Rijksoverheid


6 december 2010
uitgangspunten cultuurbeleid

De 19e%eeuwse schilder Alma%Tadema zei: 'Zolang ik schilder, ben ik kunstenaar, als het af is, ben ik zakenman'. Kunst en commercie, podium en publiek zijn geen gescheiden werelden. Archieven en theaters, concertzalen en musea verlenen diensten aan publiek. Zij vervullen een belangrijke rol in de maatschappij. Sinds de jaren zestig is de cultuursector steeds meer op de overheid gericht geraakt. De overheid heeft het particulier initiatief niet zozeer aangevuld, maar overgenomen. In de driehoek overheid%cultuur%publiek is te veel bedrijvigheid op de lijn overheid%cultuur en te weinig op de lijn cultuur%publiek. We staan voor een omslag. Ik wil meer ruimte geven aan de samenleving en aan particulier initiatief. Een gezonde cultuursector is zo min mogelijk afhankelijk van de overheid. De overheid beperkt haar rol. Zij blijft verantwoordelijk voor een culturele basisinfrastructuur, educatie, erfgoed en onderzoek en talent. De overheid zal ondernemerschap en mecenaat stimuleren. Publiek en private partijen moeten directer bij cultuur worden betrokken. Mijn maatregelen zijn daarop gericht. Uitgangspunten cultuurbeleid
Ik kom met deze brief omdat de aangekondigde maatregelen ingrijpend zijn. Voor de gedachtewisseling met de Tweede Kamer vind ik het van belang u al voor het wetgevingsoverleg cultuurbegroting te informeren.
Kwaliteit en spreiding
Uitgangspunt in het regeerakkoord is dat in alle regio's een hoogwaardig kwalitatief aanbod blijft bestaan. Voor financiering door het rijk is kwaliteit een belangrijk criterium. Dit is in de Wet verankerd. Voor een oordeel over kwaliteit is behalve artistieke kwaliteit ook publieksbereik, ondernemerschap en educatie belangrijk. En als het rijk financiert, dan moet er sprake zijn van kwaliteit van internationale of nationale betekenis. Daarom pas ik in beginsel de volgende vijf criteria toe bij de beoordeling van alle subsidieaanvragen, als uitgangspunt voor een kleinere basisinfrastructuur geconcentreerd in geografische kernpunten:
* publiek: de instelling trekt voldoende bezoekers;
* ondernemerschap: eigen inkomsten staan in verhouding tot de subsidie;
* participatie en educatie: instelling is toegankelijk voor kinderen en jongeren;
* de instelling beheert een rijkscollectie1 van (inter)nationale betekenis of biedt aanbod van (inter)nationale betekenis aan;

