Rijksoverheid
11 november 2010
Geannoteerde agenda van de Raad voor Concurrentievermogen 25!26
Mede namens de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bied ik u
hierbij de geannoteerde agenda aan van de Raad voor Concurrentievermogen van
25 en 26 november, en de gezamenlijke Ruimtevaartraad op 25 november. In de
bijlage treft u per onderwerp een nadere toelichting.
Tijdens het industrieonderdeel op 25 november zal de Raad van gedachten
wisselen over de industriemededeling van de Commissie van 28 oktober jl.
Tijdens het onderzoeksdeel op 25 en 26 november zal de Raad conclusies
aannemen over de Innovatie Unie van de Commissie van 6 oktober jl. Ook zal het
voorzitterschap een presentatie geven over de voortgang van de Europese
Onderzoeksruimte, waarbij de Raad conclusies aanneemt over de
randvoorwaarden bij gezamenlijk programmeren. Tenslotte zal de Raad een plan
aannemen over de organisatie "Fusion for Energy" om kostenbesparing en betere
aansturing van Internationale kernfusiereactor (ITER) te waarborgen.
Onder het agendapunt diversen zullen het voorzitterschap en de Commissie
informatie geven over schone en zuinige voertuigen, een verklaring over
elektrisch rijden, diverse conferenties van het voorzitterschap en over de
ruimtevaartparagraaf van de industriemededeling.
En marge van de Raad komt op 25 november de gezamenlijke Ruimtevaartraad
bijeen. Tijdens deze bijeenkomst nemen de ESA!ministers (EU!27 + Noorwegen
en Zwitserland) een resolutie aan over het Europese ruimtevaartbeleid. De Raad
zal deze resolutie vervolgens bekrachtigen. Onder het agendapunt diversen zal
het voorzitterschap tijdens de gezamenlijke ruimtevaartraad informatie geven
over de ministeriële conferentie over exploratie van de ruimte en over het gebruik
van ruimtevaart ten bate van de Afrikaanse bevolking.
De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
(w.g.) drs. M.J.M. Verhagen
AGENDA VAN DE RAAD VOOR CONCURRENTIEVERMOGEN 25(26
NOVEMBER
Industriedeel
Industrie Presentatie en gedachtewisseling
Ruimtevaartbeleid Raadsresolutie
Onderzoeksdeel
Innovatie Unie Raadsconclusies + gedachtewisseling
Voortgang van de Europese
onderzoeksruimte
Raadsconclusies + presentaties
Internationale kernfusiereactor (ITER) Reductieplan + presentaties
INDUSTRIEDEEL
Industrie
Presentatie en gedachtewisseling
De Europese Commissie zal een presentatie geven over de mededeling
'Geïntegreerd industriebeleid in een tijd van globalisering' van 28 oktober jl.
Vervolgens zal de Raad van gedachten wisselen. De Raad zal waarschijnlijk op 10
december raadsconclusies over de mededeling aannemen.
Op 28 oktober heeft Eurocommissaris Tajani de mededeling gepresenteerd. In
deze mededeling geeft de Commissie haar visie op het EU!industriebeleid. Het is
een van de 'vlaggenschepen' van de Europa 2020!strategie voor groei en banen.
Eerder bracht de Commissie al de vlaggenschepen Innovatie Unie, Digitale Agenda
en Jeugd in beweging uit. De mededeling vormt een brede verzameling van vooral
reeds geplande initiatieven. De mededeling bouwt voort op het reeds bestaande
EU!industriebeleid, dat een mix is van een generieke aanpak en aandacht voor
specifieke knelpunten en kansen voor sectoren. Deze benadering past goed in de
filosofie van het in het regeerakkoord genoemde nieuwe bedrijfslevenbeleid van
dit kabinet. Ook handhaaft de Commissie het uitgangspunt dat de lidstaten
primair verantwoordelijk zijn voor de invulling van industriebeleid en de EU
voornamelijk een rol heeft bij het creëren van de juiste randvoorwaarden.
