Rijksoverheid
6 december 2010
Toezegging AO VTE!Raad met betrekking tot brief Oettinger over
productiegas
Tijdens het overleg met u op 1 december over de VTE Raad heb ik toegezegd u
het antwoord van commissaris Oettinger te sturen over het onderwerp
productiegas in relatie tot voorrang voor duurzaam. De aanleiding voor deze
discussie is het risico op het zogenaamde noodgedwongen affakkelen van
productiegas. Dat kan het geval zijn indien bepaalde procesindustrieën dit
productiegas niet meer om kunnen zetten in elektriciteit omdat een overschot
daarvan mogelijk niet meer op elk gewenst moment kan worden ingevoed op het
openbare net. Een dergelijke situatie zou kunnen optreden bij schaarste aan
transportcapaciteit. In de meeste gevallen wordt met deze restgassen zowel
warmte (stoom) als elektriciteit opgewekt binnen de procesindustrie zelf. Vaak is
een efficiënte warmte!kracht!installatie geplaatst en in deze gevallen krijgt de
elektriciteit reeds voorrang. In het algemeen kunnen de restgassen ook verstookt
worden in stoomketels, hierdoor bestaat een alternatief voor affakkelen. Als de
buffers echter gebruikt zijn, of het bedrijf kan de energie niet kwijt (noch door
eigen gebruik, noch door teruglevering aan het net), dan rest alleen het
affakkelen van gas.
Eerder in de behandeling van het wetsvoorstel wijziging Gaswet en
Elektriciteitswet 1998 (TK 2009!2010, 31904) heb ik vastgesteld dat elektriciteit
uit productiegas niet voldoet aan de definitie van duurzaam. De juridische
mogelijkheden om op grond van de EU!richtlijnen restgassen gelijk te stellen aan
hernieuwbare bronnen zijn er niet. Dat betekent dat deze elektriciteit geen
voorrang op het net krijgt in situaties van transportschaarste. Ik heb toen tevens
aangegeven dat ook ik affakelen op zich een ongewenst fenomeen vindt. Wat mij
betreft zijn er meerdere manieren om het risico op affakelen te verminderen. Het
systeem van voorrang voor duurzaam hoort daar echter zeker niet bij. Dat is
primair gericht op het wegnemen van belemmeringen voor duurzaam
geproduceerde elektriciteit. Dat systeem mag niet worden vermengd met de
(markt)instrumenten die er zijn voor het reduceren van CO2 uitstoot.
Om te toetsen hoe de Europese Commissie tegen deze materie aankijkt, heb ik op
verzoek van de heer Jansen (SP) commissaris Oettinger gevraagd om een reactie
op de positie van rest! en productiegas in relatie tot CO2 emissie.
De Commissie stelt in haar (bijgaande) antwoord dat reductie van CO2 emissie
één van de doelstellingen van Richtlijn 2009/28/EC is, maar niet de enige. De
Richtlijn bevat ook andere doelen zoals leveringszekerheid en innovatie.
Een bepaald effect op CO2 uitstoot is derhalve wat de Commissie betreft geen
eigenstandig argument met betrekking tot de positie van productiegas. Dit moet
in breder kader worden bekeken.
Er is een aantal redenen waarom ik het zeer voorbarig vind om op voorhand in dit
kader al uitzonderingen te creëren of specifieke maatregelen te nemen.
Ten eerste bevestigt de Commissie het uitgangspunt dat al verankerd is in
Nederlandse regelgeving: de netbeheerder moet voorzien in voldoende
transportcapaciteit. Situaties van schaarste moeten dus zoveel mogelijk
voorkomen worden. De vraag is dus of zich in de regio waar zich bijvoorbeeld Tata
Steel bevindt, überhaupt congestie zal gaan voordoen.
Ten tweede zijn de effecten van congestiemanagement op momenten dat zich
toch schaarste zou voordoen, sterk afhankelijk van het gedrag van marktpartijen.
Een producent kan bijvoorbeeld binnen het systeem van congestiemanagement
door zijn biedingen beïnvloeden of hij mag doorproduceren of niet. De vraag is
derhalve of en in welke mate dit daadwerkelijk leidt tot extra CO2 uitstoot.
Verder zou het systeem van emissierechten ervoor moeten zorgen dat bedrijven
een prikkel hebben om de uitstoot te beperken. Investeren in voorzieningen die
daaraan bijdragen, kan profijt opleveren in het kader van de emissiehandel.
Tenslotte geldt dat een belangrijke eigenschap van (productie)gas is, dat dit kan
worden opgeslagen. Ik heb vertrouwen in de innovatieve kracht van het
Nederlandse bedrijfsleven om dergelijke eigenschappen optimaal te benutten en
tegelijkertijd te profiteren van de kansen die decentrale elektriciteitsopwekking
biedt.
(w.g.) drs. M.J.M. Verhagen
Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie