Ministerie van Defensie

Retouradres Postbus 20701 2500 ES Den Haag

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein 2 2511 CR Den Haag

Ministerie van Defensie Plein 4 MPC 58 B Postbus 20701 2500 ES Den Haag www.defensie.nl

Onze referentie BS2010036162

Datum Betreft

6 december 2010

Antwoorden op feitelijke vragen over het handelen van de MIVD ten aanzien van twee medewerkers

Hierbij doe ik u de antwoorden toekomen op de feitelijke vragen van de vaste commissie voor Defensie over het handelen van de MIVD ten aanzien van twee medewerkers. Deze vragen werden ingezonden op 13 oktober jl. met kenmerk 29924-59. Tevens doe ik u hierbij op haar verzoek de antwoorden toekomen van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) op de door de vaste commissie voor Defensie gestelde vragen.

DE MINISTER VAN DEFENSIE

drs. J.S.J. Hillen

1 Is er alleen onderzoek gedaan naar de handelwijze van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) door de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (CTIVD) vanuit Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (WIV)-oogpunt of is er ook onderzoek gedaan vanuit Algemene wet bestuursrecht (AWB)/ambtenaarsrechtelijke kant? 2 Heeft u overwogen ook vanuit AWB/Ambtenaarsrechtelijk kant een onderzoek naar de gang van zaken bij de MIVD in stellen? 30 Waarom heeft u het CTIVD de opdracht gegeven onderzoek te doen naar het handelen bij de MIVD ten aanzien van twee geschorste medewerkers? De Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) is belast met het toezicht op de rechtmatigheid van de uitvoering van de Wet op de inlichtingen en veiligheidsdienst 2002 (Wiv 2002) en de Wet veiligheidsonderzoeken (Wvo). Gezien de aard van het incident is de Wiv 2002 hier van toepassing. De CTIVD heeft toegang tot alle gegeve ns en kan desgewenst personen onder ede of belofte horen. Om die reden is de CTIVD bij uitstek geschikt om onderzoek te doen naar de rechtmatigheid van het handelen van de MIVD in deze zaak. In het kader van de Wiv 2002 of de Wvo is het mogelijk dat de minister een besluit neemt tot afgifte, weigering of intrekking van een verklaring van geen bezwaar (VGB) of een besluit neemt naar aanleiding van een verzoek tot inzage. Een dergelijk besluit dient ook te voldoen aan de eisen van de Awb. Indien in een onderzoek van de CTIVD een besluit wordt betrokken, toetst de CTIVD of een besluit kan worden gedragen door de motivering. Daarmee wordt tevens getoetst aan de Awb. 3 Hoe ziet u de conclusies en aanbevelingen van het onderzoek van de CTIVD in het licht van het eerder gedane "onderzoek naar de werksfeer bij de MIVD" door dhr. Lutken (Kamerstuk 29924-52)? Het onderzoek van de heer Lutken richtte zich op de vraag of er bij de MIVD sprake was van een brede arbeidsonrust en een verziekte w erksfeer. De heer Lutken concludeerde dat hier geen sprake van is, maar vroeg wel extra aandacht voor onder andere interne communicatie en personeelszorg. De heer Lutken constateerde verder dat bij de afdeling waar de twee medewerkers werkzaam waren sprake was van een verhoogde vorm van arbeidsonrust als gevolg van het conflict. Naar de inhoud van het arbeidsconflict met de twee medewerkers heeft de heer Lutken geen onderzoek gedaan. De CTIVD heeft onderzoek gedaan naar de rechtmatigheid van het handelen van de MIVD jegens de geschorste medewerkers en heeft naar aanleiding hiervan aanbevelingen gedaan. Deze aanbevelingen zijn overgenomen. 4 Heeft u ook ongevraagd advies van de CTIVD ontvangen over deze kwestie? Neen. 5 Hoe luidt het volledige verzoek van u aan de CTIVD om een onderzoek te verrichten naar het handelen van de MIVD ten aanzien van twee geschorste medewerkers? Is dit verzoek openbaar? De CTIVD is verzocht een onderzoek in te stellen naar de rechtmatigheid van het handelen van de MIVD jegens de geschorste medewerkers. Tevens is verzocht in het onderzoek aandacht te besteden aan mogelijke maatregelen die soortgelijke situaties in de toekomst kunnen voorkomen, alsmede aan de maatregelen die reeds binnen de MIVD zijn genomen. De CTIVD heeft in haar brief van 18 mei 2009 aan de voorzitter van de Tweede Kamer dezelfde terminologie aangehouden. Kortheidshalve verwijs ik naar deze brief. 6 Op welke wijze worden de conclusies van de Commissie betrokken bij de besluitvorming inzake de inzet van bijzondere bevoegdheden ten behoeve van contra-inlichtingenoperaties en bij de versterking van de organisatorische bedr ijfsvoering binnen de dienst en de juridische keten? 20 Welke procedures ter zake zullen naar aanleiding van het rapport van de Commissie opnieuw worden bezien? Welke procedures kunnen verbeterd? Welke procedures kunnen aangevuld? Op welke wijze wordt de Kamer over deze (eventuele) verbeteringen en aanvullingen op de hoogte gehouden? De CTIVD heeft gesteld dat de MIVD bij de inzet van bijzondere bevoegdheden in twee operaties onrechtmatig heeft gehandeld. Bij het vaststellen van het onderzoeksdoel en bij het uitvoeren van het onderzoek is de aansluiting met de wettelijke taakstelling onvoldoende voor ogen gehouden, stelt de CTIVD. Voortaan zal bij een verzoek om toestemming voor de inzet van bijzondere bevoegdheden nog meer worden beoordeeld op deze aspecten, waarbij nadrukkelijk wordt gekeken naar de feiten en het plan van aanpak. Daarnaast is het overleg in de juridische keten van de MIVD anders gestructureerd, waardoor dit overleg niet alleen wordt gehouden bij incidenten maar op reguliere basis waarbij de achtergronden, doelstellingen, belemmeringen en resultaten van een operatie worden besproken. Al voordat de CTIVD met haar werk was begonnen, zijn bij de MIVD zowel bij de afdeling die contra-inlichtingenonderzoeken uitvoert als op managementniveau overlegstructuren ingevoerd die een zorgvuldige opzet en uitvoering van die onderzoeken, inclusief de inzet van bijzondere bevoegdheden, moeten waarborgen. Verder wordt thans, naar aanleiding van de conclusies van de CTIVD, in alle gevallen een schriftelijke motivering opgenomen in het dossier met betrekking tot het opvragen van telefonieverkeersgegevens. Daarbij wordt een scherper en beter gemotiveerd onderscheid gemaakt tussen de personen van onderzoek (targets) en overige in het onderzoek naar voren komende personen (non-targets). 7 Heeft de commissie Borghouts bij de beoordeling van het voornemen tot intrekking van de beschikking gehad over het volledige dossier? 8 Heeft de onafhankelijke Bezwarencommissie Veiligheidsonderzoeken Defensie de beschikking gehad over het volledige dossier? 37 Is de onafhankelijke bezwarencommissie op basis van hetzelfde dossier en dezelfde overige gegevens als waarover kunt u de beschikking had tot de conclusie gekomen dat er onvoldoende juridische gronden waren de VGB's in te trekken? De commissie-Borghouts en de Bezwarencommissie Veiligheidsonderzoeken Defensie hebben het volledige dossier ontvangen aangaande de twee betrokken medewerkers. Het onderzoek van de CTIVD had echter later plaats en was breder van opzet dan het onderzoek van de commissie-Borghouts en de Bezwarencommissie Veiligheidsonderzoeken Defensie. Aan de CTIVD zijn daarom aanvullende documenten overgelegd. 9 Bent u zelf standig tot het oordeel gekomen dat, gelet op de resultaten van het hernieuwde veiligheidsonderzoek, er onvoldoende waarborgen waren dat betrokkenen onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zouden volbrengen? Wie heeft u hierin geadviseerd? Wie is verantwoordelijk voor het onder uw aandacht brengen van de resultaten van het hernieuwde veiligheidsonderzoek? 11 Bent u eindverantwoordelijke voor het besluit tot intrekking van een Verklaring Geen Bezwaar (VGB) voor een specifieke functie en afgifte voor een andere functie binnen Defensie op grond van de Wet veiligheidsonderzoeken? Wie adviseert u hierin? Bij het overleggen van de resultaten van een veiligheidsonderzoek wordt door de MIVD aan mij een advies verstrekt met de daarbij behorende motivering. Alvorens dit advies mij bereikt, wordt het getoetst door de Directie Juridische Zaken en de Secretaris-generaal. 10 Wie heeft namens u het overleg gevoerd met de twee medewerkers waarop zij vervolgens geplaatst zijn op een andere, passende functie binnen Defensie? De Directeur Juridische Zaken, een medewerker van de Hoofddirectie Personeel en de landsadvocaat hebben met de advocaat van betrokkenen zorg gedragen voor de totstandkoming van een oplossing voor het gerezen arbeidsconflict. 12 U heeft geen enkele beslissingsruimte als het gaat om een negatief resultaat van de veiligheidsonderzoeken wat leidt tot volledige intrekking van VGB. Welke beslissingsruimte heeft u bij een besluit tot intrekking van een VGB voor een specifieke functie en afgifte voor een andere functie binnen Defensie? Heeft u deze beslissingruimte ook bij een negatief advies? De Wvo bepaalt de kaders voor veiligheidsonderzoeken. Afhankelijk van de resultaten van dat onderzoek word ik geadviseerd over de weigering of intrekking van de VGB. Hierbij worden de specifieke eisen die de vertrouwensfunctie stelt in beschouwing genomen. Bij justitiële antecedenten bepaalt de beleidsregeling welke strafbare feiten leiden tot een intrekking of weigering van de VGB. Ook relevante jurisprudentie wordt bij de besluitvorming betrokken. Dit laat onverlet dat de regelgeving erin voorziet dat bij bijzondere feiten of omstandigheden hiervan kan worden afgeweken en er toch een VGB wordt verstrekt. Deze feiten e n omstandigheden dienen echter wel door degene naar wie het veiligheidsonderzoek is ingesteld te worden aangevoerd en onderbouwd teneinde een andere afweging mogelijk te maken. De Bezwarencommissie Veiligheidsonderzoeken Defensie is ingesteld om mij te adviseren inzake bezwaarschriften. Op grond van de Awb staat het mij vrij om van het advies af te wijken. In dat geval geldt voor mij een zwaardere motiveringsplicht. 13 Waarom zou de rechtbank mogelijk een groter gewicht kunnen toekennen aan de adviezen van de twee onafhankelijke commissies dan u? 40 Welke aanpassingen zullen er worden gemaakt om in de toekomst te voorkomen dat omstandigheden in het kader van een eventuele behandeling voor de rechtbank leidend zullen zijn voor een vergaande (verkeerde) beslissing van u omtrent de nationale veiligheid, in het bijzonder de verstrekking en intrekking van een VGB? In het onderhavige geval heeft zowel de commissie-Borghouts als de Bezwarencommissie Veiligheidsonderzoeken Defensie geadvi seerd de VGB van betrokkenen te handhaven. Dergelijke adviezen moeten meegewogen worden in de besluitvorming, ook als zij afwijken van het oorspronkelijke eigen standpunt. Op het moment van weging van de desbetreffende adviezen was het rapport van de CTIVD nog niet beschikbaar. Over een beslissing van de rechtbank bestaat uiteraard op voorhand geen zekerheid. De ervaring leert wel dat een rechtbank hoge eisen stelt aan de motivering van een besluit waarmee wordt afgeweken van een advies van een bezwaarschriftencommissie. In dit geval was er sprake van twee commissies. Daarom moest rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat een voor betrokkenen negatief besluit van Defensie de rechterlijke toetsing niet zou doorstaan. 14 Waarom heeft u pas nadat het VGB de medewerkers opnieuw voor de functies bij de MIVD is verstrekt ervoor gekozen in vertrouwelijk overleg met betrokkenen, zonder verdere procedures, te komen tot een oplossing voor de bestaande geschillen? Waaruit bestonden deze geschillen? Nadat de voor het vervullen van een functie bij de MIVD benodigde VGB was ingetrokken, is geprobeerd in overleg met betrokkenen tot een oplossing te komen. Er is tevergeefs gezocht naar een andere functie bij Defensie waarvoor een VGB op een lager niveau volstaat. Nadat de VGB op A-niveau opnieuw was verstrekt is overleg gevoerd over een andere oplossing. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in de vaststellingsovereenkomst. Een terugkeer naar de MIVD was niet mogelijk vanwege de verstoorde arbeidsrelatie. De herhaalde publiciteit die voortkwam uit de verschillende procedures die rondom dit geschil zijn ontstaan, heeft eveneens een rol gespeeld. Een inlichtingendienst is er bij gebaat om te werken in anonimitei t. Door publiciteit kan het functioneren van de dienst nadelig worden beïnvloed. 15 Ligt het geschil ten grondslag aan het verzoek van u tot het doen van onderzoek door de CTIVD naar de gang van zaken bij de MIVD? Ja. 16 Zijn de maatregelen die binnen de MIVD zijn genomen ten behoeve van transparantie, goede procedures en het afleggen van verantwoording waar u in uw brief over spreekt de maatregelen die eerder op basis van de reorganisatie bij de MIVD genomen zijn of de maatregelen die volgen uit de aanbevelingen van de CTIVD? De MIVD heeft ten aanzien van het verrichten van onderzoeken aanpassingen in de procedures en de verantwoording doorgevoerd. Deze aanpassingen zijn ook van toepassing op operaties en veiligheidsonderzoeken. Hiermee is een aanvang gemaakt tijdens de reorganisatie en dit is voortgezet naar aanleiding van de aanbevelingen van de CTIVD. 17 Naar welk incident, waarover in de artikelen verschenen, verwijst u in uw brief? Met het incident wordt bedoeld het conflict tussen de MIVD en de beide betrokken medewerkers. 18 Is het vooraf vastleggen van het doel van onderzoeken en operaties en aan het einde het neerleggen van onderzoekshandelingen en conclusies in een rapportage al geen wettelijke verplichting op basis van de WIV? 95 Zal u erop toezien dat binnen de MIVD de verslaglegging en de dossiervorming verder worden verbeterd? Welke actie zal u in dat opzicht ondernemen? 60 Dient het bepaalde doel als bedoeld in artikel 12 lid 2 WIV 2002 vooraf omschreven te zijn? De Wiv 2002 bepaalt dat de verwerking van gegevens op een behoorlijke en zorgvuldige wijze geschiedt. Over de wijze waarop dit dient te geschieden bevat de Wiv2002 geen bepalingen. De CTIVD constateert dat de verslaglegging en de dossiervorming na verloop van tijd aan inhoud, nauwkeurigheid en volledigheid hebben gewonnen. Recente controles van de CTIVD op de onderzoeken en operaties van het bureau dat de interne onderzoeken uitvoert, hebben dit beeld bevestigd. Het doel van de verwerking van persoonsgegevens is verwoord in de Wiv 2002 als het veiligheidsonderzoeken betreft, en in het plan van aanpak voor het desbetreffende onderzoek als het gaat om contra-inlichtingenonderzoeken. Bij het instellen van een contra-inlichtingenonderzoek is he t van belang te weten waar het onderzoek zich op richt en met welk doel handelingen worden verricht. Dit laat onverlet dat gedurende een onderzoek een doel kan wijzigen. Deze wijziging dient te worden gemotiveerd en te worden vastgelegd opdat de gegevens rechtmatig kunnen worden verwerkt. 19 Is het minimaal eens per twee weken bespreken van operaties, vooral als die complex of gevoelig zijn, in een overleg onder leiding van de directie ter voorkoming van tunnelvisie, een maatregel die alleen voortvloeit uit alle publiciteit? Is het mogelijk dat voor deze minimaal tweewekelijkse bespreking werd ingevoerd, er wel sprake zou kunnen zijn geweest van tunnelvisie? Is er voorheen geen regelmatige beoordeling van operaties door alle disciplines binnen de MIVD geweest? In 2007 is begonnen met een operationeel overleg met alle operationele afdelingen onder leiding van de directie. Daarvoor vond op minder gestructureerde basis bilateraal overleg plaats met de operationele afdelingen. Sinds 2 008 vindt er tweewekelijks operationeel overleg plaats waarin onder leiding van de directie met de operationele afdelingen, de juridische adviseur en de Devil's Advocate van de dienst de lopende operaties alsook voornemens tot nieuwe operaties worden besproken. Ook wordt in dit overleg elk jaar vastgesteld of operaties uit een oogpunt van doelmatigheid en effectiviteit dienen te worden beëindigd of moeten worden voortzet. 21 Aan welke verantwoording en welke onderzoekhandelingen op basis van welke aanbevelingen zal specifiek aandacht worden besteed? 22 Welke lering trekt u uit de conclusies van de commissie? 44