* focus op hoogwaardige geografische kernpunten in het land. Publiek en ondernemerschap
Een sterke cultuursector weet voldoende bezoekers te trekken en publiek aan zich te binden. Van instellingen verwacht ik dat zij in staat zijn een substantieel deel van hun eigen inkomsten uit de markt te halen, bijvoorbeeld door prijsdifferentiatie. De overheid moedigt succesvol ondernemerschap aan. Eigen inkomsten en voldoende publiek zijn dan ook harde criteria bij beoordeling van subsidieaanvragen. Daarnaast wil ik het geven aan cultuur stimuleren. Bij particulieren moet een culture of giving, bij instellingen een culture of asking ontstaan. Het kabinet komt een Geefwet. Het wegnemen van belemmeringen om te geven en nieuwe instrumenten zullen worden onderzocht. In overleg met de staatssecretaris van Financiën zal ik het fiscale pakket voor cultuur in de breedte bekijken. Met mijn collega van Justitie zal ik mogelijke knelpunten nader onderzoeken. Participatie en educatie
Het regeerakkoord onderstreept het belang van participatie, amateurkunst en volkscultuur. Ruim 7,5 miljoen Nederlanders beoefenen in hun vrije tijd kunst. Het is belangrijk om alle kinderen actief in aanraking te brengen met cultuur. Ik wil mij daarom vooral richten op de culturele ontwikkeling van leerlingen in primair en voortgezet onderwijs en hun leraren. Binnen de basisinfrastructuur zal ik toegankelijkheid voor kinderen en jongeren borgen. Educatie is dan ook een criterium bij aanvragen.
Rijkscollectie of aanbod van (inter)nationale betekenis Niet voor elk aanbod is het rijk verantwoordelijk. De overheden hebben elk een eigen verantwoordelijkheid. Kwaliteit van een collectie2 of aanbod van nationaal of internationaal niveau is een voorwaarde voor financiering door het rijk. Focus op kernpunten
Om een kwalitatief hoogwaardig aanbod in het hele land te bieden, kies ik voor een focus op kernpunten in het hele land. In deze kernpunten komen cultuur en bedrijvigheid samen.3 Zij beschikken over zowel rijksgefinancierd als lokaal aanbod dat een groot publiek bereikt. De kernpunten investeren ook zelf in de culturele infrastructuur en zijn medefinanciers. Door te reizen en door dependances op te zetten kunnen instellingen een groter publiek aantrekken en ervoor zorgen dat hoogwaardig cultureel aanbod bereikbaar is.
De hierboven toegelichte vijf criteria gelden niet voor alle vormen van cultuur. Zo vind ik het belangrijk dat we talent dat nog niet bij een breed publiek bekend is, stimuleren. Ook erfgoed verdient aparte aandacht van de overheid, ook als het niet toegankelijk is voor publiek. Deze twee terreinen licht ik hieronder nader toe.
1 Dit bekent: de instelling beheert een collectie waarvan de staat eigenaar is, of waarvoor het rijk de verantwoordelijkheid heeft genomen.

2 Zie voetnoot 1.

3 Gerard Marlet: De aantrekkelijke stad. VOC uitgevers, 2009.

Onderzoek en talent
Net als bij wetenschap ligt hier ook voor cultuur een taak van de overheid. Bij onderzoek gaat het bijvoorbeeld om cross overs en ruimte voor nieuwe technologieën. Er zijn nu veel partijen bij talentontwikkeling betrokken; dat moet efficiënter. Grote instellingen moeten kansen bieden aan talent. Ik vind het belangrijk dat kunstvakopleidingen zich scherper profileren. Erfgoed
Kerntaak van de rijksoverheid is de wettelijk geregelde zorg voor het behoud van cultureel erfgoed voor deze en nieuwe generaties. Ik zet de modernisering van de monumentenzorg voort. Hergebruik van monumenten is belangrijk, zodat ons erfgoed zowel bewaard als toegankelijk blijft. In 2011 zal ik de wetgeving voor archeologische monumentenzorg evalueren. Daarnaast leg ik maatregelen voor om (overheids)archieven toegankelijker en digitaal duurzamer te maken, en immaterieel erfgoed en volkscultuur levend te houden. Een nieuwe basisinfrastructuur
Over mijn uitgangspunten voer ik overleg met IPO, VNG, individuele gemeenten en de cultuursector. Ik hecht aan goede afstemming. Het is een tijd van schaarse middelen en we moeten verantwoorde keuzes maken. Ook moeten we kijken naar de onderlinge taakverdeling tussen steden, provincies en rijk. Het in stand houden van een landelijke basisinfrastructuur blijft een van de kerntaken van het rijk. Het rijk zoekt daarbij de samenwerking met de andere overheden. De huidige basisinfrastructuur bestaat uit ongeveer 180 vier% en langjarige instellingen en 7 cultuurfondsen. Er zijn 4 functies: instandhouding, ontwikkeling (talent, R&D), internationale platforms (festivals) en ondersteuning. De langjarige instellingen zijn de 10 symfonieorkesten, 2 dans%, 2 opera% gezelschappen, 30 musea en 10 sectorinstituten.
De nieuwe culturele basisinfrastructuur zal duidelijk kleiner worden. Ook de fondsen krijgen te maken met bezuinigingen. Gezien de omvang van de bezuinigingen en de huidige verdeling van de middelen zal een groot deel van de bezuinigingen neerslaan in de Randstad. Ook in de rest van het land zijn bezuinigingen onontkoombaar. Alle instellingen die nu subsidie ontvangen, in de basisinfrastructuur en bij de fondsen, moeten hier rekening mee houden. Het aantal functies en de eisen aan die functies worden opnieuw gedefinieerd. Ook de verdeling tussen subsidies die rechtstreeks onder het ministerie vallen en de subsidies die verdeeld worden via de fondsen zal veranderen. De nieuwe basisinfrastructuur zal minder afhankelijk zijn van de overheid en meer gericht op publiek en private partners. Voor de hele basisinfrastructuur gaan de vijf criteria die ik onder mijn uitgangspunten heb genoemd, meewegen in de beoordeling. Daarnaast zal het rijk kritisch kijken naar de ondersteunende taken. Die zijn nu onder meer belegd bij sectorinstituten. Het regeerakkoord geeft aan dat vooral de cultuurfondsen zullen worden samengevoegd, met een meer investeringsgerichte aanpak. Uitgangspunt is een verbreding van het instrumentarium, bijvoorbeeld laagrentende leningen. Ook het peer review%systeem wil ik nader bezien. Voor een gezonde cultuursector en de daarvoor noodzakelijke omslag moeten we kwaliteit op een bredere manier beoordelen.

