCW een brief aan Stichting
ROOS heeft gezonden. Ik voeg de brief als bijlage toe.
1
Zaaknummer 285245, rolnummer KG ZA 10#332, 12 mei 2010.
Pagina 3 van 3
Onze referentie
242483
4
Vraag:
Welke gevolgen verbindt u aan de mening van de rechtbank dat ook de
nieuwsexcepties op de Auteurswet een wel zeer beperkte uitleg geeft, namelijk
dat een nieuwsmedium op basis van die excepties slechts nieuws mag verslaan
met beelden die men zelf heeft geregistreerd of met beelden die worden
overgenomen uit andere nieuwsprogramma's, maar niet uit programma's die een
ander doel nastreven dan het verslaan van het nieuws?
5
Vraag:
Deelt u de mening dat in het huidige tijdperk van veel verschillende (soorten)
media en veel verschillende soorten programma's die allemaal in potentie nieuws
kunnen opleveren, de mogelijkheden van nieuwsprogramma's om dat nieuws met
gebruik van beelden te verslaan zo wel zeer beperkt worden?
6
Vraag:
Deelt u de mening dat dit in potentie een risico betekent voor de vrije
nieuwsgaring?
7
Vraag:
Wordt dit risico veroorzaakt door de inhoud van onze wetgeving of door de inhoud
van de Europese richtlijn?
8
Vraag:
Bent u bereid de Kamer nader te informeren, bijvoorbeeld per brief voorafgaand
aan de behandeling van de mediabegroting, over de belemmeringen die het
auteursrecht nu kennelijk oplevert voor de vrije nieuwsgaring en de stappen die u
zou kunnen nemen om die belemmeringen weg te nemen?
Antwoord op de vragen 4, 5, 6, 7 en 8:
Pas nadat het vonnis van de rechter in de bodemprocedure kracht van gewijsde
heeft gekregen, kan worden beoordeeld of er ongerechtvaardigde belemmeringen
worden opgeworpen voor de vrije nieuwsgaring en of de wet aanpassing behoeft.
Indien een onherroepelijke uitspraak aanleiding vormt voor het nemen van
vervolgstappen, zal ik u daarover te zijner tijd nader informeren.
Bijlage: brief van het ministerie van OCW aan Stichting ROOS.