Ministerie van Defensie Datum Onze referentie BS2010036162

Pagina 7 van 21

Zijn de verbeteringen en aanpassing die op grond van de reorganisatie zijn doorgevoerd of op grond van de conclusies en aanbeveling van de CTIVD? Bij de verantwoording wordt specifiek aandacht besteed aan het schriftelijk vastleggen van afspraken met de AIVD inzake instemming door de minister van BZK met de inzet van bijzondere bevoegdheden. Verder wordt erop gelet dat bij de motivering van de inzet van bijzondere bevoegdheden zo dicht mogelijk bij de feiten en de wettelijke taak wordt gebleven. Er moet een helder onderscheid worden gemaakt tussen targets en non-targets en er moet een goede verslaglegging en dossiervorming zijn, waarbij compartimentering geen belemmerende factor mag vormen. Bij de onderzoekshandelingen wordt specifiek aandacht besteed aan het duidelijk afbakenen van het gestelde doel en het vastleggen van eventuele bijstellingen daarvan, alsmede aan de schriftelijke motivering van het opvragen van telefonieverkeersgegevens, inclusief abonneegegevens. 23 Welke aan bevelingen van de Commissie zijn al wel en welke nog niet uitgevoerd? Op welke wijze wordt de Kamer hierover verder op de hoogte gehouden? 49 Zijn alle geplande verbeteringen en aanpassingen al doorgevoerd bij de MIVD? Zo ja, is er al feedback vanuit de organisatie gekomen over deze verbeteringen en aanpassingen? Met andere woorden: zijn het daadwerkelijk verbeteringen? Zo nee, op welke termijn zullen alle verbeteringen en aanpassingen worden doorgevoerd? 93 Zal u erop toezien dat binnen de MIVD voldoende aandacht wordt besteed aan de sturing, begeleiding en het afleggen van verantwoording van eigen medewerkers? Welke actie zal u in dat opzicht ondernemen? De MIVD heeft alle aanbevelingen uitgevoerd. De eerste ervaringen met de nieuwe werkwijze zijn positief. Uiteraard zal er op worden toegezien dat de herziene procedures en werkwijze werkbaar zijn en dat zij op een juiste manier worden uitgevoerd. 24 Welke specifieke maatregelen zal de MIVD nemen om ruimte te maken voor afwijkend e en kritische opvattingen van MIVD-medewerkers? 94 Zal u erop toezien dat binnen de MIVD ruimte bestaat voor afwijkende en kritische opvattingen? Welke actie zal u in dat opzicht ondernemen? Het teamwerken neemt binnen de MIVD een belangrijke plaats in. In de teams wordt door medewerkers van de verschillende disciplines overlegd over de wijze waarop invulling moet worden gegeven aan de wettelijke taken van de dienst. Daarbij is alle ruimte voor een kritische gedachtewisseling. In 2008 is binnen de MIVD bovendien de Devil's Advocate ingesteld die werkprocessen, beleid en de producten op inlichtingen- en contra-inlichtingen- en veiligheidsgebied kritisch beschouwt en daarover aan de afdelingsleiding en directie rapporteert. Voorts kent de MIVD net als andere organisaties een medezeggenschapscommissie

Ministerie van Defensie Datum Onze referentie BS2010036162

Pagina 8 van 21

waartoe medewerkers zich met hun eventuele kritiek kunnen wenden. Ik zie geen aanleiding om additionele, specifieke maatregelen te treffen. 25 Kunt u aangeven op welke punten het verslag van de CTIVD en het verslag van de Commissie Borghouts verschillen? 34 Welke resultaten van het hernieuwde onderzoek waren voor u reden af te wijken van het advies van de Commissie Borghouts? Zijn deze resultaten niet meegenomen door de Commissie Borghouts? 35 Vanwege de vertrouwelijkheid van het rapport Borghouts en de onmogelijkheid voor de Kamer kennis te nemen van de inhoud van het rapport, kunt u toelichten op welke punten u tot een ander oordeel komt dan de Commissie Borghouts en waarom? 36 Nu ook de onafhankelijke bezwarencommissie van mening is dat er onvoldoende juridische gronden waren de VGB's in te trekken, kunt u aangeven hoe en op welke punten bij de beoordeling van de gang van zaken de onafhankelijke bezwarencommissie afwijkt van u eigen oordeel? 41 Hoe kan verklaard worden dat de commissie Borghouts en de onafhankelijke Bezwarencommissie Veiligheidsonderzoeken Defensie adviseerden om de VGB niet in te trekken, terwijl de Commissie van Toezicht nu concludeert dat het intrekken van de VGB wel terecht was? Waar ligt het concrete verschil in de argumentatie? 91 De Commissie Borghouts stelde dat aan de geschorste medewerkers verweten gedragingen, zowel op zichzelf als in onderling verband bezien, niet voldoende waren aangetoond dan wel niet voldoende ernstig waren om intrekking van de VGB's te dragen. Nu de Kamer geen kennis kan nemen van de inhoud van dit rapport, kan u de verschillen in opvatting per verweten gedraging tussen u en de Commissie Borghouts verduidelijken? Onder andere ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen kan ik hier slechts op hoofdlijnen op ingaan. De commissie-Borghouts heeft alle gegevens ontvangen inzake de twee medewerkers die op dat moment voorhanden waren. De commissie-Borghouts heeft echter uit de resultaten va n het onderzoek andere conclusies getrokken dan aanvankelijk mijn voorganger en naderhand ook de CTIVD. Het feitencomplex was voor alle commissies hetzelfde. Voor mijn voorganger was van belang dat ­ gelet op de resultaten van het veiligheidsonderzoek ­ er sprake was van een zodanig veiligheidsrisico dat de VGB moest worden ingetrokken. De commissie-Borghouts en de Bezwarencommissie Veiligheidsonderzoeken Defensie hebben een andere beoordeling van dit risico gemaakt. De Bezwarencommissie Veiligheidsonderzoeken Defensie heeft het onderzoek en de conclusies van de commissie-Borghouts uitdrukkelijk bij haar advies betrokken.

Ministerie van Defensie Datum Onze referentie BS2010036162

Pagina 9 van 21

26 Bent u van mening dat de verhoudingen binnen de MIVD verstoord zijn, dan wel op enig moment verstoord zijn geweest? 27 Wat is volgens u de relatie tussen de verhoudingen binnen de MIVD, en het interne onderzoek naar het optreden van de twee medewerkers? Bent u van mening dat verstoorde relaties binnen de MIVD een negatieve invloed hebben gehad op de objectiviteit van het onderzoek? De heer Lutken heeft in zijn onderzoek van december 2009 geconstateerd dat er destijds binnen de afdeling waar de twee medewerkers werkzaam waren geweest, onrust bestond over het conflict met betrekking tot de twee medewerkers, vooral door de lange duur van het conflict. De onrust heeft echter geen invloed gehad op de objectiviteit van het interne onderzoek. 28 Trekt u consequenties voor individuele personeelsleden van de MIVD naar aanleiding van het onrechtmatige handelen? Neen. In het onderzoek van de CTIVD is gesteld dat de onrechtmatigheid betrekking heeft op onderdelen van twee beperkte onderzo eken. De CTIVD heeft begrip voor het verrichten van deze onderzoeken, maar oordeelde dat de basis van die onderzoeken breder had moeten worden getrokken en niet uitsluitend gericht had moeten zijn op het desbetreffende onderwerp. Daarnaast is van belang dat bij de voorbereiding en totstandkoming van een besluit voor de inzet van bijzondere bevoegdheden uiteenlopende disciplines betrokken zijn. Er is voor mij dan ook geen reden om maatregelen te nemen ten aanzien van individuele personeelsleden. 29 Waarom mochten de twee geschorste medewerkers, nadat meerdere onderzoekscommissies hen vrijpleitten, niet terugkeren naar hun werkplek? De ontstane situatie maakte een vruchtbare samenwerking op basis van wederzijds vertrouwen onmogelijk. Vragen over de begeleidende brief van de minister 31 Heeft de Commissie ook aanbevelingen gedaan die u niet (direct) zult uitvoeren met betrekking tot de inzet van bijzondere bevoegdheden, de sturing, de begeleiding, het afleggen van verantwoording, de taakstelling, de regie, de compartimentering en de verslaglegging en dossiervorming? Met andere woorden: zijn er aanbevelingen van de Commissie die leiden tot praktische bezwaren op bovengenoemde terreinen? Zoals door mijn voorganger is gemeld, zijn de aanbevelingen van de CTIVD overgenomen. Het incident heeft zich meer dan drie jaar geleden voorgedaan en in de tussentijd zijn verbeteringen doorgevoerd ten aanzien van zowel de sturing als de verantwoording van de inzet van bijzondere bevoegdheden. De