Tegelijkertijd geeft de Commissie aan dat een Europese coördinatie van
industriebeleid steeds meer nodig zal zijn in de concurrentie met andere
economieën. De Commissie stelt in dit kader voor te starten met een jaarlijkse
monitoring van het concurrentievermogen van de EU en de lidstaten, met een
centrale rol voor de Raad voor Concurrentievermogen in het proces. De
Commissie wil haar streven naar een geïntegreerd industriebeleid kracht bijzetten
door de effecten op industrie en diensten van Europese initiatieven en regelgeving
zorgvuldiger te toetsen (als onderdeel van de effectbeoordelingen van de Impact
Assessment Board van de Commissie op nieuw beleid en als ex!post evaluaties op
bestaand beleid).
Nederland verwelkomt de mededeling. De industrie is in de ogen van Nederland
van cruciaal belang voor de Europese concurrentiekracht en het oplossen van
maatschappelijke vraagstukken. De invulling van het industriebeleid behoort
primair toe aan de lidstaten. De EU heeft een belangrijke rol in het creëren van de
juiste randvoorwaarden. Nederland is daarom positief over de focus van de
mededeling daarop. Het gaat dan onder andere om het verbeteren van
randvoorwaarden, zoals slimme regelgeving, betere toegang tot financiering voor
bedrijven, versterking van de interne markt, het stimuleren van innovatie,
uitwerking van de Digitale Agenda, het belang van open markten en een goed
mededingingsbeleid. Ook noemt de Commissie in de mededeling het belang van
maatwerk voor sectoren. Dit houdt in dat nader wordt gekeken welke
randvoorwaarden van bepaalde sectoren moeten verbeteren om de
concurrentiekracht van deze sectoren te versterken. Hier kan gedacht worden aan
het creëren van standaarden voor elektrisch rijden, maar ook aan aangepaste
regelgeving om het gebruik van vernieuwende materialen in de industrie aan te
kunnen moedigen in het kader van de bio based economy. Daarnaast is Nederland
voorstander van het initiatief van de Commissie om het concurrentievermogen
van de EU en haar lidstaten jaarlijks te gaan monitoren, en de centrale rol voor de
Raad in dit proces. Positief is ook dat de Commissie zowel aandacht heeft voor het
belang van de industrie als voor aanverwante diensten en het mkb. Nederland
vindt het verder positief dat de Commissie haar streven naar een geïntegreerd
industriebeleid kracht wil bijzetten door de effecten op industrie en diensten van
nieuwe Europese initiatieven en regelgeving zorgvuldiger te toetsen. Nederland zal
het idee van de Commissie om EU!obligaties uit te brengen ten behoeve van het
versterken van de infrastructuur, in de context van de discussies over de nieuwe
financiële perspectieven beoordelen. Daarnaast staat Nederland kritisch tegenover
het uitbreiden van de rol van het Europese Globaliseringsfonds. Nederland is van
mening dat andere beleidsinstrumenten, met name op nationaal of regionaal
niveau, beter in staat zijn om in te spelen op de effecten van globalisering.
Ruimtevaartbeleid
Raadsresolutie
De Raad voor Concurrentievermogen en de Raad van ministers van de Europese
Ruimtevaartorganisatie (ESA) komen in een gezamenlijke sessie, de zogenoemde
'Ruimtevaartraad', bijeen om te spreken over de toekomst van het Europese
ruimtevaartbeleid. Beide raden zullen naar verwachting de gezamenlijke EU!ESA!
conceptresolutie 'Mondiale uitdagingen: ten volle benutten van de Europese
ruimtevaartsystemen' aannemen.
De Europese Unie erkent in toenemende mate het strategische, economische en
maatschappelijke belang van ruimtevaart op gebieden als veiligheid, milieu,
mobiliteit, telecommunicatie en landbouw. Ruimtevaart draagt daarmee bij aan de
doelstellingen van de Europa 2020!strategie. In mei 2004 is een overeenkomst
getekend tussen de EU en ESA om nauwer te gaan samenwerken, zodat het
potentieel van ruimtevaart ten volle kan worden benut. Er zijn twee prioriteiten
ontwikkeld. De eerste is Galileo, het systeem voor satellietnavigatie. De tweede is
GMES (op satelliettechnologie gebaseerde aardobservatiesystemen en !technieken
voor milieu! en veiligheidsbeheer op de grond, op zee en in de lucht). Met artikel
189 van het Verdrag van Lissabon heeft de EU een rol bij het ontwikkelen van een
Europees ruimtevaartbeleid, in samenwerking met de lidstaten en de ESA.
