Rijksoverheid
2010Z15124
Antwoorden op vragen van de leden Kuiken en Wolbert (beiden PvdA) van de ministers
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Veiligheid en Justitie en van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport over geweld tegen verpleegkundigen. (Ingezonden 22
oktober 2010)
Vraag 1:
Kent u het bericht "Verplegers zijn geweld beu"? 1)
Antwoord 1:
Ja.
Vraag 2:
Herkent u het beeld uit het genoemde onderzoek van de Consumentenbond dat meer dan
de helft van alle ondervraagde verpleegkundigen het afgelopen halfjaar te maken kreeg
met agressie? Zo ja, wat is uw mening hierover en welke maatregelen neemt u om deze
agressie tegen te gaan? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2:
Ja. Recent onderzoek1 uitgevoerd vanuit het programma Veilige Publieke Taak (VPT) van
het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties laat vergelijkbare cijfers zien.
Ik vind dit onacceptabel. Werknemers met een publieke taak - waartoe verpleegkundigen,
maar ook onder andere brandweermensen, onderwijzers en conducteurs behoren 2 dienen
hun functie ongestoord te kunnen uitoefenen. De primaire verantwoordelijkheid om
maatregelen te nemen ter voorkoming van agressie en geweld ligt op basis van de Arbo2
wet bij werkgevers en werknemers, maar vanwege het grote maatschappelijke belang
bestaat daarnaast sinds 2007 een fors en breed pakket van maatregelen vanuit het
programma VPT genomen om dit soort geweld aan te pakken. Voor de inhoud van dit
pakket maatregelen voor de sector gezondheidszorg verwijs ik naar de antwoorden op de
hierna volgende vragen.
Vraag 3:
Worden verpleegkundigen getraind in het omgaan met agressie of geweld? Zo ja, op welke
wijze? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3:
Zoals ik aangaf in het antwoord op vraag 2 is de aanpak van agressie en geweld primair de
verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers op basis van de Arbo2wet. Het
aanbieden van weerbaarheids2 en agressietrainingen om agressie en geweld tegen te
gaan, behoort hier ook toe. De werkgever bepaalt wat voor soort training op welke plaats
in de organisatie nodig is. In de praktijk zijn er tal van voorbeelden van trainingen:
training on the job of in het trainingsbureau, met of zonder acteurs, fysieke training, e-
learning.
1 Tweede Kamer, vergaderjaar 2010-2011, 32 501, nr. 2
Vraag 4:
Welke maatregelen nemen ziekenhuizen tegen agressie en geweld en hoe trainen zij hun
personeel? Gaan alle ziekenhuizen hierin even voortvarend te werk?
Antwoord 4:
Sinds 2002 is op initiatief van de Stichting Arbeidsmarkt Ziekenhuizen het project Veilige
Zorg gestart. Bij de invoering van Veilige Zorg werken ziekenhuizen, politie, gemeenten en
justitie nauw samen om agressie en geweld terug te dringen. Het project wordt
gesubsidieerd door de Stichting Arbeidsmarkt Ziekenhuizen en vanuit het programma VPT
van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. In de Arbocatalogus
voor de ziekenhuizen is wat betreft de preventie en de aanpak van agressie en geweld de
werkmethode volgens deze aanpak opgenomen. Anno 2010 kennen ruim 65 van de 100
ziekenhuizen deze werkmethode. Deze is echter nog niet overal volledig geïmplementeerd.
Op 26 oktober 2006 heeft de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) het
actieprogramma 'Aanpak Agressie en geweld door werknemers met publieke taken' van
het ministerie van Binnenlandse Zaken ondertekend. Hierin verklaarden zij dat zij:
* Grenzen stellen en die duidelijk maken aan iedereen die met hen te maken krijgt;
* Maatregelen nemen die voorkomen dat werknemers met een publieke taak
geconfronteerd worden met agressie en geweld;
* Alle incidenten met agressie of geweld registreren;
* Altijd aangifte doen bij schade of letsel door agressie of geweld;
* Het door agressie of geweld verkregen voordeel altijd terughalen;
* De kosten van de schade en letsel altijd verhalen op de dader.
Daarnaast is op 29 mei 2008 door de NVZ de landelijke norm VPT ondertekend.2
Vraag 5:
Delen ziekenhuizen met veel deskundigheid of ervaring op het gebied van de aanpak van
agressie en geweld hun kennis met andere ziekenhuizen? Zo nee, deelt u de mening dat
het delen van best practices wenselijk is en hoe gaat u dit bevorderen?
