Europees Hof v Justitie


Hof van Justitie van de Europese Unie PERSCOMMUNIQUÉ nr. 115/10 Luxemburg, 25 november 2010

Pers en Voorlichting

Arrest in zaak C-47/09 Europese Commissie / Italiaanse Republiek

DOOR DE BENAMING ,,PURE CHOCOLADE" TOE TE STAAN, HEEFT ITALIE HET UNIERECHT GESCHONDEN Op het etiket vermelden dat er geen substituutvetten aanwezig zijn, kan verzekeren dat de consument juist wordt ingelicht Het Unierecht inzake de etikettering van cacao- en chocoladeproducten1 harmoniseert de verkoopbenamingen van deze producten. Wanneer zij tot een maximum van 5 % andere plantaardige vetten dan cacaoboter (zogenaamde substituutvetten) bevatten, blijft de benaming van deze producten ongewijzigd, maar het etiket ervan moet vetgedrukt de specifieke vermelding ,,bevat naast cacaoboter ook andere plantaardige vetten" bevatten. Voor chocoladeproducten die uitsluitend cacaoboter bevatten, kan het etiket die informatie vermelden, mits zij juist, neutraal en objectief is en de consument er niet door wordt misleid. De Italiaanse regeling bepaalt dat voor producten die geen substituutvetten bevatten, de vermelding ,,pure chocolade" kan worden toegevoegd aan of geïntegreerd in de verkoopbenaming of elders op het etiket kan staan. Er zijn ook administratieve geldboeten (van 3 000 tot en met 8 000 EUR) vastgesteld voor overtredingen van die regeling. De Commissie heeft bij het Hof van Justitie een niet-nakomingsberoep tegen Italië ingesteld. Daarbij heeft zij betoogd dat die lidstaat een extra verkoopbenaming heeft ingevoerd voor chocoladeproducten naargelang deze al dan niet als ,,puur" kunnen worden beschouwd. Dit schendt de richtlijn en is in strijd met de rechtspraak van het Hof. De consument moet van het al dan niet aanwezig zijn van substituutvetten in chocolade worden ingelicht via het etiket en niet via het gebruik van een andere verkoopbenaming. Het Hof herinnert er om te beginnen aan dat de Europese Unie de verkoopbenamingen van cacao- en chocoladeproducten volledig heeft geharmoniseerd om de eenheid van de interne markt te waarborgen. Die verkoopbenamingen zijn zowel verplicht als voorbehouden voor de in de Unieregeling omschreven producten. Na die verduidelijking stelt het Hof vast dat de Unieregeling de verkoopbenaming ,,pure chocolade" niet vermeldt en de invoering van die benaming door de nationale wetgever niet toestaat. De Italiaanse regeling is dan ook in strijd met de door het Unierecht vatgestelde regeling van de verkoopbenamingen. Het Hof wijst er bovendien op dat de door de Italiaanse wetgever ingevoerde regeling van dubbele benaming evenmin voldoet aan de eisen van het Unierecht betreffende de noodzaak dat de consument over juiste, neutrale en objectieve informatie beschikt waardoor hij niet wordt misleid. In de rechtspraak van het Hof2 is namelijk reeds geoordeeld dat de toevoeging van substituutvetten aan cacao- en chocoladeproducten die de in de Unieregeling vastgestelde minimumgehalten bevatten, de aard van deze producten niet dermate fundamenteel wijzigt dat zij andere producten worden en dus geen verschillende verkoopbenaming rechtvaardigt. Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake de etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame (PB L 109, blz. 29) en richtlijn 2000/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 juni 2000 inzake cacao- en chocoladeproducten voor menselijke consumptie (PB L 197, blz. 19). 2 Arrest van 16 januari 2003, Commissie/Italië, C-14/00 (zie perscommuniqué).
1

www.curia.europa.eu

Het Hof preciseert dat een neutrale en objectieve vermelding, op een ander deel van het etiket, van de afwezigheid van andere plantaardige vetten dan cacaoboter in het product, overeenkomstig de Unieregeling daarentegen volstaat om de consument juist in te lichten. Het Hof concludeert bijgevolg dat aangezien op basis van de Italiaanse regeling twee categorieën verkoopbenamingen kunnen worden gehandhaafd die in wezen eenzelfde product aanduiden, de consument door die regeling kan worden misleid en zij dus het recht van de consument op juiste, neutrale en objectieve informatie kan aantasten. Derhalve stelt het Hof vast dat Italië de krachtens het Unierecht op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen.

NOTA BENE: Een beroep wegens niet-nakoming gericht tegen een lidstaat die zijn uit het recht van de Unie voortvloeiende verplichtingen niet is nagekomen, kan worden ingesteld door de Commissie of door een andere lidstaat. Indien het Hof van Justitie de niet-nakoming vaststelt, dient de betrokken lidstaat zo snel mogelijk aan dit arrest te voldoen. Wanneer de Commissie van oordeel is dat de lidstaat niet aan het arrest heeft voldaan, kan zij een nieuw beroep instellen en daarin financiële sancties vorderen. Worden de Commissie echter geen maatregelen tot omzetting van een richtlijn meegedeeld, dan kan het Hof van Justitie, op voorstel van de Commissie, bij het eerste arrest sancties opleggen. Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie niet bindt. De volledige tekst van het arrest is op de dag van de uitspraak te vinden op de website CURIA. Contactpersoon voor de pers: Stefaan Van der Jeught (+352) 4303 2170 (+32) 2 2964106

Beelden van de uitspraak van het arrest zijn beschikbaar via "Europe by Satellite"

www.curia.europa.eu