Met de conceptresolutie bevestigen de EU! en ESA!lidstaten opnieuw het belang
van ruimtevaart. Tevens roepen de lidstaten op om de systemen Galileo en GMES
operationeel te maken, en daarbij ook te kijken naar de bijdrage van deze
systemen aan duurzame ontwikkeling van Afrika. De bijdrage van ruimtevaart aan
de veiligheid en de samenwerking tussen civiele en militaire ruimtevaart moet
worden onderzocht. Daarnaast vraagt het strategische belang van de
ruimtevaartinfrastructuur ook maatregelen om deze te beschermen. Verder
verzoeken de lidstaten de Commissie en de ESA een strategie te ontwikkelen voor
exploratie van de ruimte als onderdeel van de internationale samenwerking.
Exploratie is het onderzoeken van planeten en sterren. Het onderzoek dat op het
Internationale Ruimtevaartstation (ISS) plaatsvindt is bijvoorbeeld een onderdeel
van dergelijk onderzoek. Als gevolg van de nieuwe rol van de EU roepen de
lidstaten de Commissie en de ESA op om de huidige samenwerkingsovereenkomst
te evalueren en te komen met een voorstel om het besturingsmodel te
verhelderen en te verbeteren.
Nederland steunt de conceptresolutie op de hoofdlijnen. Nederland wil dat de
Europese ruimtevaartambities zich richten op drie prioriteiten die in de
conceptresolutie worden genoemd: Galileo, GMES en veiligheid. Zowel Galileo als
GMES hebben als doel om toepassingen voor gebruik door publieke en private
partijen tot stand te brengen. Dergelijke toepassingen zijn in hoge mate
innovatief, bieden een hoge toegevoegde waarde en kunnen daarmee een
bijdrage leveren aan de Europa 2020!strategie. Ook sluiten ze aan bij het
nationale ruimtevaartbeleid, waarin meer aandacht wordt gevraagd voor
toepassingen. Het Nederlandse bedrijfsleven profiteert van Europese investeringen
in ruimtevaart.
Nederland vindt dat eventuele maatregelen die voortvloeien uit de
conceptresolutie moeten passen binnen de kaders van de lopende financiële
perspectieven en niet vooruit mogen lopen op de onderhandelingen over de
financiële perspectieven post!2013.
Ook vindt Nederland dat er een duidelijk besturingsmodel moet komen: de ESA
als organisatie voor de ontwikkeling en het beheer van ruimtevaartinfrastructuur
(satellieten, lanceerders) en de EU voor de operationele kant.
Nederland zal deze punten van aandacht tijdens de vergadering naar voren
brengen.
ONDERZOEKSDEEL
Innovatie Unie
Raadsconclusies
De Raad zal waarschijnlijk conclusies aannemen over de mededeling van de
Commissie inzake de Innovatie Unie van 6 oktober jl. Ook zal de Raad een
bijdrage leveren aan de Europese Raad over innovatie in december. In deze brief
worden de hoofdlijnen van de Nederlandse reactie op de mededeling geschetst.
Een uitgebreide reactie wordt u separaat via een fiche 'beoordelingen nieuwe
commissievoorstellen, toegezonden.