De wet en de aanvraagronde
Omdat de subsidiecategorieën van de basisinfrastructuur zijn geregeld in de Wet op het specifiek cultuurbeleid is een wetswijziging noodzakelijk. Ik zal een voorstel daartoe zo spoedig mogelijk indienen. Het verschil tussen vierjarige instellingssubsidies en aangewezen instellingen met een langdurig subsidieperspectief komt te vervallen. Het systeem wordt eenvoudiger: er komt één nieuwe subsidiecategorie voor alle instellingen. Ook de subsidies bij de fondsen worden eenvoudiger; de regeling voor vierjarige subsidies vervalt. De subsidiegrondslag voor de fondsen zelf blijft ongewijzigd. De status van alle instellingen die zijn aangewezen op grond van artikel 4b van de Wet op het specifiek cultuurbeleid vervalt met ingang van 1 januari 2013. Op korte termijn zal ik hiertoe de aanwijzingen intrekken.
Er komt een eenmalige aanvraagronde voor de nieuwe basisinfrastructuur. Die kan echter pas starten als de wet is gewijzigd. Dat gebeurt naar verwachting eind 2012. De beoordeling van de subsidieaanvragen vindt in de eerste helft van 2013 plaats, zodat op Prinsjesdag 2013 de subsidies vanaf 2014 bekend kunnen worden gemaakt. De huidige subsidieperiode loopt van 2009%2012. Vanwege de duur van de procedure van de wetswijziging en de termijn die nodig is voor de indiening en beoordeling van aanvragen is 2013 nodig als overgangsjaar. Er komt in dat jaar een tijdelijk subsidieregime voor alle instellingen die nu deel uitmaken van de basisinfrastructuur. Het jaar 2013 zal dienen als afbouwperiode voor instellingen die in 2014 niet opnieuw in de basisinfrastructuur worden opgenomen, en ook niet in aanmerking komen voor subsidiëring door een fonds. De komende jaren zullen we de nieuwe basisinfrastructuur verder invullen. Over die nieuwe inrichting zal de Raad voor Cultuur adviseren.
Invulling van de bezuinigingen
Voor 2011 is in het regeerakkoord een bezuiniging van ¤ 30 miljoen opgenomen. De huidige subsidieperiode loopt van 2009 tot en met 2012. Het cultuurbudget is daarmee voor het grootste deel juridisch verplicht. Over de invulling 2011 is de Kamer geïnformeerd via de Nota van wijziging. De bezuiniging vanaf 2012 vul ik in op enkele specifieke posten in mijn begroting, waaronder de Cultuurkaart, de matchingsregeling en de innovatieregeling. Verder stel ik voor de bouw van het Nationaal Historisch Museum geen middelen ter beschikking. In 2012 leg ik daarnaast een beperkte, generieke, structurele efficiencykorting op van minimaal 2,2% voor alle posten en sectoren in de cultuurbegroting. Bij de overgang van oude naar nieuwe systematiek zullen frictiekosten optreden. Om die te kunnen betalen en tot evenwichtige keuzen in de cultuurbegroting te komen wordt voor 2013 en verder de structurele efficiencykorting voor alle posten en sectoren in de cultuurbegroting verhoogd naar circa 5%. Deze korting geldt voor alle sectoren. Gezien de omvang en het realisatietempo van die bezuinigingen, zullen in het kader van een evenwichtige benadering de erfgoed% en bibliotheeksector ook een bijdrage moeten leveren. In het eindbeeld zullen erfgoed, bibliotheken en Nationaal Archief conform het regeerakkoord zo veel mogelijk worden ontzien. Het kabinet kiest bij de invulling van de bezuiniging in de nieuwe subsidieperiode vanaf 2014 nadrukkelijk niet voor een generieke korting. Die zou bij een bezuiniging van ¤200 mln. betekenen dat elke instelling in de basisinfrastructuur 20%30% gekort zou worden. Dit zou tot een ongeregisseerde koude sanering van de basisinfrastructuur leiden en geen recht doen aan de uitgangspunten van het cultuurbeleid en het regeerakkoord. Vanaf 2014 wordt de bezuiniging op de Pagina 5 van 5
basisinfrastructuur daarom gericht ingevuld langs de in deze brief geformuleerde uitgangspunten.
In het regeerakkoord is opgenomen dat 'de Regionale Historische Centra (RHC's) worden gedecentraliseerd naar de provincies met een korting op het budget van 25%'. Archieven die in de provincies door rijksorganen worden gevormd, worden daar bewaard in de RHC's - net als provinciale archieven - maar zonder dat de provincies hieraan financieel bijdragen. Ik ga samen met het ministerie van BZK en IPO en VNG in overleg over een bestuurlijke en financiële vormgeving die recht doet aan de verschillende verantwoordelijkheden, binnen het financiële kader van het regeerakkoord. Mijn uitgangspunt is dat de Archiefwet zodanig wordt gewijzigd dat provincies, net als andere overheden, verantwoordelijkheid voor beheer en toegankelijkheid van de eigen en overgedragen archieven gaan dragen. Kalender