Ministerie van Defensie Datum Onze referentie BS2010036162

Pagina 10 van 21

aanbevelingen van de CTIVD hebben mij dan ook niet verbaasd. De CTIVD heeft zelf ook geconstateerd dat er reeds sprake was van verbeteringen en heeft hiervan melding van gemaakt in haar rapport. 32 Wie is verantwoordelijk voor de onvoldoende aansluiting met de wettelijke taakstelling van de twee kortlopende operaties in 2009? De Minister van Defensie is politiek verantwoordelijk voor het handelen van de MIVD. 33 Welke (rechts-)gevolgen heeft het verwijderen en vernietigen van de onterecht verwerkte gegevens? Geen. Op grond van de informatie zijn geen besluiten genomen die consequenties hebben voor betrokkenen of derden. Noch de informatie zelf, noch het verwijderen ervan heeft dan ook geleid tot rechtsgevolgen. 38 Is het onder druk van een gerechtelijke uitspraak dat er opnieuw VGB's zijn verstrekt? Neen. Deze zaak is nooit onder de rechter geweest. 39 Leidt het feit dat alle operationele afdelingen betrokken worden bij complexe en gevoelige operaties (om tunnelvisie te voorkomen ) niet tot een verhoogde kans op inbreuken op de nationale veiligheid, aangezien veel meer personen op de hoogte zullen worden gesteld van de `ins-andouts' van geheime operaties in plaats van een selecte groep leidinggevenden (het betreffende compartiment)? Neen. Hoewel het compartiment - de groep personen die op de hoogte is van de operatie - door de nieuwe procedure is vergroot, worden bij de bespreking van de operaties uitsluitend de hoofden van andere operationele afdelingen en eventueel hun plaatsvervangers betrokken. Dit is een beperkte uitbreiding van het aantal personen. In een dergelijk compartiment is het niet noodzakelijk alle details te bespreken. Bij dit overleg gaat het om het doel en de richting van de operatie teneinde een tunnelvisie te voorkomen en eventueel maatregelen voor deconflictie te nemen. 42 Had men niet vooraf de extra belasting van de MIVD als gevolg van de reorganisatie kunnen inschatten? Hoe is deze extra belasting opgevangen? Reorganisaties kunnen t ijdelijk een extra belasting met zich meebrengen. De werkwijzen en procedures worden bij een reorganisatie aangepast, terwijl het primaire proces verder moet gaan. Dit is bij de MIVD niet anders. Waar nodig zijn tijdelijke maatregelen getroffen en prioriteiten gesteld om de benodigde capaciteit beschikbaar te maken.

Ministerie van Defensie Datum Onze referentie BS2010036162

Pagina 11 van 21

Ministerie van Defensie

43 Hoe voorzienbaar waren de artikelen die over de MIVD in de pers verschenen naar aanleiding van het incident? Gezien de geheimhouding waaraan alle MIVD-medewerkers zijn gehouden, waren de publicaties niet voorzien. 45 Wie geeft toestemming voor het doen van onderzoeken en op basis waarvan wordt de toestemming verleend indien niet vooraf duidelijk is wat het doel is? 51 Is het u bekend hoe het mogelijk is dat de MIVD onvoldoende aansluiting met de wettelijke taakstelling voor ogen heeft gehouden? Mogen de onderzoeker zelfstandig tot onderzoek besluiten? Kan er voor het zetten van bijzondere bevoegdheden wel aan de wettelijke voorschriften zijn voldaan als de MIVD zich niet aan de wettelijke taakstelling heeft gehouden? 54 Wie is verantwoordelijk voor de regie over het geheel van onderzoeken? Wie had beter de regie kunnen houden? Wie is verantwoordelijk voor het ontbreken van gedegen verslaglegging en dossiervorming? 78 Wie bepaalt wanneer het doel van de inzet van de bijzondere b evoegdheid is bereikt? Wanneer bepaalt men dat? Hoe kan men het precieze tijdstip vaststellen? Kan dat mogelijk ook achteraf worden vastgesteld? Voor een contra-inlichtingenonderzoek wordt toestemming gegeven door het desbetreffende afdelingshoofd, dat een dergelijk onderzoek meldt aan de directie van de MIVD. Indien daarbij sprake is van de voorgenomen inzet van bijzondere bevoegdheden dient dit echter eerst te worden voorgelegd aan de directeur van de MIVD. Deze beoordeelt daarbij onder meer de doelstelling van het onderzoek. Het is vervolgens de directeur van de MIVD die de aanvraag voor de inzet van bijzondere bevoegdheden indient bij de minister. De door de MIVD geformuleerde, intern getoetste motivering van de aanvraag wordt in een ambtelijk voortraject buiten de MIVD nogmaals getoetst. De toestemming tot de inzet van bijzondere bevoegdheden wordt verleend door de Minister van Defensie en in een aantal gevallen tevens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties . Het doel van de inzet van een bijzondere bevoegdheid wordt vastgelegd in de door de minister(s) te tekenen lastgeving. Hierbij wordt gemotiveerd waarom de inzet noodzakelijk is en waarom het proportioneel wordt geacht de bevoegdheid in te zetten. De directeur van de MIVD bepaalt wanneer het doel is bereikt. Het exacte moment kan in enkele gevallen pas achteraf worden vastgesteld. Het kan voorkomen dat de inzet van een bijzondere bevoegdheid in relatie tot het doel

Datum Onze referentie BS2010036162

Pagina 12 van 21

onvoldoende oplevert. Dit wordt het proportionaliteitsbeginsel genoemd. In dat geval wordt de inzet direct beëindigd. Er is bij de kwestie van de twee geschorste medewerkers geen sprake van dat het doel van enige operatie bij aanvang niet helder zou zijn geweest. De kritiek van de CTIVD richt zich op het niet nauwkeurig en onderbouwd door feiten schriftelijk vastleggen van dat doel, waardoor ten aanzien van sommige onderzoeken na verloop van tijd onder meer interpretatieverschillen met betrekking tot de doelstelling zijn ontstaan. 46 Voor wie zijn de tussentijdse rapportages bedoeld? De tussentijdse rapportages dienen als ijkpunten. Zij zijn vooraleerst bedoeld ter informatie van de directeur van de MIVD. 47 Wat verstaat de u onder incidenten? 48 Hoe kunnen incidenten afdoende worden opgepakt? Incidenten zijn onvoorziene gebeurtenissen. Bij incidenten kan een onderzoek worden ingesteld naar de aard en omvang ervan. Negatieve gevolgen kunnen worden tegengegaan met schadebeperkende maatregelen. 50 Wordt in de opleiding, training en bijscholing van de medewerkers van de MIVD ruim aandacht geschonken aan de motivatie voor het doorvoeren van de nieuwe procedures? Zo ja, per wanneer is dit begonnen en op welke wijze? Zo nee, waarom niet? Vanaf het moment van implementatie van de maatregelen wordt door de MIVD zowel tijdens de opleiding als bij het uitvoeren van de werkzaamheden ruime aandacht besteed aan de nieuwe procedures en werkwijzen. Vragen over het rapport van de CTIVD 52 Wat is het gevolg van de door de Commissie achteraf vastgestelde onrechtmatigheid van die onderzoeken? In hoeverre werkt de onrechtmatigheid van deze onderzoeken door in volgende onderzoeken? In hoeverre mag de onrechtmatig verkregen informatie gebruikt worden in de vervolgonderzoeken? De genoemde onrechtmatigheden bestaan uit het verrichten van onderzoek met een niet toereikende juridische grondslag en het onterecht uitvoeren van een onderzoek. Deze onderzoeken hebben geen vervolg gekr egen. Onrechtmatig verkregen informatie is vernietigd en kan dus niet alsnog worden gebruikt. 53 Hebben de medewerkers recht op de inhoud van de onterecht verwerkte gegevens? Kunnen de medewerkers nog stappen ondernemen tegen het

Ministerie van Defensie Datum Onze referentie BS2010036162

Pagina 13 van 21

onterecht verwerken van gegevens? Is u bekend waarop deze onterecht verwerkte gegevens betrekking hadden? De ten onrechte verwerkte gegevens zijn vernietigd en derhalve niet meer beschikbaar. Het is mij bekend waarop deze gegevens betrekking hadden. Ik kan daarover echter geen mededelingen doen. 55 Dateren de door de Commissie geconstateerde onrechtmatigheden en gesignaleerde knelpunten in de interne organisatie van voor of na de reorganisatie van de MIVD? Wie is verantwoordelijk voor de uitvoering van die reorganisatie? De door de CTIVD geconstateerde onrechtmatigheden en knelpunten dateren grotendeels van voor de reorganisatie. Bovendien is bij de afdeling die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de contra-inlichtingenonderzoeken, binnen het voor de gehele MIVD geldende reorganisatietraject een nieuwe reorganisatie doorgevoerd,. Het doel daarvan was onder meer tekortkomingen op te heffen die reeds intern waren onderkend en nu ook door de CTIVD zijn geconstateerd. 56 Vanaf welk moment vond u een rechtmatigheidsonderzoek door de CTIVD opportuun? Op grond van berichtgeving in de media en verzoeken om nadere informatie door uw Kamer waarop, gelet op de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen en het operationeel belang van de onderzoeken, niet altijd concreet geantwoord kon worden, heeft mijn voorganger in mei 2009 besloten de CTIVD te benaderen voor een rechtmatigheidsonderzoek. De CTIVD was daartoe bereid. 57 Hoe verklaart u dat de MIVD meerdere malen verzocht moest worden om aanvullende gegevens te verstrekken, waardoor het onderzoek van de Commissie vertraging heeft opgelopen? De papieren documenten die betrekking hebben op een onderzoek zijn ondergebracht in het archief van de desbetreffende afdeling. Deze documenten worden op verzoek van de CTIVD beschikbaar gesteld. Alvorens deze stukken worden overgedragen, wordt gecontroleerd of alle daarbij behorende documenten volledig zijn. Van belang is hierbij dat de MIVD op dit moment niet beschikt over een digitaal archief waarmee documenten op eenvoudige wijze voor bijvoorbeeld de CTIVD beschikbaar kunnen worden gemaakt. Daarnaast is het van belang dat de CTIVD het onderzoek gaandeweg enkele malen heeft uitgebreid. De reden hiervoor was dat naar haar oordeel voor een volledig beeld tevens moest worden gekeken naar onderzoeken door de MIVD die verband hielden met de veiligheidsonderzoeken van betrokkenen of onderzoeken die gelieerd zijn aan de onderzoeken naar betrokkenen. Deze documenten zijn vervolgens weer op verzoek aan de CTIVD ter beschikking gesteld.

Ministerie van Defensie Datum Onze referentie BS2010036162

Pagina 14 van 21

58 "De procedures ter zake zullen naar aanleiding van het rapport van de commissie worden bezien..." Hoe is geborgd dat defensiepersoneel die de nieuwe regels en procedures moeten volgen ook begrijpen dat dit niet een bureaucratisch opgelegd idee is, maar een belangrijk onderdeel van hun takenpakket? Momenteel worden de opleidingen van personeel opnieuw bezien en aangepast. Een belangrijk onderdeel hiervan is het bespreken van het wettelijk kader, de procedures en het belang en de noodzaak dat handelingen terzake moeten worden verantwoord en vastgelegd teneinde de rechtmatigheid te waarborgen. Binnen de MIVD is uitgebreid aandacht besteed aan het rapport van de CTIVD en de in dat rapport vervatte conclusies en aanbevelingen. De nieuwe procedures zijn ontwikkeld in overleg met medewerkers van verschillende niveaus. De medewerkers van de MIVD beschouwen het afleggen van verantwoording en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer tegen het onrechtmatig gebruik van bijzondere be voegdheden niet als een bureaucratische last. 59 Hoe verhoudt zich het ruim geformuleerde criterium met de bevoegdheid van u om op grond van feiten en omstandigheden altijd een onderzoek in te kunnen stellen? 63 Wanneer er sprake is van een hernieuwd veiligheidsonderzoek met een positieve uitkomst, kan er dan sprake zijn geweest van een onterecht onderzoek? Is het mogelijk dat een hernieuwd veiligheidsonderzoek op basis van onjuiste signalen of controle van die signalen is gestart? Wie is verantwoordelijk voor het controleren van de signalen? Over welke bevoegdheden beschikt men bij het controleren van de signalen? De Wvo bepaalt wanneer een hernieuwd veiligheidsonderzoek kan worden ingesteld. Hiervan is sprake bij het verstrijken van een periode van vijf jaar of een veelvoud hiervan, of tussentijds indien er feiten of omstandigheden bekend worden die aanleiding geven tot een hernieuwd onderzoek. In het geval van feiten of omstandigheden kan gedacht worden aan een melding door een derde partij van bijvoorbeeld een justitieel antecedent, een wijziging van de inhoud van de functie of een belangrijke wijziging van de persoonlijke omstandigheden van de betrokken functionaris. Niet elke melding leidt tot een hernieuwd veiligheidsonderzoek. Van belang is de aard en ernst van het signaal, waar het signaal vandaan komt en de onderbouwing van het signaal. Op grond van deze factoren wordt door het hoofd van de afdeling die is belast met de veiligheidsonderzoeken besloten of een hernieuwd veiligheidsonderzoek moet worden ingesteld. In het hernieuwde veiligheidsonderzoek wordt vastgesteld of de VGB opnieuw wordt verstrekt of wordt ingetrokken. Bij het uitvoeren van (hernieuwde) veiligheidsonderzoeken worden geen bijzondere bevoegdheden ingezet. 61 Zijn er vereisten voor de bron van de gegevens als genoemd in artikel 7 lid 2 Wet Veiligheidsonderzoeken (Wvo)?