De Innovatie Unie is één van de zeven vlaggenschipinitiatieven van de Europa
2020!strategie voor groei en banen. Met de Innovatie Unie zet de Commissie een
visie, agenda en taakverdeling neer om belemmeringen voor innovatie weg te
nemen. Deze belemmeringen zijn 1) ondermaatse investeringen in de kennisbasis,
2) belemmerende randvoorwaarden voor innovatie, en 3) fragmentatie en
duplicatie in het onderzoek en innovatiebeleid dat gemaakt wordt op EU, nationaal
en regionaal niveau. In de conceptconclusies verwelkomt de Raad de Innovatie
Unie. De Raad benadrukt dat kennis en innovatie essentieel zijn voor het
versterken van de concurrentiekracht en voor duurzame welvaartsgroei. In de
concept conclusies legt de Raad de nadruk op 1) het stimuleren dat goede ideeën
hun weg naar de markt vinden door het verbeteren van de randvoorwaarden voor
innovatie en door verbeterde toegang tot financiering van innovatie, 2) het
versterken van de kennisbasis en verminderen van fragmentatie, inclusief
versterking van de Europese Onderzoeksraad, ontwikkeling van grootschalige
onderzoeksinfrastructuur en bevorderen van mobiliteit van onderzoekers, 3) het
maximaliseren van sociale en territoriale cohesie door structuurfondsen beter te
benutten ten behoeve van innovatie, 4) het aanpakken van grote
maatschappelijke uitdagingen met behulp van onderzoek en innovatie en 5) het
versterken van de wetenschappelijke en technologische samenwerking met landen
buiten de EU. Wat betreft de innovatiepartnerschappen zijn de conceptconclusies
terughoudend. De partnerschappen moeten duidelijk leiden tot stroomlijning van
bestaande instrumenten en mogen geen extra instrument vormen. In de
conceptconclusies geeft de Raad ook aan dat zij jaarlijks, op basis van
voorbereiding door de Commissie, een bijeenkomst wil wijden aan de voortgang in
de Innovatie Unie. Tenslotte zal de Raad naar verwachting een lijst van acties
vaststellen, die in het komende jaar wat de Raad betreft prioriteit moet krijgen.
Nederland verwelkomt de Innovatie Unie als een geïntegreerde Europese
onderzoek! en innovatiestrategie. Om het concurrentievermogen van Europa te
vergroten moet de kennisdriehoek van onderwijs, onderzoek en innovatie worden
versterkt. Daarbij blijven investeringen in de kennisbasis van onderzoek en
onderwijs nodig, evenals investeringen in innovatie.
Een van de belangrijke aspecten waar Europa achterblijft op andere landen en/of
regio's, is het creëren van producten en diensten uit kennis. Het gaat er om dat
we de juiste prikkels aanbrengen, zodat bedrijven weer meer willen investeren in
innovatie. Nederland acht van belang dat in de raadsconclusies de aandacht
allereerst uit gaat naar het op orde brengen van de randvoorwaarden voor
innovatie. Zo vindt Nederland dat de EU!programma's toegankelijker moeten
worden gemaakt voor bedrijfsleven, met name het mkb. Hiervoor is
vereenvoudiging en stroomlijning noodzakelijk. Ook verlaging van de
administratieve lasten, onder andere door te werken met een systeem van
verantwoord vertrouwen, draagt bij aan het verbeteren van de randvoorwaarden
voor innovatie. Nederland is ook groot voorstander van een Europese aanpak van
knelpunten op de kapitaalmarkt, aanvullend op de activiteiten die de lidstaten
reeds ontplooien.
Daarnaast zouden de EU en nationale overheden meer werk moeten verzetten om
innovatiegericht inkopen en precommercieel aanbesteden tot een
vanzelfsprekendheid te maken. Nederland is er daarom voorstander van dat de
Europese Commissie initiatieven ondersteunt en lopende initiatieven uitbreidt om
precommercieel aanbesteden (in Nederland vormgegeven via Small Business
Innovation Research!programma's) Europees en grensoverschrijdend toe te
passen.
Daarnaast vormen investeringen in de kennisbasis voor Nederland een essentiële
basis voor innovatie. Om te zorgen dat de EU haar goede wetenschappelijke
positie behoudt, wenst Nederland versterking van de Europese Onderzoeksraad,
de ERC. Daarnaast is het van belang dat de mobiliteit van onderzoekers in Europa
verbetert en dat de prioritaire grootschalige onderzoeksfaciliteiten op de Europese
lijst van grote onderzoeksinfrastructuren worden gerealiseerd.
