Rijksoverheid


2010Z17725 Vragen van het lid Çelik (PvdA) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de groeiende afstand tussen de schoolbesturen en de werkvloer in het onderwijs (ingezonden 25 november 2010)


1 Hoe beoordeelt u de signalen dat de verplichte bovenschoolse afdracht, per bestuur sterk verschilt en in sommige gevallen oploopt tot wel 30% van de bekostiging die zij ontvangen van het ministerie? 2 Deelt u de mening dat zulke hoge afdrachtpercentages buitenproportioneel zijn en dat deze de kwaliteit van het primaire proces in het onderwijs ondermijnen? 3 Bestaat er een overzicht waaruit blijkt welke schoolbesturen, welke percentages hanteren voor de verplichte bovenschoolse afdracht? Zo ja, kunnen wij dat overzicht toegestuurd krijgen? Als er geen overzicht bestaat, bent u dan bereid om de Kamer op redelijke termijn dit overzicht te verschaffen? 4 Hoe beoordeelt u het als schoolbesturen fulltime juristen in dienst hebben? 5 Hoe beoordeelt u de juridisering van de verhouding tussen scholen en ouders? Zullen aanstellingen van fulltime juristen slechts zijn bedoeld om zich in te dekken tegen (lastige) ouders? Deelt u de mening dat rechtstreeks contact tussen ouders en het school bestuur de voorkeur verdient boven afhandeling van klachten door juristen? 6 Deelt u de mening dat er andere en betere manieren zijn om rechtsbijstand te borgen, bijvoorbeeld door een rechtsbijstandsverzekering te nemen of lid te worden van de vakbond of een werkgeversvereniging? Kunt u uw antwoord motiveren? 7 Hoe beoordeelt u de signalen dat grote schoolbesturen zich lijken af te schermen van de schoolleiders doordat zij signalen, vragen en wensen vanuit de werkvloer, laten uitfilteren door clustermanagers? Bent u niet bang dat op deze manier de kloof tussen het schoolbestuur en de werkvloer groter wordt? 8 Deelt u de mening dat Kamerleden individuele casuïstiek, inclusief hoor- en wederhoor, soms nodig hebben om een meer algemeen punt politiek te agenderen en bent u voorts van mening dat scholen en schoolbesturen daaraan medewerking zouden moeten verlenen, ook als het om privacygevoelige onderwerpen gaat? 9 Hoe beoordeelt u de ongeschreven regels en/of de gedragscode die sommig e besturen hanteren dat directies/ leerkrachten niet mogen overleggen met volksvertegenwoordigers?



10 Deelt u de ongerustheid over de manier waarop schoolbesturen bijna drie jaar na het verschijnen van het rapport van de commissie-Dijsselbloem, dat een wantrouwen tussen de managers en leraren signaleerde, nog altijd niet een gepaste bescheidenheid weten op te brengen? Zo ja, welke consequenties verbindt u daaraan? Zo nee, waarom niet?






---- --