ChristenUnie
Bijdrage Arie Slob plenair begrotingsonderzoek Verkeer & Waterstaat
maandag 22 november 2010 10:00
De heer Slob (ChristenUnie): Voorzitter. Mijn vragen sluiten
gedeeltelijk aan bij de vragen die onze rapporteur, de heer Aptroot,
heeft gesteld, namelijk dat wij graag meer inzicht krijgen in hoe
geldstromen lopen met betrekking tot het MIRT, niet alleen voor het
komende begrotingsjaar maar ook in een meerjarenperspectief. De vaste
Kamercommissie heeft vragen gesteld aan het ministerie, waarop bij
brief van 23 november is geantwoord. Ook daar haak ik nu op in.
De fractie van de ChristenUnie wil graag dat de
informatievoorziening over alle projecten uit het meerjarenprogramma
MIRT, die jaarlijks worden besproken, verbetert. De Kamer ontvangt twee
keer per jaar een brief met bestuurlijke afspraken, allerlei
toezeggingen over projecten, inclusief de rijksbijdrage. Het is voor
ons vaak heel erg zoeken uit welk potje het geld komt, of het om nieuw
geld gaat of om geld uit het budget voor een groot programma dat eerder
is gepresenteerd. Kortom, dat is niet altijd even duidelijk. Met name
de langetermijneffecten zijn niet zo duidelijk. Dat is de reden waarom
wij hebben gevraagd om een financiële oplegger bij de brief over de
bestuurlijke afspraken. Daar kan bijvoorbeeld een overzicht in staan
van alle financiële toezeggingen, gekoppeld aan de gevolgen voor de
meerjarenbegroting. Ook voor nieuwe onderzoeken en verkenningen zou er
meer financiële duidelijkheid kunnen komen. Wanneer nog niet duidelijk
is of een project er komt en hoe groot het budget wordt, kan toch op
zijn minst wel aangegeven worden in welke richting financiering zal
worden gezocht. Om een voorbeeld te geven: het is ons nog steeds niet
duidelijk uit welke gelden een eventuele IJmeerverbinding betaald zal
worden, even los van de vraag hoeveel geld daarvoor uiteindelijk nodig
is.
Simpel gezegd, het is bijvoorbeeld moeilijk te berekenen
hoeveel geld er op 1 januari 2010 in het Infrafonds zat voor pak 'm
beet het jaar 2018 en hoeveel besteedbaar geld er nog in zit voor dat
jaar na alle toezeggingen uit de brief bestuurlijke overleggen MIRT,
die wij komende week, naar ik aanneem, nog zullen krijgen. Wij hebben
het vaak over de besteedbare ruimte voor het komende jaar, maar juist
gezien de lange termijn van het Infrafonds zouden we het eigenlijk
moeten hebben over de besteedbare ruimte voor de komende jaren en ons
niet alleen maar moeten fixeren op één begrotingsjaar dat voor ons
ligt. Dan komen we ook tot prioriteiten. Anders zijn we alleen maar
bezig met nieuwe projecten in de pijplijn te persen, zonder dat we
weten of we nog wel voldoende speelruimte hebben. Uiteindelijk raakt
dit ook volgende kabinetten. Ook dit kabinet ondervindt gevolgen van de
keuzes die door het vorige kabinet zijn gemaakt. Dat geldt ook voor
bezuinigingen. Pakken we een gemakkelijke bezuiniging of maken we een
echte afweging van prioriteiten? Eerlijk is eerlijk, bezuinigen op
infrastructuur betekent meestal uitstel en geen afstel. Maar we moeten
in deze Kamer toch ook serieus kunnen praten over onze prioriteiten.