Tenslotte onderschrijft Nederland het belang van innovatieve oplossingen voor
grote maatschappelijke uitdagingen. Nederland is het eens met de Commissie dat
stroomlijning van het onderzoek! en innovatielandschap en betere aansluiting in
de onderzoek! en innovatieketen vereist is. De zogenaamde
innovatiepartnerschappen kunnen hier een belangrijke rol in spelen. De
partnerschappen moeten volgens de Commissie een agenda gaan vormen
waarin de Commissie, lidstaten, regio's en alle andere stakeholders samenwerken
om onderzoek en innovatiebeleid en instrumenten te stroomlijnen voor het vinden
van oplossingen voor specifieke maatschappelijke uitdagingen. De
partnerschappen moeten echter wel daadwerkelijk bijdragen aan vereenvoudiging
en stroomlijning door verbeterde clustering van instrumenten en reductie van het
aantal bestaande instrumenten. Daarnaast hecht Nederland aan lichte
coördinatiestructuren en goede betrokkenheid van de stakeholders bij de
partnerschappen.
In conceptconclusies komen deze Nederlandse uitgangspunten vooralsnog
afdoende terug.
Voortgang van de Europese Onderzoeksruimte (ERA)
Raadsconclusies en presentaties
Het voorzitterschap zal de stand van zaken presenteren over de voortgang van de
Europese Onderzoeksruimte. Onderdeel hiervan vormen de conclusies over de
voortgang van gezamenlijk programmeren van onderzoek en de presentatie over
de voortgang van de voorzitter van het Strategisch Forum voor internationale
samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie. Daarnaast
presenteert de Commissie de tussentijdse evaluatie van het 7e Kaderprogramma
(KP7, 2007!2013). Deze evaluatie is door een externe evaluatiecommissie
uitgevoerd en de uitkomsten worden medio november verwacht.
De ERA moet onderzoekers, kennisinstellingen en bedrijven in staat stellen om
zich over de grenzen heen te kunnen bewegen, concurreren en samenwerken. In
2008 zijn op basis van de visie vijf nieuwe actielijnen gepubliceerd om de
onderzoekssamenwerking in Europa te versterken, namelijk:
. Gezamenlijke programmeren van onderzoek;
. Verhoogde inspanningen om de aantrekkelijkheid van onderzoekersloopbanen
te verbeteren;
. Versterkte Europese samenwerking op het gebied van grootschalige
onderzoeksfaciliteiten en de toegang tot deze faciliteiten;
. Internationale samenwerking van de EU met derde landen;
. Intellectueel eigendomsrecht en kennisvalorisatie.
De conceptconclusies voor gezamenlijk programmeren verwelkomen het eerste
tweejaarlijkse rapport over de voortgang van het proces van gezamenlijk
programmeren. Ook verwelkomen de conclusies de vrijwillige richtlijnen voor
randvoorwaarden voor gezamenlijk programmeren. In deze randvoorwaarden
worden de kaders geschapen voor onder andere de wijze van selecteren van
projecten, de evaluaties en de rol van de Commissie en lidstaten. Tenslotte
vragen de conceptconclusies om op basis van een evaluatie te kijken naar de
aansturing van gezamenlijk programmeren in de toekomst.
Nederland steunt het streven naar meer coördinatie tussen nationale
onderzoeksprogramma's en de grondgedachte van gezamenlijke programmeren
van onderzoek. Gezamenlijk programmeren moet een verbinding leggen tussen de
nationale onderzoeksprogramma's, de ontwikkeling van de Europese
onderzoeksruimte (ERA) en het oplossen van grote maatschappelijke
vraagstukken. Nederland is positief over de voortgang die is gemaakt. Het
tweejaarlijkse rapport over de voortgang van gezamenlijk programmeren kan op
Nederlandse instemming rekenen. Nederland kan de oproep om de aansturing te
evalueren steunen. Voor internationale onderzoekssamenwerking van de EU met
derde landen steunt Nederland de afstemming van Europese en bilaterale
samenwerkingsverbanden. Deze afstemming kan voordelen bieden, zoals een
efficiëntere inzet van schaarse middelen. Voor de evaluatie van het zevende
Kaderprogramma acht Nederland het met name van belang dat in de huidige
periode nog gekeken zal worden naar mogelijkheid om de administratieve lasten
bij deelname te verlagen.