Ministerie van Defensie Datum Onze referentie BS2010036162

Pagina 15 van 21

Ministerie van Defensie

Bij een veiligheidsonderzoek wordt niet alleen gebruik gemaakt van geregistreerde gegevens, maar ook van menselijke bronnen. Dit wil niet zeggen dat elke informatie van een bron zonder bevestiging zonder meer kan worden gebruikt. Informatie moet worden onderbouwd en worden bevestigd door andere informatie. Dit kan een andere bron zijn, of documenten of registraties. 62 Is er toestemming nodig van u voor het raadplegen van het centraal justitieel documentenregister (CJD) en/of politieregisters? Is het de MIVD volgens u toegestaan om willekeurig de CJD of politieregisters te raadplegen zonder een concrete aanleiding? Voor het verrichten van een eerste veiligheidsonderzoek is expliciet toestemming nodig van de degene naar wie het onderzoek wordt verricht. Uitsluitend dan is bij een veiligheidsonderzoek een naslag van het CJD of politieregistraties gerechtvaardigd. Bij een hernieuwd veiligheidsonderzoek is niet opnieuw toestemming nodig. Bij operationele onderzoeken dient alvorens het CJD of politieregistraties worden geraadpleegd, te worden uiteengezet waarom en met welk doel de gegevens worden ingewonnen. 64 Is door of namens u de feitelijke juistheid van de gegevens die aan de veiligheidsonderzoeken ten grondslag lagen onderzocht? Ja, die feitelijke juistheid is onderzocht in het kader van het veiligheidsonderzoek dat is uitgevoerd door de MIVD. 65 Is u bekend hoe de MIVD zonder concrete aanleiding toch van een potentiële dreiging zou kunnen spreken? In een aantal gevallen kan sprake zijn van een potentiële dreiging zonder dat in eerste instantie sprake hoeft te zijn van een concrete aanleiding. Een gefundeerd vermoeden dat personen activiteiten kunnen ontplooien die een bedreiging voor de paraatheid van de krijgsmacht vormen, kan aanleiding zijn voor een onderzoek met gebruikmaking van bijzondere bevoegdheden om te bezien of en hoe deze personen dit ook werkelijk doen. 66 Is het de opvatting van u dat het doelcriterium een te enge opvatting van de c-taak v an de MIVD is? 67 Is het ook uw visie dat het mogelijk moet zijn ook onderzoek te doen indien het beoogde gevolg vooraf niet kenbaar is of een ander gevolg is beoogd? Kunt u een voorbeeld geven van een potentiële dreiging zonder concrete aanleiding met een beoogd ander doel? 68 Welke definitie hanteert u van dat vermoeden? 69

Datum Onze referentie BS2010036162

Pagina 16 van 21

Van wie of wat is de objectivering van het doelcriterium afkomstig? Kunt u een voorbeeld geven van een van de werkelijke intentie van de persoon of organisatie geabstraheerd doel? 70 De Commissie stelt dat nu geconstateerd is dat de c-taak van de MIVD in wezen alles kan omvatten -namelijk een potentiële dreiging zonder concrete aanleiding geabstraheerd van de werkelijke intentie van de persoon of organisatie die de activiteit ontplooit- verwoord de Commissie dan ook uw mening? Of is deze constatering een gevolg van de door de Commissie gehanteerde redenering? Evenals mijn voorganger herken ik mij in de bevindingen van de CTIVD. Dat geldt ook ten aanzien van de opvattingen van de CTIVD inzake het doelcriterium en de contra-inlichtingentaak (c-taak) van de MIVD. Over concrete zaken in dezen kunnen in het openbaar geen mededelingen worden gedaan. 71 Op welke wijze komt summiere kennis in het bezit van de MIVD? Welke definitie hanteert u van summier? De Wiv2002 bepaalt de verschillen de wijzen waarop de MIVD informatie kan verwerven. Het maakt daarbij niet uit of sprake is van uitgebreide of bondige (summiere) kennis. 72 Wie, hoe en wanneer kan de MIVD, volgens u vaststellen dat er voldoende gronden zijn voor het instellen van een contrainlichtingenonderzoek? 73 Op basis waarvan kan de MIVD vaststellen dat er voldoende gronden zijn? 74 Hoe is het mogelijk dat de MIVD kan vaststellen dat er voldoende gronden zijn alvorens de MIVD overgaat tot het verzamelen van gegevens? De MIVD ontvangt regelmatig meldingen vanuit de gehele defensieorganisatie en daarbuiten. Daarnaast heeft de MIVD zijn eigen Bureau Veldorganisatie met medewerkers die zeer regelmatig de verschillende defensieonderdelen bezoeken en bijvoorbeeld met (onder)commandanten en veiligheidsfunctionarissen spreken. Ook verkrijgt de MIVD langs andere wegen kennis over potentiële dreigingen tegen Defensie. Na beoordeling van de ontvangen gegevens kan de MIVD vaststellen of er voldoende gronden zijn voor v erder onderzoek. 75 Welke andere gegevens kunnen er verwerkt worden door de MIVD? De MIVD verwerkt gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering voor een goede uitvoering van de Wiv2002 en de Wvo. De gegevens die verwerkt worden zijn zeer divers. Het kan bijvoorbeeld gaan om technische gegevens met betrekking tot wapensystemen of gegevens met betrekking tot groeperingen die de veiligheid van militairen in missiegebieden in gevaar kunnen brengen.

Ministerie van Defensie Datum Onze referentie BS2010036162

Pagina 17 van 21

Ministerie van Defensie

76 Hoe gaat die zorgverplichting binnen de MIVD in zijn werk? Welke nadere uitwerking heeft dit in de praktijk gekregen? Wat zijn de gevolgen van die nadere uitwerking in de praktijk? Wie controleert of bepaalt of aan de zorgverplichting is voldaan? De zorgplicht met betrekking tot de geheimhouding van gegevens is vastgelegd in verscheidene procedures. Aan de naleving hiervan wordt voortdurend en op verschillende niveaus aandacht besteed. Compartimentering wordt strikt toegepast en verantwoord. Ook in opleidingen wordt hieraan voortdurend aandacht besteed, te beginnen bij de indiensttreding. 77 Wie beoordeelt de noodzaak van het vastleggen van gegevens? Wie stelt die noodzaak vast? Wie controleert dat en is die controle vooraf of achteraf? De onderzoeker bepaalt de noodzaak tot het vastleggen van gegevens met inachtneming van de geldende regelgeving. Controle hierop is te allen tijde mogelijk binnen de afdeling, in de eigen juridische keten van de MIVD en door de CTIVD. 79 Het geb ruik van het middel (de bijzondere bevoegheid) draagt bij aan het bereiken van het doel. Betekent dit dat het niet essentieel hoeft te zijn voor het bereiken van het doel? 80 Hoe kan de bijdrage van het middel aan het onderzoek worden vastgesteld? Hoe valt de daadwerkelijke bijdrage van het middel aan het onderzoek te meten? Is het mogelijk dat de bijdrage van het middel voor het onderzoek alleen maar achteraf vastgesteld kan worden? Bij de inzet van bijzondere bevoegdheden geldt het subidiariteitsbeginsel. Dit houdt in dat deze inzet voor het behalen van het doel van het onderzoek een essentieel middel moet zijn. Al bij het opstellen van de lastgeving voor de inzet moet dit duidelijk zijn. Het behoeft echter niet het enige ingezette middel te zijn. De mate waarin de inzet van een bijzondere bevoegdheid heeft bijgedragen aan het behalen van het doel van een onderzoek valt niet altijd nauwkeurig te meten. Soms wijzigt de beoordeling nog na het beëindigen van die inzet. Zo kan door het bekend worden van nieuwe informatie in een later stadium, de waarde van de bijdrage achteraf worden beïnvloed. 81 Is het onderhouden van contact met iemand uit het criminele circuit per definitie een reden om een veiligheidsonderzoek in te stellen? Of het onderhouden van bedoelde contacten een gegronde reden is voor een (hernieuwd) veiligheidsonderzoek hangt af van de aard van het contact en de functie van de desbetreffende defensiemedewerker.

Datum Onze referentie BS2010036162

Pagina 18 van 21

82 Is het gebruikelijk dat de security and integrity officer een dubbele functie heeft, namelijk zowel die van vertrouwenspersoon als die van initiator van het onderzoek? De stafmedewerker operationele veiligheid en integriteit is geen initiator van een (veiligheids)onderzoek naar medewerkers van de MIVD. Dit is voorbehouden aan een speciaal bureau. De stafmedewerker operationele veiligheid en integriteit vervult evenmin de functie van vertrouwenspersoon. 83 Hoe kan zonder motivering de inzet worden beoordeeld op noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit? Dat kan niet. Er is dan ook in alle gevallen sprake geweest van een motivering. Deze motivering is echter niet altijd (volledig) schriftelijk vastgelegd. De inzet van de bevoegdheid op grond van artikel 29 Wiv 2002 had in het onderhavige geval uitsluitend plaats in het kader van een specifieke operatie. Bij een plan van aanpak voor een operatie wordt al op voorhand gesteld welke bevoegdheden naar verwachting zullen w orden ingezet. Hierbij wordt aandacht besteed aan de eisen van noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit. Naar aanleiding van het rapport van de CTIVD is onmiddellijk besloten om bij elke concrete inzet van een bijzondere bevoegdheid dit telkens weer te motiveren, ook al is bij de opzet van de operatie reeds gebeurd. 84 Wanneer bij bepaalde personen de MIVD het beeld bestond dat de eerste contra-inlichtingenoperatie doorliep na 19 januari 2007, door wie is er dan op 30 januari 2007 dan een nieuw plan van aanpak gemaakt? Het bedoelde plan van aanpak is geschreven door het toenmalige hoofd van de verantwoordelijke afdeling. Dit plan van aanpak is pas in een later stadium bekend geworden bij het inmiddels opgerichte bureau dat met de verdere uitvoering belast was. 85 Herkent u zich in de verbazing van de Commissie over de onwetendheid van het management van de MIVD? De CTIVD maakt geen gewag van onwetendheid. Het management van de MIVD was niet ontwetend. 86 Herkent u zic h in het oordeel van de Commissie dat over het gebruik van bijzondere bevoegdheden er sprake moet zijn geweest van gebrekkige interne informatie? Wist u van de bijzondere bevoegdheid die is ingezet? Een verzoek tot toestemming voor de inzet van een bijzondere bevoegdheid wordt gedaan door de directeur van de MIVD. Of deze bijzondere bevoegdheid metterdaad wordt ingezet, is in eerste instantie een zaak van de onderzoeksleider. Er kan bijvoorbeeld op het laatste moment sprake zijn van een

Ministerie van Defensie Datum Onze referentie BS2010036162

Pagina 19 van 21

wijziging in het gedrag van een target waardoor de inzet onmogelijk wordt of een te groot risico oplevert. Door het invoeren van een tweewekelijks structureel overleg onder leiding van de directie wordt binnen de MIVD wordt beter toezicht gehouden op de daadwerkelijke inzet van bijzondere bevoegdheden.