* 13 december 2010 overleg Tweede Kamer cultuurbegroting
* Voorjaar 2011 advies Raad voor Cultuur over cultuurbeleid en wet
* Najaar 2011 indiening wetsvoorstel bij Tweede Kamer
* Najaar 2012 wijziging Wet specifiek cultuurbeleid in staatsblad
* Eind 2012 start aanvraagprocedure nieuwe basisinfrastructuur
* 2013 overgangsjaar: advies Raad aanvragen basisinfrastructuur
* Prinsjesdag 2013 subsidiebesluiten nieuwe basisinfrastructuur In het voorjaar van 2011 zal de Raad voor Cultuur zijn advies over het nieuwe cultuurbeleid uitbrengen. Met de Raad heb ik afgesproken dat hij voor dit advies een speciale commissie zal inrichten, met een aantal leden van de Raad en een aantal externe deskundigen uit verschillende maatschappelijke geledingen. Een sterke cultuursector
Kunst en cultuur dragen bij aan een vrije en vitale samenleving. De komende tijd staat in het teken van scherpe keuzes, minder afhankelijkheid van de overheid en meer particulier initiatief. De overheid schept de randvoorwaarden voor een sterke cultuursector, waarin makers en publiek elkaar vinden. Zij zorgt voor een gezonde basis voor cultuur, door verantwoordelijkheid te nemen voor kwalitatief hoogwaardig aanbod, en aandacht voor educatie, erfgoed en onderzoek en talent. Daarnaast moedigt zij particulieren aan voor en om cultuur te geven. We staan voor de uitdaging zoveel mogelijk mensen bij cultuur te betrekken. De cultuursector moet die support ook actief zoeken bij cultuurliefhebbers. Bij al die mensen die een hart hebben voor cultuur, niet alleen bij de overheid. Dat wil ik stimuleren. Want cultuur is voor iedereen.

de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Halbe Zijlstra