Internationale kernfusiereactor (ITER)
Aanname van een plan voor kostenreductie
Presentaties over aansturing en financiering.
De Raad zal naar verwachting een plan van de organisatie 'Fusion for Energy' voor
kostenreductie goedkeuren. 'Fusion for Energy' (F4E) is de organisatie onder het
Euratom!verdrag die binnen de Europese Unie onder andere verantwoordelijk is
voor het correct afwikkelen van de aanbestedingen voor de Europese bijdrage aan
ITER. Daarnaast zal de Commissie de Raad inlichten over de wijze waarop de
aansturing van de activiteiten van de Unie rond kernfusie hervormd moeten
worden om in de toekomst verdere kostenoverschrijdingen en vertragingen in het
project te voorkomen. Tenslotte zullen de Commissie en het voorzitterschap de
Raad inlichten over de stand van zaken rond de financiering van ITER.
Het plan voor kostenreductie bevat maatregelen die er voor zorgen dat de
bijdrage van de Europese Unie voor ITER beperkt blijven tot 6 miljard EUR. Dat is
ongeveer 600 miljoen EUR lager dan aanvankelijk begroot. De Raad had de
Commissie in juli 2010 hiertoe opgeroepen. Tegelijkertijd is van belang dat er
genoeg reserves blijven bestaan om onverwachte tegenvallers op te vangen. De
maatregelen bij F4E bestaan onder andere uit slimmere aanbestedingsprocedures,
meer projectmatig werken en vereenvoudigingen in het ontwerp van onderdelen
van ITER. Vergelijkbare maatregelen worden genomen op internationaal niveau,
bij de ITER!organisatie.
Voor de verbetering van de aansturing van de activiteiten van de Europese Unie
rond kernfusie zal waarschijnlijk de relatie tussen de lidstaten, de Commissie, F4E
en de internationale ITER!organisatie aan de orde komen.
De financiering van ITER vormt onderdeel van de conciliatie tussen de Raad en
het Europees Parlement over de EU!begroting voor 2011. Hierover is de Kamer via
de geannoteerde agenda voor de Begrotingsraad van 11 november reeds
geïnformeerd (Kamerstuk 21 501!03, nr. 55).
Nederland onderschrijft het belang van ITER en is voorstander van de bouw.
Nederland hecht sterk aan een verbetering van de aansturing en de
kostenbeheersing. Mede door de inzet van Nederland geldt sinds kort een nieuw
paradigma waarin 'het ontwerp het budget volgt'. Nederland verwelkomt de
plannen van F4E en de vergelijkbare ontwikkelingen op het niveau van de
internationale ITER!organisatie. Er wordt nu ook gekeken naar wat echt strikt
noodzakelijk is om ITER met de gewenste functionaliteit te bouwen, in plaats van
alleen uit te gaan van de internationaal vastgestelde bouwtekeningen. Nederland
acht het daarnaast van belang dat de verantwoordelijkheden tussen Commissie en
de lidstaten duidelijker worden beschreven dan nu het geval is. Nederland vindt
het daarbij belangrijk dat de Raad, zoals nu het geval is, regelmatig op de hoogte
wordt gehouden van de ontwikkeling van de kosten die gepaard gaan met de
bouw van ITER.
Nederland wenst dat bij financiering van kostenoverschrijding van ITER de
plafonds van de overeengekomen Financiële Perspectieven zoveel mogelijk
worden gerespecteerd en hecht sterk aan het financieel disciplinerende karakter
van de Financiële Perspectieven. Nederland vindt dat de extra financiering voor
ITER primair binnen de uitgavencategorie voor concurrentiekracht gevonden moet
worden en dat het deel dat uit die uitgavencategorie gehaald wordt, op een
evenredige wijze gevonden moet worden. Nederland sluit het gebruik van het
compensatiemechanisme binnen het plafond van de Financiële Perspectieven
echter niet uit.