Ministerie van Defensie Datum Onze referentie BS2010036162

87 Laat de wettekst ruimte voor onduidelijkheid over de inzet van bijzondere bevoegdheden? Bij de totstandkoming van de Wiv2002 is erkend dat de wet geen uitputtende gedetailleerde opsomming kan geven van gevallen waarin een bijzondere bevoegdheid mag worden ingezet. Wel is in de wet geregeld bij welk type werkzaamheden een bijzondere bevoegdheid mag worden ingezet. Zo mag bij een contra-inlichtingenoperatie onder voorwaarden een bijzondere bevoegdheid worden ingezet. Bij veiligheidsonderzoeken mag in geen geval een bijzondere bevoegdheid worden ingezet. 88 In hoeverre acht u het spreken over een pensioenvoorziening een gevaar voor de veiligheid of paraatheid van de krijgsmacht? Indien er aanwijzingen zijn dat een operatie van de MIVD wordt gebruikt voor privé-doeleinden dient onder meer onderzocht te worden in hoeverre hiermee de belangen van de krijgsmacht worden geschaad. De CTIVD oordeelt dat er voldoende feiten en omstandigheden waren om de VGB van betrokkenen in te trekken. Voordat er in deze kwestie een gevaar voor de veiligheid of paraatheid voor de krijgsmacht kon ontstaan zijn maatregelen genomen. 89 Is het advies aan de landsadvocaat mondeling of schriftelijk gevraagd? Is het advies van de landsadvocaat mondeling of schriftelijk gegeven? Er is op verschillende momenten advies van de landsadvocaat gevraagd. Het advies is in een aantal gevallen mondeling gegeven en in een aantal gevallen heeft de landsadvocaat zaken op schrift gesteld. 90 Als er voldoende ruimte is om niet over te gaan tot het doen van aangifte, is er dan sprake van voldoende ruimte om te kunnen spreken van onvoldoende grond voor het doen van aangifte? De passage waarop wordt gedoeld gaat over de vraag of van aangifte kon worden afgezien indien dit, met het oog op de taakuitvoering van de MIVD, noodzakelijk of wenselijk werd geacht. Dit moet dus los worden gezien van de vraag of er voldoende grond is voor het doen van aangifte.

Pagina 20 van 21

Ministerie van Defensie

92 Onderschrijft u alle conclusies? Evenals mijn voorganger herken ik mij in de analyse en de bevindingen van de CTIVD en ik onderschrijf het overnemen van haar aanbevelingen.

Datum Onze referentie BS2010036162

Pagina 21 van 21

---- -- http://www.defensie.nl/_system/handlers/generaldownloadHandler.ashx?filename=/media/reactie%20CTIVD%20op%20commissieverzoek_tcm46-176169.pdf

COMMISSIE VAN TOEZICHT
BETREFFENDE DE INLICHTINGEN- EN VEILIGHEIDSDIENSTEN

Beantwoording vragen Kamercommissie van Defensie betreffende het toezichtsrapport nr. 25 inzake het handelen van de MIVD jegens twee geschorste medewerkers 1. De commissie heeft negen verschillende onderzoeken met de geschorst(e) medewerker(s) beoordeeld. Hoeveel onderzoeken zijn er in verband met de met de geschorst(e) medewerker(s) in totaal geweest? En zijn hiermee alle onderzoeken van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) aan de orde geweest? Het onderzoek door de Commissie heeft betrekking gehad op alle voor het onderzoek relevante handelingen van de MIVD jegens de geschorste medewerkers die in de periode van begin oktober 2006 tot half maart 2010 hebben plaatsgevonden. Is de Commissie bekend met de wijze waarop de informatie waarover in de derde alinea wordt gesproken bij de MIVD binnen is gekomen? Is deze informatie anoniem binnengekomen of via een bekende bron? De informatie die leidde tot het instellen van het eerste contra-inlichtingenonderzoek en het ee rste hernieuwde veiligheidsonderzoek is niet anoniem binnengekomen. Over de inhoud en de bron van de binnengekomen informatie kan de Commissie, vanwege haar plicht tot geheimhouding, niet meer meedelen dan reeds in het toezichtsrapport is vermeld. Is de Commissie bekend wie de binnengekomen informatie beoordeelt op betrouwbaarheid en herkomst? Ja, dat is de Commissie bekend. Het beantwoorden van algemene vragen met betrekking tot het beleid en de werkwijze van de MIVD is aan de minister van Defensie. Is de Commissie bekend wie op basis van de binnengekomen informatie en het gewicht wat daaraan wordt toegekend, kan besluiten tot de relatief zware maatregel van schorsing? Ja, dat is de Commissie bekend. Het beantwoorden van algemene vragen met betrekking tot het beleid en de werkwijze van de MIVD is aan de minister van Defensie. Hoe oordeelt de commissie over de opvatting dat de MIVD op basis van informatie tot een verdenking is gekomen terwijl men in een rechtstaat het adagium hant eert dat iemand onschuldig is tot het tegendeel is bewezen. In hoeverre is het komen tot een verdenking op basis van informatie strijdig met dit uitgangspunt? De Commissie acht de schorsing van deze medewerker niet in strijd met dit beginsel. Het Burgerlijk ambtenaren reglement Defensie (BARD) schept uitdrukkelijk de mogelijkheid om een medewerker te schorsen wanneer het belang van de dienst zulks vordert (artikel 109 lid 2 onder c). Het Algemeen Militair Ambtenaren Reglement (AMAR) bevat een identieke bepaling in artikel 34 lid 2 onder c.

2.

3.

4.

5.

1/35

6.

Deze verdenking vormde, na verder onderzoek, uiteindelijk de aanleiding voor het schorsen van beide medewerkers. Is de Commissie bekend of het nadere onderzoek voldoende bewijs opleverde om over te gaan tot schorsing? Ja, dat is de Commissie bekend. In paragraaf 8.2 van het toezichtsrapport wordt weergegeven waarom de MIVD het noodzakelijk achtte om de twee medewerkers in het belang van de dienst te schorsen. Uit de eerste contra-inlichtingenoperatie kwam informatie voort die leidde tot de verdenking dat de medewerkers voornemens waren een pensioenvoorziening op te bouwen. Is de Commissie bekend tot welke verdenking de eerst binnengekomen informatie leidde? Zie de beantwoording van vraag 2. Naar welk hernieuwde veiligheidsonderzoek verwijst de Commissie, het onderzoek uit 2007 of 2008, waarna de MIVD naar aanleiding van nieuwe meldingen bijzondere bevoegdheden heeft ingezet? De Commissie verwijst naar het hernieuwde veiligheidsonderzoek naar beide medewerkers, gestart in mei 2007. Is de Commissie bekend welke bijzondere bevoegdheden door de MIVD gebruikt zijn en wie de goedkeuring voor het gebruik van deze bijzondere bevoegdheden heeft gegeven? De bedoelde zin van de samenvatting verwijst naar de materie beschreven in paragraaf 9 van het toezichtsrapport. De Commissie kan hierover, vanwege haar plicht tot geheimhouding, niet meer meedelen dan reeds in het toezichtsrapport is vermeld. Wanneer kan men, in het oordeel van de Commissie, spreken van voldoende aanleiding voor het instellen van de twee hernieuwde veiligheidsonderzoeken? Buiten het periodieke hernieuwde veiligheidsonderzoek is de directeur van de MIVD op grond van artikel 9 lid 2 Wvo jo. artikel 3 Mandaatregeling Defensie Wiv 2002 en Wvo bevoegd een hernieuwd veiligheidsonderzoek in te stellen indien hem blijkt van feiten of omstandigheden die dit onderzoek rechtvaardigen. Bij het beoordelen van het gerechtvaardigd zijn van het instellen van het onderzoek dient rekening te worden gehouden met de i nbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de betrokken medewerker die wordt gemaakt door het onderzoek. Naar het oordeel van de Commissie kon de directeur van de MIVD in beide onderzochte gevallen redelijkerwijs besluiten een hernieuwd veiligheidsonderzoek in te stellen. De Commissie verwijst naar subparagraaf 3.1.1 van het toezichtsrapport. Is de Commissie van oordeel dat wanneer het eerste hernieuwde veiligheidsonderzoek met meer gerichtheid en diepgang uitgevoerd zou zijn, een tweede hernieuwd veiligheidsonderzoek achterwege had kunnen blijven? Nee, zoals uit het toezichtsrapport blijkt richtte het tweede hernieuwde veiligheidsonderzoek zich grotendeels op andere materie dan het eerste hernieuwde veiligheidsonderzoek. De Commissie oordeelt dat de MIVD op dat moment niet had mogen beslissen de Verklaring van Geen Bezwaar (VGB) van de betrokkene te handhaven. Is de Commissie bekend waarom dat anders is gegaan? Het is aan de Minister van Defensie om zich uit te spreken over de red enen die aan bepaalde beslissingen van de MIVD ten grondslag hebben gelegen.

7.

8.

9.

10.

11.

12.

2/35

13.

Zijn de ernstige aanwijzingen die de MIVD volgens de Commissie had over de betrokken werknemer afkomstig uit het eigen onderzoek van de MIVD, dat volgens de Commissie met meer gerichtheid en diepgang had moeten worden uitgevoerd? Of zijn deze ernstige aanwijzig afkomstig uit de eerst binnengekomen informatie? Deze aanwijzingen kwamen voort uit de telefoontap die in het kader van het eerste contra-inlichtingenonderzoek was ingezet (zie paragraaf 5.3 toezichtsrapport). De Commissie oordeelt over het tweede hernieuwde veiligheidsonderzoek dat het binnen de wet- en regelgeving is uitgevoerd. Wat is het oordeel van de Commissie over het eerste hernieuwde veiligheidsonderzoek? De Commissie is van oordeel dat het eerste hernieuwde veiligheidsonderzoek slechts ten dele volgens de geldende wet- en regelgeving is uitgevoerd. Zij verwijst hierbij naar haar conclusies in paragraaf 5.4 van het toezichtsrapport. Hoe kan het dat er twee onderzoekscommissie (commissie Borghouts en de CTIVD) tot t wee zulke verschillende conclusies zijn gekomen? Zijn beide Commissie op basis van dezelfde informatie, bronnen en documenten tot de verschillende conclusies gekomen? Welke Commissie heeft de beschikking gehad over het volledige dossier. De Commissie heeft kennis genomen van het volledige rapport van de commissie Borghouts. Voor zover de Commissie bekend heeft zowel de Commissie Borghouts als zijzelf de beschikking gehad over alle relevante documenten. Dit geldt ook voor de Bezwarenadviescommissie Veiligheidsonderzoeken Defensie. De commissie Borghouts heeft op bepaalde punten een andere weging van de betrokken feiten en belangen gehanteerd dan de Commissie. Hierbij gaat het met name om het door één van de geschorste medewerkers achterlaten en vervolgens niet ophalen van staatsgeheime gegevens en het door de andere geschorste medewerker aanhouden van het contact met de persoon uit het criminele circuit. De Commissie is van oordeel dat de door haar gehanteerde weging ten aanzien va n deze punten beter past binnen het kader van de Wet veiligheidsonderzoeken. Ten aanzien van het door één van de geschorste medewerkers delen van operationele informatie met een onbevoegde derde komt de Commissie tot hetzelfde oordeel als de commissie Borghouts aanvankelijk, namelijk dat dit verwijt het intrekken van de VGB van de betrokkene kan dragen. In het eindoordeel van het rapport van de commissie Borghouts komt dit oordeel echter niet terug. Dit is een inconsistentie in het rapport van de commissie Borghouts. De Bezwarenadviescommissie Veiligheidsonderzoeken Defensie volgt het oordeel van de commissie Borghouts ten aanzien van het door één van de geschorste medewerkers aanhouden van het contact met de persoon uit het criminele circuit. Daarbij hanteert de Bezwarenadviescommissie, evenals de commissie Borghouts, een andere weging van de feiten en belangen dan de Commissie. Daarnaast komt de Bezwarenadviescommissie ten aanzien van één van de bestreden besluiten tot het oorde el dat er sprake is van een motiveringsgebrek in het besluit. De Commissie beziet de zaak op dit punt vanuit een andere invalshoek, daar zij beoordeelt of de MIVD op inhoudelijke gronden redelijkerwijs tot zijn oordeel kon komen. De Commissie verwijst naar haar uiteenzetting in paragraaf 8.5 van het toezichtsrapport.

14.

15.

3/35

16.

