Nederland
In memoriam: Peter Baehr
6 december 2010 Met het onverwacht overlijden van Peter Baehr,
honorair hoogleraar mensenrechten, verliest Amnesty een activist van
het eerste uur. Tientallen jaren was Peter onze raadgever, bestuurder,
discussieleider en vooral loyale vriend.
De plotselinge dood van Peter Baehr, emeritus hoogleraar mensenrechten,
brengt veel in herinnering. Een bij uitstek vriendelijke man, soms
koppig, met een handdruk voor iedereen en een vraag die betrokkenheid
toonde, altijd aanwezig op de mensenrechtenbijeenkomsten die er toe
deden, maar ook op de afscheiden en feestjes die bij Amnesty werden
gegeven. Nooit zichtbaar uit het veld geslagen. Gedegen in zijn boeken
die van zeer rijke ervaring getuigden. Vaak in zijn betoog merkbaar
betrokken, vaak ook op de eerste plaats de verstandige en
verstandelijke politicologisch geschoolde waarnemer.
Peters dood brengt in herinnering hoe pril de mensenrechtenbeweging nog
was toen hij zijn reputatie daar vestigde, meer dan drie decennia
geleden. Voor jonge activisten, en de grote meerderheid van wie die
toen bij Amnesty werkten was jong, waren er een paar grote voorbeelden,
hoopgevende mensen in een wereld van functionarissen die de
mensenrechten vooral leek te willen weren. Die voorbeelden waren onder
anderen Theo van Boven, in Genève hoofd van de
VN-mensenrechtenafdeling, Max van der Stoel, de politicus en minister
die persoonlijk door mensenrechten gedreven leek te worden. en Peter
Baehr, de academicus die de mensenrechten in Nederland tot een heuse
discipline maakte.
Peter heeft op vele momenten een belangrijke, soms cruciale rol
gespeeld in de ontwikkeling van de Nederlandse Amnesty-afdeling.
Opmerkelijk is dat hij nooit zitting heeft gehad in het bestuur van de
afdeling (zoals zijn vrouw Malie bestuurslid was). Hij was wél vaak
commissielid, spreker, panellid, adviseur. En bij uitstek een
vergadervoorzitter, zoals bij de internationale conferentie over
politieke moorden en verdwijningen die in 1982 in Noordwijkerhout werd
belegd. Hij was lid van commissie die de mooie naam 'Borderline' had,
een groepje wijze mensen dat zich moest buigen over welke casus (de
totaalweigeraar, de politieke gevangene in hongerstaking, de
homoactivist) net wél of net niet binnen het mandaat van Amnesty viel.
Hij was lid van het Internationaal Bestuur.
Peter werd veelvuldig gevraagd om advies over internationale kwesties.
Rond 2002 werd hij uitgenodigd te spreken over Amnesty zoals dat er
over twintig jaar uit zou zien. Hij koos voor de pragmatiek: Amnesty
moest vooral haar beloftes in research en campagnes waarmaken. Evenzo
pragmatisch en overtuigd was hij in een debat eerder dit jaar in
Amsterdam, met scheidend Amnesty-secretaris-generaal Irene Khan. Hij
had bedenkingen bij een koers die Amnesty sterk op armoede zou doen
focussen, omdat de organisatie zich zozeer had bewezen in het werk voor
gewetensgevangen en slachtoffers van marteling en executie.
Peter was, nationaal en internationaal, een van eersten die Amnesty
academisch onder de loep legde. Hij publiceerde een lang
wetenschappelijk artikel over de organisatie, speciaal over de
ontwikkeling van het 'mandaat', in een tijd dat Amnesty nog helemaal
niet zo universitätsfähig was. Hij bleef de organisatie steeds in het
vizier houden in zijn publicaties, en plaatste Amnesty in een breed
verband van non-gouvernmentele organisaties in zijn laatste boek dat nu
ook de afscheidsrede van zijn wetenschappelijk werk blijkt te zijn,
Non-Governmental Human Rights Organizations in International Relations.
Peter had alle kwaliteiten van de diplomaat. Hij kon handen schudden,
complimenten geven, beleefdheden uiten en netwerken gebruiken waar dat
nodig was. Niet voor niets was hij jarenlang de belangrijkste
regeringsadviseur op het terrein van de mensenrechten. Maar hij was ook
een man met momenten van grote verontwaardiging. Toen minister Van den
Broek het nieuwe restrictieve asielbeleid verdedigde in de Kamer met
het argument 'al te goed is buurmans gek', merkte Peter op dat hij niet
wist wat dit kabinet dreef, maar dat het in elk geval niet de
mensenrechten waren. Toen minister Voorhoeve de jongens van Dutchbat
verwelkomde bij hun terugkeer uit Srebrenica, zei Peter dat een
minister maar één ding te doen stond na de massamoord, en dat was
aftreden.
Peter was een oorlogskind, zijn onderduikherinneringen zijn onder meer
door het filmdocumentatieteam van Steven Spielberg vastgelegd. Het was
geen jeugd die hij naar voren of zelfs naar buiten bracht. Veel mensen
blijken jaren met hem te hebben samengewerkt zonder ervan geweten te
hebben. Wát ook zijn gedrevenheid was voor rechtvaardigheid, een
veilige internationale orde en een daadwerkelijke naleving van
mensenrechten, hij wilde bepaald niet de suggestie wekken dat daarvoor
zijn persoonlijke ervaringen bepalend waren geweest.
De Pools-joodse kinderarts en mensenrechtenactivist Janusz Korczak, in
1942 omgekomen in een concentratiekamp, zei dat er drie beroepen waren
die er het meest toe doen: die van arts, rechter en leraar. Peter heeft
die laatste keuze met al zijn talent, inzet en menselijkheid
vormgegeven. Door de jaren stond hij Amnesty-medewerkers bij als ze hem
het concept van een artikel voorlegden, een advies moesten
voorbereiden, een onderzoeksproject wilden uitwerken. Hij maakte het
degenen die dieper in de materie wilden gaan mogelijk te publiceren in
de Netherlands Quarterly of Human Rights, een gesprek te krijgen met
een hoge ambtenaar of onderzoek te doen met behulp van de al vroeg
gecomputeriseerde SIM-documentatie. Later kwamen bij Amnesty de
vrijwilligers, stagiaires en medewerkers die de mensenrechten hadden
geleerd uit de colleges van professor Baehr. Peter was iemand die graag
uitlegde, achtergrond gaf. Zijn emeritaat was geen breuk -- het leek
hem alleen maar meer tijd te geven om te onderzoeken, te interviewen en
te publiceren.
Het verlies van Peter kun je eigenlijk geen verlies meer noemen voor de
mensenrechten, dat wil zeggen, hij heeft er in zijn onderwijs, lezingen
en boeken alles aan gedaan om zijn bijdrage aan die mensenrechten
veilig te stellen en van langdurige betekenis te doen zijn. Dat Peter
er niet meer is, is een verlies voor degenen die hem, meer dan dertig
jaren geleden of afgelopen maand, vanuit de zaal of aan de
vergadertafel of in heel persoonlijke nabijheid hebben meegemaakt. Een
man met een groot verstand en wijsheid, met grote talenten en vooral
met diepe betrokkenheid bij de condition humaine.
Amsterdam, 2 december 2010
Amnesty International