Unicef
Rijke landen moeten blijven investeren in arme kinderen
Ongelijkheid tussen kinderen in Nederland klein.
03 December 2010, Voorburg
Voorburg, 3 december 2010 - Vandaag presenteert het Innocenti Research
Centre, het onderzoeksinstituut van UNICEF in Florence, een nieuw
rapport. Het 'Report Card 09 - The children left behind' meet de
ongelijkheid in het welzijn van kinderen in 's-werelds rijkste landen
(OESO landen) wat betreft gezondheid, materiële welzijn en onderwijs.
Daarbij gaat het om de kloof tussen de kinderen die gemiddeld op
welzijn scoren (de 'normale' situatie) en de 10% laagst scorende
kinderen. Centrale vraag in het onderzoek is: hoever laat een land
kinderen achterop raken? Het rapport geeft voor het eerst een
ranglijst van de 24 OESO landen. Nederland maakt deel uit van een
kleine groep landen waar ongelijkheid tussen kinderen het kleinst is.
De ongelijkheid in welzijn wordt gemeten aan de hand van drie
indicatoren: materiële welzijn, onderwijs en gezondheid. Nederland
heeft, in vergelijking met de andere OESO-landen de kloof tussen
kinderen die zich in een achterstandssituatie bevinden en kinderen die
gemiddeld scoren op welzijn, klein weten te houden. Ons land maakt deel
uit van een kleine groep landen (waaronder ook Denemarken, Finland en
Zwitserland) waar de ongelijkheid tussen kinderen het kleinst is.
Griekenland, Italië en de Verenigde Staten hebben de grootste kloof. De
data gebruikt voor het onderzoek is uit 2006-2008.
Overheidsmaatregelen
Het rapport geeft aan dat gerichte maatregelen van de overheid ervoor
kunnen zorgen dat kinderen niet teveel achterop raken.
Overheidsmaatregelen kunnen het aantal kinderen in armoede met soms wel
meer dan 40% doen afnemen. Een belangrijke conclusie van het rapport is
dat overheden moeten werken aan een meer evenwichtigere verdeling van
het inkomen. Mensen moeten een baan hebben die hen een dusdanig inkomen
verschaft dat ze hun gezin kunnen onderhouden en niet onder de
armoedegrens terecht komen.
Overheidsmaatregelen moeten effectief zijn. Vroegtijdig ingrijpen is
van groot belang. Kinderen die vanaf zeer jonge leeftijd al in een
achterstandspositie zijn terecht gekomen, komen daar heel moeilijk uit.
Het heeft groot effect op hun verdere ontwikkeling. Kwalitatief goede
voorschoolse educatie en jeugdzorg kan de positie van kinderen die het
meest achtergesteld zijn, significant verbeteren. Dit versterkt het
pleidooi om ook kinderopvang (waar steeds jongere kinderen in terecht
komen) kwalitatief te verbeteren.
Nederland
Als het gaat om gezondheid voert Nederland de lijst aan (Hongarije
staat onderaan).Wat betreft materiële welzijn staat Nederland op de
derde plaats (Slowakije staat onderaan). Bij onderwijs neemt ons land
de achtste plaats in (België staat onderaan).
De door het nieuwe kabinet aangekondigde bezuinigingen zullen gezinnen
die het niet breed hebben hard in hun portemonnee treffen. Bijvoorbeeld
de bezuinigingen op de kindgebonden budgetten, bijstand, kinderopvang
en het achterstandenbeleid in het onderwijs. Niet investeren in de
meest kwestbare groep kinderen heeft niet alleen verstrekkende gevolgen
voor de kinderen maar voor de maatschappij als geheel, zoals toenemende
kosten voor gezondheidszorg, speciaal onderwijs, bijstandsprogramma's,
politie en justitie.
Kinderen die zich niet goed kunnen ontwikkelen kunnen later minder goed
een baan vinden, dat heeft ook gevolgen voor de economische
ontwikkeling van een land.
Landen gemeten en vergeleken in Report Card 9 'The Children Left
behind' zijn:
Oostenrijk, België, Canada, Tsjechië, Denemarken, Finland, Frankrijk,
Duitsland, Griekenland, Hongarije, IJsland, Ierland, Italië, Luxemburg,
Nederland, Noorwegen, Polen, Portugal, Slowakije, Spanje, Zweden,
Zwitserland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten van
Amerika. Zeven andere OESO-landen - Australië, Chili, Japan, Mexico,
Nieuw-Zeeland, de Republiek Korea en Turkije - zijn ook opgenomen in
het rapport, maar zijn niet opgenomen in de ranking omdat deze landen
niet genoeg gegevens hebben op ten minste een van de gemeten drie
dimensies.