Kan de Commissie toelichten wat zij verstaat onder 'een aantal'? Is er dan sprake van twee of meer? De Commissie verstaat onder `een aantal' twee of meer gevallen. De Commissie is van oordeel dat de MIVD bij het instellen en uitvoeren van twee contrainlichtingenoperaties onvoldoende de aansluiting met de wettelijke taakstelling voor ogen heeft gehouden. Het betreft de vierde en de zesde contra-inlichtingenoperatie. Ten aanzien van de vierde contra-inlichtingenoperatie heeft dit er mede toe geleid dat het instellen van het tweede onderdeel van de operatie naar het oordeel van de Commissie niet gerechtvaardigd en daarmee onrechtmatig was. Ook de uitvoering van het tweede onderdeel van de operatie, waaronder de inzet van bijzondere bevoegdheden, was onrechtmatig. De Commissie heeft daarbij opgemerkt dat er voor het instellen van een contra-inlichtingenonderzoek en de inzet van bijzondere bevoegdheden mogelijk wel een rechtvaardiging op andere gronden bestond. Deze gronden zijn door d e MIVD echter niet aangedragen. Ten aanzien van de zesde contra-inlichtingenoperatie heeft de Commissie geconstateerd dat de operatie dusdanig beperkt is opgezet dat het onderzoek gekwalificeerd moet worden als ondersteunend aan de taakuitvoering. Een contrainlichtingenoperatie vindt uitsluitend plaats ter uitvoering van de c-taak van de MIVD. Het is bovendien niet toegestaan ter ondersteuning van de taakuitvoering bijzondere bevoegdheden in te zetten, welke inzet dan ook als onrechtmatig is beoordeeld. De Commissie oordeelt dat in een aantal gevallen de MIVD zowel bij de vaststelling van het onderzoeksdoel als bij het uitvoeren van het onderzoek onvoldoende de aansluiting met de wettelijke taakstelling voor ogen heeft gehouden. In hoeveel gevallen is hiervan sprake geweest en op welke onderzoeken heeft dit betrekking? Zie de beantwoording van vraag 16. Wat is het gevolg van de door de Commissie achteraf vastgestelde onrechtmatigheid van die onderzoeken? In hoeverre werkt de onrec htmatigheid van deze onderzoeken door in volgende onderzoeken? In hoeverre mag de onrechtmatig verkregen informatie gebruikt worden in de vervolgonderzoeken? De Commissie heeft de MIVD aanbevolen om alle ten onrechte verwerkte gegevens te verwijderen en te vernietigen ingevolge artikel 43 leden 2 en 3 Wiv 2002. Het is aan de MIVD om aan deze aanbeveling in praktische zin uitvoering te geven. Het is de MIVD in beginsel niet toegestaan de ten onrechte verwerkte gegevens nader te verwerken, waaronder ook het gebruiken van de gegevens in een ander onderzoek valt. De Commissie oordeelt dat de gegevensverwerking van de MIVD in een aantal gevallen niet het doel diende noch relevant waren in het kader van de taakuitvoering. Waarop hadden die voor het doel noch taakuitvoering relevante verzamelde gegevens betrekking? Op personen of zaken? En indien op personen tot welke kring van personen strekken deze gegeven zich uit? De Commissie kan, vanwege haar plicht tot geheimhouding, niet meer mee delen dan reeds in het toezichtsrapport is vermeld. Is het de Commissie bekend of de genoemde gegevens inmiddels zijn vernietigd? Is het naar het oordeel van de Commissie mogelijk deze gegevens zonder enige bijwerkingen te verwijderen? Wat zouden de mogelijke gevolgen van het verwijderen van deze gegevens kunnen zijn? Zie de beantwoording van vraag 18.

17.

18.

19.

20.

4/35

21.

Zijn de door de Commissie gesignaleerde knelpunten een gevolg van de reorganisatie? En als de Commissie spreekt van 'mede', wat is er dan nog meer geweest dat van invloed is geweest op het verloop van het handelen van de MIVD? De Commissie heeft zich in haar onderzoek gericht op de rechtmatigheid van het handelen van de MIVD. De Commissie heeft daarnaast gekeken naar aspecten van de interne organisatie die al dan niet van invloed kunnen zijn geweest op het handelen van de MIVD. In het verlengde daarvan heeft de Commissie gekeken naar maatregelen die door de MIVD intern reeds zijn genomen cq. genomen kunnen worden. De Commissie benadrukt dat zij geen onderzoek heeft verricht naar de algehele interne organisatie van de MIVD noch naar doelmatigheidsaspecten van de bedrijfsvoering van de MIVD. De Commissie heeft evenmin onderzoek verricht naar eventuele gevolgen van de onlangs binnen de MIVD uitgevoerde reorganisatie. Het verzoek van de minister strekte zich hiertoe niet uit. De Commi ssie is van mening dat het handelen van de MIVD en de keuzes die de MIVD daarbij heeft gemaakt grotendeels zijn ingegeven door de goede uitvoering van de wettelijke taken die de MIVD in het belang van de nationale veiligheid zijn toebedeeld. Om een zo compleet mogelijk beeld te vormen dient dit handelen van de MIVD wel bezien te worden in zijn context, waarvan de interne organisatie en de knelpunten die daarin door de Commissie zijn gesignaleerd deel uitmaken. De Commissie verwijst naar paragraaf 11 van het toezichtsrapport. De Commissie heeft de reeds door de MIVD genomen interne maatregelen waar relevant in het toezichtsrapport vermeld. De Commissie heeft er voorts voor gekozen de door haar gesignaleerde knelpunten in de interne organisatie te benoemen teneinde de MIVD handvatten aan te reiken voor aanpassing en verbetering. Het is aan de MIVD om hier, voor zover dat nog niet is gebeurd, op gepaste wijze invulling aan te geven.

22.

De Commissie wijst met name op de, nogal forse knelpunten, als onvoldoende doorlopen van bestaande procedures op het gebied van sturing, begeleiding en het afleggen van verantwoording. Is het de Commissie bekend wat de oorzaak van deze knelpunten is? Zie de beantwoording van vraag 21. Kan de Commissie toelichten wat de 'bepaalde zaken' zijn die 'in mindere mate' van invloed zijn geweest? Zie de beantwoording van vraag 21. Is het de Commissie bekend wie verantwoordelijk is voor de regie? Is bekend wie de verslaglegging en de dossiervorming controleert? Welke afdeling of wie had dit in de opvatting van de Commissie beter moeten doen? De binnen de MIVD geldende procedures op dit terrein zijn de Commissie bekend. De Commissie schrijft in beginsel het handelen van onderdelen van de MIVD toe aan de MIVD als geheel. Hoewel de Commissie oordeelt dat de MIVD in een aantal gevallen niet heeft gehandeld volgens de geldende wet- en regelgeving en niet altijd de juiste keuzes heeft gemaakt, tw ijfelt de Commissie niet aan de integriteit van de MIVD. Welke definitie hanteert de Commissie hier van integer?

23.

24.

25.

5/35

Van Dale omschrijft het begrip `integer' onder meer als eerlijk en oprecht. De Commissie sluit zich hier bij aan. 26. Kan de Commissie toelichten in welke gevallen wel en in welke gevallen niet goed gehandeld is? Voor het antwoord op deze vraag verwijst de Commissie naar de conclusies en aanbevelingen die in het toezichtsrapport zijn opgenomen in paragraaf 10. In hoeverre heeft de CTIVD het rapport van de commissie Borghouts betrokken? En op welke punten en met welke relevantie is dat geweest? Zie de beantwoording van vraag 15. Heeft de CTIVD ook ongevraagd over deze kwestie de minister geadviseerd? Nee. Heeft de Commissie alle voor het onderzoek gehoorde personen onder ede of belofte gehoord? Maakt het daarbij verschil of deze personen bij de MIVD werkzaam zijn danwel waren of maakt dit geen verschil? Ingevolge artikel 75 Wiv 2002 heeft de Commissie de bevoegdheid getuigen te horen na het afleggen van de eed of belofte. De Commissie maakt van deze bevoegdheid gebruik indien zij dit wenselijk acht. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt ten aanzien van de dienstbetrekking van de getuige. In het onderhavige onderzoek zijn geen getuigen onder ede gehoord. Hoeveel van de door de Commissie bij de MIVD werkzame gehoorde personen zijn niet ontslagen van de geheimhoudingsplicht in het kader van dit onderzoek? Heeft de Commissie personen gehoord die niet meer bij de MIVD werkzaam waren maar nog wel geheimhoudingsplicht hadden en niet in het kader van dit onderzoek van die geheimhoudingsplicht zijn ontslagen? De geheimhoudingsplicht van een ambtenaar die betrokken is bij de uitvoering van de Wiv 2002 of van de Wet veiligheidsonderzoeken, waaronder personen die werkzaam zijn bij de MIVD moet worden begrepen, geldt niet ten overstaan van de Commissie (artikel 74 lid 5 juncto artikel 86 lid 2 Wiv 2002). Medewerkers van de MIVD hoeven derhalve niet van hun geheimhoudingsplicht te worden ontheven. Dit ligt anders waar het voormalig medewerkers van de MIVD betreft. Ten behoeve van het onderhavige onderzoek zijn alle door de Commissie gehoorde voormalig medewerkers door de minister van hun geheimhoudingsplicht ontheven. Hoeveel personen heeft de Commissie in totaal gehoord? Hoeveel van de gehoorde personen vallen onder de geheimhoudingsplicht? Hoeveel personen van buiten de MIVD zijn gehoord? De Commissie heeft de naar haar oordeel relevante personen gehoord. Het betreft zowel medewerkers van de MIVD, op verschillende functieniveaus, als personen daarbuiten. Heeft de Commissie toegang gehad tot alle gegevens? Ja. De Commissie verwijst naar paragraaf 2 van het toezichtsrapport. Op basis waarvan komt de Commissie tot de conclusie dat er geen aanwijzigingen zijn om aan de integriteit van de MIVD te twijfelen?

27.

28. 29.

30.

31.

32. 33.

6/35

De Commissie heeft in het onderhavige onderzoek geen aanwijzingen aangetroffen waaruit blijkt dat de MIVD oneerlijk en niet oprecht heeft gehandeld jegens de geschorste medewerkers. Zie tevens de beantwoording van vraag 25. 34. Hoe is het mogelijk dat de Commissie tot een andere conclusie komt dan het oordeel van de commissie Borghouts en het advies van de onafhankelijke Bezwarencommissie Veiligheidsonderzoeken Defensie? Zie de beantwoording van vraag 15. Heeft de Commissie slechts kennis genomen van de verbeteringen binnen de MIVD? De Commissie heeft kennisgenomen van de maatregelen die de MIVD heeft genomen om soortgelijke situaties in de toekomst te voorkomen. Deze maatregelen vormen naar het oordeel van de Commissie een verbetering (zie paragraaf 4.1 en paragraaf 8.4 van het toezichtsrapport). Waarom achtte de Commissie het op dat moment niet opportuun om een rechtmatigheidsonderzoek in te stellen? Gezien de toegenomen werkzaamheden van de Commissie en de beperkte capaciteit van haar staf is de Commissie genoodzaakt prioriteiten te stellen. De Commissie had op dat moment een andere prioriteitstelling en gaf, gelet op haar beperkte capaciteit, voorrang aan de (complexe) onderzoeken waarmee zij reeds was begonnen. Op welke onderdelen verschilt het geheime toezichtsrapport van de openbare versie? Zijn er ook bepaalde feiten en omstandigheden die wel in het geheime toezichtsrapport zijn opgenomen maar niet in het openbare? De Commissie heeft ervoor gekozen naast het openbare toezichtsrapport tevens een geheim toezichtsrapport vast te stellen; dit in plaats van de gebruikelijke geheime bijlage. Het geheime toezichtsrapport is een uitgebreide versie van het openbare toezichtsrapport, waarin ook gegevens als bedoeld in artikel 8 lid 3 Wiv 2002 zijn opgenomen. De Commissie neemt in al haar onderzoeken alle rechtmatigheidsbeoordelingen en aanbevelingen in het openbare toezichtsrapport op. Ook in het onderhavige onderzoek is dit het geval geweest. Welke definit ie hanteert de Commissie van een marginale toetsing? In hoeverre wordt bij een marginale toetsing de proportionaliteit en de subsidiariteit betrokken? De Commissie beoordeelt of de MIVD in de gegeven omstandigheden in redelijkheid tot de gemaakte beoordeling of beslissing had kunnen komen. Belangrijke toetsingscriteria die de Commissie in deze marginale toetsing hanteert, zijn de vereisten van noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit. Welke andere knelpunten heeft de Commissie gesignaleerd? Zie de beantwoording van vraag 21. Welke andere factoren of knelpunten zijn van mede van invloed geweest op het verloop van handelen van de MIVD? Zie de beantwoording van vraag 21. Waarom heeft de Commissie zich niet gericht op de doelmatigheidsaspecten van de bedrijfsvoering van de MIVD? Zie de beantwoording van vraag 21.

35.

36.

37.

38.

39. 40.

41.

7/35

42.

