Nederlandse Vereniging van Journalisten
Afstudeerrichting sluit niet aan op praktijk
vrijdag 3 december 2010 | De afstudeerrichtingen op de opleidingen
journalistiek sluiten niet aan op de arbeidsmarkt. Zo was in de
afgelopen jaren het aantal afgestudeerden print groter dan de vacatures
print en het aantal mensen dat afstudeerde op het specialisme digitaal
veel kleiner dan het aantal vacatures hierin. Hierbij moet worden
aangetekend dat de opleidingen steeds meer kiezen voor een brede
mediabeheersing. Dit blijkt uit het Alumni onderzoek 2010 dat op 2
december door NVJ-secretaris Thomas Bruning werd gepresenteerd tijdens
de Ronde Tafelconferentie `Journalistiek: Werken en Opleiding V'.
Het onderzoek, waarin de gegevens over afgestudeerden van de
opleidingen in Tilburg, Utrecht, Zwolle en Ede met elkaar werden
vergeleken, is geen wetenschappelijke studie maar geeft wel een goed
beeld van de situatie. In 2009 studeerden 497 studenten af aan een
HBO-opleiding journalistiek en 146 aan een universitaire opleiding. Het
aantal instromers lag in 2009 op 1.227 (HBO) en 292 (universiteit). In
totaal studeerden in datzelfde jaar 4.421 studenten aan een HBO- of
universitaire opleiding journalistiek.
Van de afgestudeerden koos meer dan een kwart (26%) voor een
vervolgstudie. Met name communicatie is een populaire vervolgstudie
(32% communicatie versus 9% journalistiek, Tilburg). Opmerkelijk is dat
81 procent van de werkende journalisten een vaste baan heeft en 19
procent een freelancepraktijk begon. Ter vergelijking: de verhouding
NVJ-leden die in een vast dienstverband werken en het percentage
freelanceleden ligt op respectievelijk 40 en 60 procent. `Hier zit wel
een logica in,' verklaart Thomas Bruning, algemeen secretaris van de
NVJ. `Het is logischer om pas na een dienstverband, waarbij je van de
praktijkervaring van een redactie profiteert, voor een meer solistisch
freelancebestaan te kiezen.'
Nog geen meerderheid van alle afgestudeerden komt volgens de cijfers in
de journalistiek terecht (42%), 18,5 procent in de voorlichting,
communicatie of bedrijfsjournalistiek, 35 procent buiten de
journalistiek, 19 procent freelance en 35 procent anders (zoals
vervolgstudie). Een meerderheid van hen werkt op HBO-niveau (65%), 22
procent werkt boven HBO-niveau en 10 procent eronder. De freelancers
combineren hun journalistieke werk met commerciële opdrachten, zoals
tekstschrijven. `Alleen leven van de journalistiek is voor freelancers
tegenwoordig een zware dobber, gelet op de beloning', aldus Thomas
Bruning.
Het onderzoek laat zien dat er een groot verschil is ontstaan tussen
waar NVJ-leden werken en afgestudeerden (van de Utrechtse opleiding).
Zo werkt meer dan 30 procent van de NVJ-leden bij een dagblad, terwijl
nog geen 10 procent van de alumni hier terecht komt. De afgestudeerden
belanden iets vaker in een webfunctie dan de NVJ-leden.
In het onderzoek werden ook het aantal en het soort vacatures die
Villamedia plaatst, vergeleken met de afstudeerrichtingen. Dat de
arbeidsmarkt krimpt blijkt uit de ontwikkeling tussen 2008 en 2010,
waarin het aantal vacatures halveerde tot 2.745. Met name de vacatures
in print bleven ver achter. Een gunstiger perspectief was te zien bij
webfuncties en banen in de marketing. En alhoewel de vacatures in de PR
en communicatie ook halveerden, bleef in die sector het aanbod het
grootst.
Een meerderheid van de afgestudeerden koos echter voor de richting
print en slechts een klein gedeelte voor de richting
internet/multimedia. Deze vergelijking toont een grote mismatch aan
tussen praktijk en afstudeerrichting. De kwestie is dus, aldus Thomas
Bruning, of de opleidingen wel aansluiten bij de praktijk, immers er is
wel vraag naar een web-opgeleide en veel minder naar mensen met een
print-specialisatie.
De alumni tenslotte hebben ook een wensenlijstje: ze vinden dat de
opleidingen veel meer aandacht moeten besteden aan freelance en
ondernemerschap, aansluiting moeten zoeken bij de praktijk en
actualiteit (buitenlandse politiek, het lezen van jaarrekeningen of
strafrecht), aan de nieuwste ontwikkelingen in het vak en aan het
versterken van multimediaal aanbod.