Antwoord 5:
In het project Veilige Zorg van de Stichting Arbeidsmarkt Ziekenhuizen neemt het
verspreiden van goede praktijken een prominente plaats is. In nieuwsbrieven, op de
website, in handreikingen en tijdens symposia en workshops wordt daar volop aandacht
aan geschonken.
Daarnaast zal ik 2 conform de toezegging van mijn voorganger3 2 werkgevers in hun
aanpak van agressie en geweld ondersteunen vanuit een Expertisecentrum VPT. Dat geldt
ook voor de ziekenhuizen. Doel van dit Expertisecentrum VPT is het bieden van
ondersteuning aan werkgevers met een publieke taak bij het ontwikkelen en
implementeren van een effectievere aanpak ter vermindering van agressie en geweld.
Sinds januari van dit jaar kunnen zij al terecht bij de helpdesk VPT voor advies en
ondersteuning bij het verhalen van schade als gevolg van agressie en geweld. Deze
Helpdesk wordt onderdeel van het Expertisecentrum VPT en is ondergebracht bij
Slachtofferhulp Nederland.
Vraag 6:
Deelt u de mening dat het in het artikel gestelde dat een deel van de verpleegkundigen
overweegt van baan te wisselen zich niet verhoudt tot het voornemen om meer
verpleegkundigen aan te trekken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6:
Gelet op de krapte op de arbeidsmarkt en het tekort aan verpleegkundigen is het zeer
onwenselijk dat werknemers in de zorg hun baan opzeggen, zeker als dit gebeurt als
2 Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 28 684, nr. 164
3 Tweede Kamer, vergaderjaar 2009-2010, 28 684, nr. 247
gevolg van agressie en geweld. De praktijk van de afgelopen jaren laat overigens zien dat
de uitstroom van verpleegkundigen uit de ziekenhuissector zeer beperkt is. Jaarlijks
verlaat circa 3 procent de zorgsector, inclusief degenen die met pensioen gaan.
Dit neemt niet weg dat dergelijke signalen zeer serieus genomen moeten worden.
Verpleegkundigen vervullen immers een uitermate zinvolle taak voor de samenleving en
moeten daarvoor behouden blijven. Naast de eerder genoemde initiatieven subsidieert het
ministerie van VWS dan ook het project Gezond & Zeker. Dit project 2 voorheen Project
Ergocoaches 2 ondersteunt ergocoaches, veiligheidscoaches, maar ook arbocoördinatoren
of p&o medewerkers bij de preventie van fysieke belasting en agressie.
Vraag 7:
Waarom doen bedreigde verpleegkundigen vaak geen aangifte? Wat doet u om de
aangiftebereidheid onder deze groep te verbeteren?
Antwoord 7:
Uit het in antwoord op vraag 2 aangehaalde onderzoek blijkt dat er drie redenen zijn
waarom werknemers geen aangifte doen:
1. De werknemer vond het incident niet ernstig genoeg, de werknemer was niet bang
tijdens het incident;
2. Het incident is ter plekke opgelost;
3. Werknemers vinden dat dit soort incidenten hoort bij het werk.
Ik sta een aanpak voor waarin werknemers met een publieke taak melding maken van
tegen hen gerichte agressie en geweld en in geval van ernstige vormen van agressie en
geweld aangifte doen. Als slachtoffers om wat voor reden dan ook geen aangifte doen,
moeten werkgevers de verantwoordelijkheid hiervoor overnemen. Werkgevers zijn
verantwoordelijk voor de veiligheid van de werknemers en daarmee ook voor de reactie op
agressie en geweld. Daders moeten weten en ervaren dat dit ongewenste gedrag niet
wordt getolereerd.
Het doen van aangifte is opgenomen in de acht aanbevolen maatregelen van het
programma VPT. Om de aangiftebereidheid te verbeteren is vanuit dit programma begin
2010 een informatiebrochure ontwikkeld met de titel 'Aangifte? Gewoon doen!' die naar
een brede groep van ruim 7000 werkgevers - waaronder ook ziekenhuizen - is gestuurd.
In de Eenduidige Landelijke Afspraken bij agressie en geweld tegen functionarissen met
een publieke taak is voor politie en Openbaar Ministerie bovendien opgenomen dat
meldingen altijd direct opvolging krijgen, en dat aangifte van een strafbaar feit altijd wordt
opgenomen. De complete set afspraken heeft mijn voorganger 2 mede in zijn hoedanigheid
als Minister van Justitie 2 op 3 maart 2010 aan uw Kamer gestuurd4.
1) De Telegraaf, 20 oktober 2010
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Uitslag (CDA),
ingezonden 20 oktober 2010 (vraagnummer 2010Z15017)
4 Tweede Kamer, vergaderjaar 2009-2010, 28 684, nr. 267