Waarom heeft de Commissie in haar toezichtsrapport geen aparte aanbevelingen opgenomen voor het nemen van specifieke maatregelen door de MIVD? Zie de beantwoording van vraag 21. Kan de Commissie aangeven waarom het haar veel tijd en energie heeft gekost het totale dossier compleet te krijgen? Heeft de Commissie tegenwerking ondervonden? Wie of welke afdeling heeft de Commissie tegengewerkt? Was er sprake van slechte dossieropbouw waardoor het volledige dossier lastig te achterhalen was? De Commissie heeft geen tegenwerking van de MIVD ondervonden bij de uitvoering van haar onderzoek. De Commissie heeft wel herhaaldelijk verzoeken tot aanvullende informatie moeten doen. Dit was onder meer gelegen in de complexiteit en de omvang van het totale dossier. Ingevolge artikel 73 lid 1 wordt de Commissie rechtstreeks toegang verleend tot gegevens van de MIVD en wordt alle overige medewerking verleend. Ook in het onderhavige onderzoek is hier sprake van geweest. De Commissie heeft uiteindel ijk toegang gehad tot alle bij de MIVD aanwezige relevante documenten. Dit blijkt mede uit de verklaringen van bij de onderzoeken betrokken medewerkers van de MIVD. De Commissie heeft herhaaldelijk verzoeken tot aanvullende informatie moeten doen, was de Commissie wel het bevoegde orgaan die informatie op te vragen? Was er hier sprake van tegenwerking? Zie de beantwoording van vraag 43. Kan de Commissie verklaren waarom het onderzoek onnodig vertraging heeft opgelopen? Zie de beantwoording van vraag 43. Waarop baseert de Commissie haar stellige overtuiging dat zij uiteindelijk een zo compleet mogelijk beeld van het dossier heeft gekregen gezien haar ervaringen met de tot stand koming van dat dossier? Zie de beantwoording van vraag 43. Zijn de nieuwe relevatie activiteiten ontplooid door de MIVD door de Commissie bij haar onderzoek betrokken? Welke activiteiten zijn dit? Is het de Commissie bekend waarom de activiteiten van de MIVD lopende een onderzoek niet zijn opgeschort? Ja. Zo als uitgelegd in paragraaf 2 van het toezichtsrapport zijn de nieuwe relevante activiteiten bij het onderzoek van de Commissie betrokken. De activiteiten van de MIVD worden niet opgeschort vanwege een onderzoek van de Commissie. De Commissie is van oordeel dat, wanneer het vanuit de taakstelling van de MIVD noodzakelijk is om activiteiten te ontplooien, dit niet dient te worden opgeschort. Betekent de uitbreiding van het onderzoek door de Commissie dat zij haar onderzoek ook lopende het onderzoek heeft moeten bijstellen? Naar aanleiding van welke informatie of instructie heeft de Commissie dat gedaan? De Commissie toetst achteraf. Gedurende het onderzoek door de Commissie zijn handelingen verricht door de MIVD die verband hielden met de geschorste medewerkers. De door de MIVD verrichte handelingen tot 15 maart 2010 zijn door de Commissie beoordeeld. Dat deze handelingen door de MIVD werden verricht kwam naar voren in de gegevens van de MIVD die de Commissie heeft onderzocht en in de gesprekken die de Commissie met MIVD-medewerkers heeft gevoerd. Heeft de Commissie gedurende het onderzoek ook te maken gehad met nog in dienst zijnde medewerkers die niet ten behoeve van het onderzoek van hun geheimhoudingsplicht zijn 8/35

43.

44.

45. 46.

47.

48.

49.

ontslagen? Wanneer dat het geval is, hoe kan de Commissie dan toch volledig geïnformeerd zijn? Zie de beantwoording van vraag 30. 50. Heeft de Commissie tijdens dit onderzoek geconstateerd dat de gegevensverwerking niet in overeenstemming met de wet is geschied? De Commissie heeft geen aanwijzingen aangetroffen dat de bedoelde gegevensverwerking in de hernieuwde veiligheidsonderzoeken naar de geschorste medewerkers niet binnen de wettelijke kaders is verricht. Heeft de Commissie tijdens het onderzoek geconstateerd dat er tijdens het veiligheidsonderzoek wel gebruik is gemaakt van bijzondere bevoegdheden zoals het aftappen van de telefoon? In welk onderzoek is er gebruik gemaakt van de bijzondere bevoegdheid als het aftappen van de telefoon? De Commissie heeft niet geconstateerd dat de MIVD in het kader van de hernieuwde veiligheidsonderzoeken bijzondere bevoegdheden heeft ingezet. Is het de MIVD volgens de Commissie toegestaan om willekeurig de Centraal Justitieel Documentatiereg ister (CJD) of politieregisters te raadplegen zonder een concrete aanleiding? De Commissie verwijst naar haar uitleg in subparagraaf 3.1.2 van het toezichtsrapport. Is het de Commissie bekend op welke wijze de onder b en c genoemde gegevens bij de AIVD en MIVD terecht komen? Het beantwoorden van algemene vragen met betrekking tot het beleid en de werkwijze van de MIVD is aan de minister van Defensie. Op basis van welke bronnen of door wie worden de door betrokkene verstrekte gegevens aangevuld? Kunnen de aanvullende gegevens afkomstig zijn uit onderzoek naar de verstrekte gegevens? Hoe groot is de kring van personen rondom de betrokkene die meegenomen worden ter aanvulling van de verstrekte gegevens? Het beantwoorden van algemene vragen met betrekking tot het beleid en de werkwijze van de MIVD is aan de minister van Defensie. Is het volgens de Commissie mogelijk om na te gaan of signalen op waarheid berusten zonder onderzoek? Welke waarborgen kent een dergelijk onderzoek naar het waarheidsgehalte van signalen? Dat hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Het is aan de MIVD om te beoordelen of de informatie voldoende gronden oplevert om een hernieuwd veiligheidsonderzoek in te stellen. De Commissie kan deze beoordeling achteraf toetsen. De Commissie impliceert dat het onderzoek zich ook secundair kan toespitsen, waarop spits dat secundaire onderzoek zich dan toe? Nadat men heeft geconcludeerd dat er sprake is van feiten of omstandigheden die het instellen van een hernieuwd veiligheidsonderzoek rechtvaardigen, dient het onderzoek zich te richten op het al dan niet aanwezig zijn van voldoende waarborgen dat de betrokkene onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen (zie subparagraaf 3.1.2 van het toezichtsrapport).

51.

52.

53.

54.

55.

56.

9/35

57.

Wanneer er sprake is van een hernieuwd veiligheidsonderzoek met een positieve uitkomst, kan er dan sprake zijn geweest van een onterecht onderzoek? Is het mogelijk dat een hernieuwd veiligheidsonderzoek op basis onjuiste signalen of controle van die signalen is gestart? Wie is verantwoordelijk voor het controleren van de signalen? Over welke bevoegdheden beschikt men bij het controleren van de signalen? Nee, dit betreft een aparte beoordeling. Het is voor te stellen dat gebleken is van bepaalde feiten of omstandigheden die het instellen van een hernieuwd veiligheidonderzoek rechtvaardigen, terwijl de conclusie van het onderzoek is dat er desondanks voldoende waarborgen zijn dat de betrokkene de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen. Het beantwoorden van algemene vragen met betrekking tot het beleid en de werkwijze van de MIVD is aan de minister van Defensie. Is bij het onderzoek van de Commissie ook de feitelijke juistheid van de gegevens di e aan de veiligheidsonderzoeken ten grondslag lagen onderzocht? De Commissie heeft in haar onderzoek beoordeeld of de MIVD op grond van de verzamelde gegevens redelijkerwijs tot zijn oordeel heeft kunnen komen. Is de Commissie bekend hoe de MIVD zonder concrete aanleiding toch van een potentiële dreiging zou kunnen spreken? De c-taak van de MIVD voorziet in de mogelijkheid om onderzoek te doen naar potentiële dreigingen ten aanzien van de veiligheid en paraatheid van de krijgsmacht. Het uitgangspunt bij een dergelijk onderzoek is hetgeen (in potentie) bedreigd wordt, te weten (een onderdeel van) de krijgsmacht. Voor het verrichten van een dergelijk onderzoek hoeft geen sprake te zijn van een concrete aanleiding. Zo kan de MIVD bijvoorbeeld onderzoek verrichten naar cyber warfare (zie ook het jaarverslag 2009 van de MIVD). De MIVD hoeft voor het verrichten van dergelijk onderzoek geen concrete aanwijzing te hebben van activiteiten die zijn gericht tegen de krijgsmacht. De Commissie stelt dit tegenover de situatie waarbij de MIVD in het kader van de ctaak onderzoek verricht naar activiteiten van concrete personen (of organisaties). Niet het bedreigde vormt hier het uitgangspunt van het onderzoek, maar de bedreiger. In subparagraaf 3.2.1 van het toezichtsrapport zet de Commissie uiteen dat de MIVD een dergelijk onderzoek uitsluitend mag verrichten indien er sprake is van een ernstig vermoeden dat de persoon in kwestie een concrete dreiging vormt voor de veiligheid of paraatheid van de krijgsmacht. Een potentiële dreiging is hier niet voldoende. Is het de opvatting van de Commissie dat het doelcriterium een te enge opvatting van de ctaak van de MIVD is? Nee, de Commissie is van mening dat aan het doelcriterium een zekere mate van objectivering moet worden toegekend. Onder de c-taak kan de MIVD onderzoek verrichten ter voorkoming van activiteiten die ten doel hebben dat schade wordt toegebracht aan de veiligheid of paraatheid van de krijgsmacht. Deze doelgerich theid hoeft naar het oordeel van de Commissie niet in concreto vast te staan. Immers, de MIVD moet ook onderzoek kunnen doen ter voorkoming van activiteiten waarvan (nog) niet duidelijk is of zij zijn gericht op het toebrengen van schade aan de veiligheid of paraatheid van de krijgsmacht maar dit wel tot gevolg (kunnen) hebben. Aan de instelling van een onderzoek door de MIVD dient een gedegen motivering vooraf te gaan.

58.

59.

60.

10/35

61.

Waarom moet het in de visie van de Commissie mogelijk zijn ook onderzoek te doen indien het beoogde gevolg vooraf niet kenbaar is of een ander gevolg is beoogd? Kan de Commissie een voorbeeld geven van een potentiele dreiging zonder concrete aanleiding met een beoogd ander doel? Zie de beantwoording van de vragen 59 en 60. Welke definitie hanteert de Commissie van dat vermoeden? Zie de beantwoording van vraag 60. Van wie of wat is de objectivering van het doelcriterium afkomstig? Kan de Commissie een voorbeeld geven van een van de werkelijke intentie van de persoon of organisatie geabstraheerd doel? Zie de beantwoording van vraag 60. Op basis waarvan constateert de Commissie dat nu geconstateerd is dat de c-taak van de MIVD in wezen alles kan omvatten -namelijk een potentiële dreiging zonder concrete aanleiding geabstraheerd van de werkelijke intentie van de persoon of organisatie die de activiteit ontplooit-? Is dit de eigen mening van de Commissie? Is dit een gevolg van de door de Commissie gehanteerde redenering? Zie de beantwoording van de vragen 59 en 60. Op welke wijze komt summiere kennis in het bezit van de MIVD? Welke definitie hanteert de Commissie van summier? De term `summiere kennis' is ontleend aan de wetsgeschiedenis bij het begrip `ernstig vermoeden' dat op verschillende plaatsen in de Wiv 2002 terugkomt, onder andere bij de verwerking van persoonsgegevens ingevolge artikel 13 lid 2 sub a Wiv 2002. Voor een nadere bespreking van deze terminologie verwijst de Commissie naar paragraaf 3.1 van haar toezichtsrapport nr. 19, Kamerstukken II 2008-09, 29 942, nr. 29 (bijlage), ook beschikbaar op www.ctivd.nl. Wat bedoelt de Commissie wanneer er staat 'in zekere mate'? De vereiste mate is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval. Wat valt onder het schaden van de veiligheid of paraatheid van krijgsmacht in de visie van de Commissie? Het is aan de MIVD om in de praktijk invulling te geven aan de vraag wanneer de veiligheid of paraath eid van de krijgsmacht in het geding is. Het beantwoorden van algemene vragen met betrekking tot het beleid en de werkwijze van de MIVD is aan de minister van Defensie. De Commissie toetst in concrete gevallen of de MIVD in redelijkheid heeft kunnen komen tot een dergelijke beoordeling. Welke persoonsgegevens mag de MIVD onder omstandigheden verwerken bij een onderzoek naar een potentiële dreiging? Hoe groot is de kring van personen wiens gegevens verwerkt mogen worden? Onder welke omstandigheden mag de MIVD deze persoonsgegevens verwerken? Heeft dit in deze kwestie ook gespeeld? De verwerking van persoonsgegevens bij een onderzoek naar een potentiële dreiging mag uitsluitend plaatsvinden bij het verrichten van onderzoek naar een gebied waar de krijgsmacht (mogelijk) activiteiten gaat verrichten en, onder omstandigheden, bij het op verzoek van de minister van Defensie opstellen van analyses van potentiële dreigingen tegen een bij de krijgsmacht werkzaam persoon of een bij de krijg smacht in gebruik zijnd object. Van deze situaties was geen sprake in het onderhavige onderzoek. 11/35

62. 63.