Daarom zijn we niet zo tevreden over de brief die we
afgelopen dinsdag hebben ontvangen. De minister verwijst in antwoord op
onze vraag om duidelijkheid vooral naar de bestaande informatie, zoals
de tabellen in het MIRT en het Infrafonds. Maar de gevolgen van
besluiten uit het bestuurlijk overleg MIRT zijn pas volgend jaar
zichtbaar in het nieuwe MIRT en dan zijn de besluiten al genomen. Om
die reden willen wij graag een financiële oplegger hebben bij de
afspraken die nu gemaakt worden.
De minister neemt bij projecten alleen de bijdrage van het
Rijk op. Voor de Kamer is het erg nuttig om ook inzichtelijk te hebben
welke bijdrage de regio levert aan projecten. Wij zouden het op prijs
stellen om die informatie te krijgen. Het is wel begrijpelijk dat de
minister dit doet, want wij praten met haar over de rijksbijdrage, maar
het is wel goed om ook te weten wat de regio bijdraagt.
De Kamer stelt ongelofelijk veel vragen over het MIRT naar
aanleiding van het projectenboek dat de Kamer heeft ontvangen. Op een
laat moment, meestal vlak voor het debat, ontvangt de Kamer de brief
met de bestuurlijke afspraken. Die brief bevat het meeste nieuws. Dat
is het interessantst en roept de meeste vragen op, maar dan is er geen
tijd meer voor een vragenronde. Dat betekent dat we uitgesmeerd over
twee dagen met een ongelofelijke hoeveelheid vragen zitten. Dat zijn er
zo'n driehonderd, waarvan een deel mondeling en een deel schriftelijk
wordt beantwoord. Die vragen zijn belangrijk, want de antwoorden daarop
zijn nodig om de goede keuzes te kunnen maken. Ook zijn zij belangrijk
om de prioriteiten in het debat duidelijk te krijgen. Is de minister
bereid om te overwegen, de bestuurlijke overleggen met een maand te
vervroegen? Dan kan de Kamer eerder over de resultaten beschikken en is
er nog tijd om wat rustiger met de regio te overleggen over de
uitkomsten van het bestuurlijke overleg. Ook is er dan gelegenheid voor
een schriftelijke vragenronde voorafgaand aan het overleg tussen Kamer
en minister. Ik denk dat dit ertoe leidt dat wij met elkaar veel meer
tot de kern kunnen komen dan de laatste jaren het geval is geweest.
Bij het kennismakingsoverleg heb ik het
Hoogwaterbeschermingsprogramma naar voren gebracht. Ik weet dat
hierover op 13 december een overleg plaatsvindt en dat er dan de
mogelijkheid is om op de inhoud in te gaan. Toch wil ik nu ook
aankaarten dat financieel gezien het water erg hoog staat. Dat geeft de
staatssecretaris ook aan. Ons valt op dat de ramingen ontzettend
schommelen. In de antwoorden op gestelde vragen geeft de
staatssecretaris aan dat er zicht is op een stabielere programmaraming.
Ik ben benieuwd hoe de staatssecretaris dat wil realiseren. Kan de
staatssecretaris het exacte bedrag noemen dat op de rijksbegroting
terug te vinden is voor het Hoogwaterbeschermingsprogramma? Klopt het
dat wij in feite met behoorlijke kostenoverschrijdingen te maken
hebben? Dat blijkt een beetje uit de antwoorden op vragen van de Kamer
en uit de toelichting op de vragen van onze rapporteur, de heer
Aptroot. De staatssecretaris zal sowieso door de coalitieafspraken die
over het FES zijn gemaakt, niet-belegd geld moeten terugstorten naar de
algemene middelen. Dus dat geld zijn we dan kwijt voor dit belangrijke
programma. Als de derde toetsing gaat opleveren wat de staatssecretaris
ons vandaag en bij het kennismakingsoverleg voorhield, betekent dit dat
er overschrijdingen zijn. De staatssecretaris beschikt over de
voorlopige cijfers. Is hij bereid die aan de Kamer te geven? Wat
betekent dit voor het Hoogwaterbeschermingsprogramma? Ziet hij zich
genoodzaakt om het programma af te slanken?
Arie Slob