64.

65.

66. 67.

68.

De verwerking van persoonsgegevens ten behoeve van de c-taak van de MIVD vereist dat er sprake is van een ernstig vermoeden dat er gevaar dreigt voor de veiligheid of de paraatheid van de krijgsmacht. Het verwerken van persoonsgegevens in dit kader is aldus slechts toegestaan indien er sprake is van een concrete dreiging. Een potentiële dreiging is daarvoor onvoldoende. De kring van personen wier gegevens verwerkt mogen worden betreft uitsluitend die personen die aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen. De Commissie is van oordeel dat het tweede onderdeel van de vierde contrainlichtingenoperatie onrechtmatig is omdat de MIVD onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de personen waarop de operatie was gericht door hun activiteiten een concrete dreiging vormden voor de veiligheid of paraatheid van de krijgsmacht. De gegevens (waaronder persoonsgegevens) die in dit kader door de MIVD zijn verwerkt, moeten ingevolge artikel 43 lid 2 en 3 worden verwijder d en vernietigd. 69. Kan de Commissie een voorbeeld geven van een potentiële dreiging waarbij het noodzakelijk kan zijn dat persoonsgegevens worden verwerkt? Heeft de Commissie onderzocht of en in hoeverre dit in deze zaak is voorgekomen? Zie de beantwoording van vraag 68. Hoe expliciet dient de opdracht van de minister te zijn wil de Commissie kunnen spreken over een rechtmatige verwerking van persoonsgegevens? Zie de beantwoording van vraag 68. Wie, hoe en wanneer kan de MIVD volgens de Commissie vaststellen dat er voldoende gronden zijn voor het instellen van een contra-inlichtingenonderzoek? Zie de beantwoording van de vragen 59 en 67. Op basis waarvan kan, volgens de Commissie, de MIVD vaststellen dat er voldoende gronden zijn? Zie beantwoording van vraag 68. Bedoelt de Commissie met de zinsnede 'kan de MIVD overgaan tot' dat er enige beslissingruimte is voor de MIVD om niet tot het verzamelen van gegevens over te gaan? Wie controleert de juistheid van de beslissing van de MI VD om al dan niet over te gaan tot het verzamelen van gegevens? Het is aan de MIVD om te beslissen of wordt overgegaan tot het verzamelen van gegevens. De Commissie kan achteraf toetsen of de MIVD in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen. Kan de Commissie toelichten hoe het mogelijk is dat de MIVD kan vaststellen dat er voldoende gronden zijn alvorens de MIVD overgaat tot verzamelen van gegevens? De MIVD kan in het kader van een ander onderzoek informatie tegenkomen die aanleiding geeft voor het starten van een contra-inlichtingenonderzoek. Ook kan er een aanwijzing van buiten de MIVD binnenkomen. Het is aan de MIVD om te beoordelen of de informatie in de gegeven omstandigheden voldoende gronden oplevert om over te gaan tot het verzamelen van gegevens. De Commissie kan deze beoordeling achteraf toetsen. Welke andere gegevens kunnen er verwerkt worden door de MIVD? Het staat de MIVD vrij gegevens te verwerken mits wordt voldaan aan de wettelijke vereisten die aan de g egevensverwerking zijn gesteld. Zo bepaalt artikel 12 lid 2 Wiv

70.

71.

72.

73.

74.

75.

12/35

2002 dat de verwerking van gegevens slechts plaatsvindt voor een bepaald doel en voor zover dat noodzakelijk is voor een goede uitvoering van die wet of de Wet veiligheidsonderzoeken. Artikel 12 lid 3 vult daarbij aan dat de verwerking van gegevens in overeenstemming met de wet en op behoorlijke en zorgvuldige wijze geschiedt. 76. Waaraan kan de gegevensverwerking secundair gerelateerd zijn? De bedoelde zin waarin de term `primair' voorkomt is afkomstig uit de memorie van toelichting op het wetsvoorstel Wiv 2002 (zie voetnoot 38 van het toezichtsrapport). Naast gegevenverwerking gerelateerd aan de uitvoering van de taken en de daaraan gerelateerde beheersfuncties, vinden andere bij of krachtens de Wiv 2002 of de Wvo voorziene verwerkingen plaats, zoals het verstrekken van gegevens in het kader van de uitoefening van het recht op kennisneming. Hoe gaat die zorgverplichting binnen de MIVD in zijn werk? Welke nadere uitwerking heeft dit in de praktijk gekregen? Wat zijn de gevolgen van die nadere uitwerking in de praktijk? Wie controleert of bepaalt of aan de zorgverplichting is voldaan? Het beantwoorden van algemene vragen met betrekking tot het beleid en de werkwijze van de MIVD is aan de minister van Defensie. Heeft de Commissie onderzocht wie in deze zaak als personen en instanties die mogelijk beschikken over relevante gegevens zijn onderzocht door de MIVD? De MIVD kan op basis van artikel 17 Wiv 2002 personen en instanties die mogelijk beschikken over relevante gegevens raadplegen. De Commissie heeft in het onderhavige onderzoek alle onderzoekshandelingen die in het kader van de negen onderzoeken die door de MIVD zijn verricht, beoordeeld. De Commissie kan over deze personen en instanties, vanwege haar plicht tot geheimhouding, niet meer meedelen dan reeds in het toezichtsrapport is vermeld. Welke definitie hanteert de Commissie van 'niet tijdig' verkregen informatie? Wat is naar de mening van de Commissie tijdig? Is die definitie ook afhankelijk van d e snelheid van het onderzoek? In dit onderzoek is er sprake van veel en langdurige onderzoeken, is er dan ook sprake van een langere termijn alvorens men kan spreken van 'niet tijdig'? De beoordeling of informatie `tijdig' kan worden verkregen via open bronnen of door raadpleging van niet-openbare gegevensbestanden hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Deze beoordeling omvat mede de vraag welke tijdsdruk er bestaat om de gegevens te verzamelen. Het is aan de MIVD om deze beoordeling te maken. De Commissie kan dit achteraf toetsen. Wie beoordeelt de noodzaak van het vastleggen van gegevens? Wie stelt die noodzaak vast? Wie controleert dat en is die controle vooraf of achteraf? De MIVD beoordeelt of er sprake is van de noodzaak om gegevens te verwerken. Het beantwoorden van algemene vragen met betrekking tot het beleid en de werkwijze van de MIVD is aan de minister van Defensie. De Commissie kan achteraf toetsen of de MIVD in redelijkheid tot zijn beoordeling heeft kunnen komen. Wie bepaalt wanneer het doel van de inzet van de bijzondere bevoegdheid is bereikt? Wanneer bepaalt men dat? Hoe kan men het precieze tijdstip vaststellen? Kan dat mogelijk ook achteraf worden vastgesteld? Voorafgaande aan de inzet van een bijzondere bevoegdheid dient de MIVD aan te geven wat het doel is van die inzet. De MIVD bepaalt zelf of en wanneer dit doel is

77.

78.

79.

80.

81.

13/35

bereikt. Het beantwoorden van algemene vragen met betrekking tot het beleid en de werkwijze van de MIVD is aan de minister van Defensie. De Commissie kan achteraf toetsen of de MIVD in redelijkheid tot zijn beoordeling heeft kunnen komen. Bij de inzet van bepaalde bijzondere bevoegdheden (bijvoorbeeld bij een telefoontap) is de toestemming van de minister van Defensie en instemming van de minister van BZK vereist voor het verlengen van de inzet van de bijzondere bevoegdheid. De MIVD dient in het verzoek om toestemming voor verlenging aan te geven waarom het noodzakelijk en proportioneel wordt geacht om de bijzondere bevoegdheid te blijven uitoefenen. 82. Het gebruik van het middel (de bijzondere bevoegdheid) draagt bij aan het bereiken van het doel. Betekent dit dat het niet essentieel hoeft te zijn voor het bereiken van het doel? Dat het middel moet bijdragen aan het doel vloeit voort uit artikel 12 lid 2 Wiv 2002, waarin onder meer is bepaald dat gegevensverwerking slechts plaa tsvindt voor een bepaald doel. Wanneer het duidelijk is dat de inzet van de bevoegdheid niet (meer) bijdraagt of bij kan dragen aan het doel, dan mag de bevoegdheid niet (langer) ingezet worden. Dit is een element van het noodzakelijkheidsvereiste. Hoe kan de bijdrage van het middel aan het onderzoek worden vastgesteld? Hoe valt de daadwerkelijke bijdrage van het middel aan het onderzoek te meten? Is het mogelijk dat de bijdrage van het middel voor het onderzoek alleen maar achteraf vastgesteld kan worden? Het beantwoorden van algemene vragen met betrekking tot het beleid en de werkwijze van de MIVD is aan de minister van Defensie. Is het meer specifiek de c-taak of slechts in het kader van de c-taak? Kennelijk wordt gedoeld op de zin: "Wanneer is vastgesteld dat de inzet van een bijzondere bevoegdheid noodzakelijk is in het kader van de taakuitvoering van de MIVD, meer specifiek de c-taak, moet bij de keuze van de bevoegdheid worden voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit." Contrainlichtingenonderzoeken, het onderwerp van paragraaf 3.2, worden uitgevoerd op grond van de c-taak van de MIVD. Uit artikel 18 Wiv 2002 blijkt dat de MIVD bijzondere bevoegdheden ook mag inzetten in het kader van zijn a-taak en e-taak. Moet de motivering voor de inzet van de bijzondere bevoegdheid voor het daadwerkelijk inzetten van de bijzondere bevoegdheid opgesteld zijn? Wie beoordeelt of die motivering voldoende duidelijk is op het punt van proportionaliteit en subsidiariteit? De inzet van een bijzondere bevoegdheid moet vooraf worden gemotiveerd aan de hand van de vereisten van noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit. Het beantwoorden van algemene vragen met betrekking tot het beleid en de werkwijze van de MIVD is aan de minister van Defensie. De Commissie kan achteraf toetsen of de motivering voldoet aan de daaraan gestelde wettelijke vereisten. Van wie was de informatie afkomstig die betrekking had op het contact tussen de medewerker van de MIVD en een persoon uit het criminele circuit? Zie de beantwoording van vraag 2. Is de mogelijkheid overwogen dat het contact tussen de medewerker van de MIVD en een persoon uit het criminele circuit voortkwam uit het werk van de betrokken medewerker? Is deze mogelijkheid meegenomen in dit onderzoek?

83.

84.

85.

86.

87.

14/35

Deze mogelijkheid is overwogen. Er was geen enkele aanwijzing dat het bedoelde contact werkgerelateerd was. 88. Door wie werd bepaald dat deze persoon een concrete dreiging vormde voor de veiligheid of paraatheid van de krijgsmacht? Kan de Commissie toelichten waarom er een ernstig vermoeden bestond dat deze persoon een concrete dreiging vormde voor de veiligheid of paraatheid van de krijgsmacht? Dit werd door de MIVD bepaald. Over de aanleiding voor het onderzoek kan de Commissie, vanwege haar plicht tot geheimhouding, niet meer meedelen dan reeds in paragraaf 4.1 van het toezichtsrapport is vermeld. Waarom heeft de Commissie niet kunnen vaststellen wat de inhoud van de melding was? De Commissie heeft niet precies kunnen vaststellen wat de inhoud van de melding was, omdat de melding niet schriftelijk is vastgelegd en de verklaringen die ten overstaan van de Commissie zijn afgelegd over dit onderwerp niet met elkaar overeenkomen. Wel is de Commissie bekend met de strekking van de melding. Hoe komt de Commissie tot het oordeel dat er sprake zou zijn van een ernstig vermoeden dat deze persoon een concrete dreiging vormde voor de veiligheid of paraatheid van de krijgsmacht als de Commissie niets wist over de aard van het contact en over de persoon uit het criminele circuit? In paragraaf 4.1 van het toezichtsrapport bespreekt de Commissie wat zij heeft kunnen vaststellen ten aanzien van de informatie waar men binnen de MIVD over beschikte voorafgaand aan het binnenkomen van de informatie in oktober 2006. De binnengekomen informatie rechtvaardigde het instellen van het hernieuwde veiligheidsonderzoek. Hoe beoordeelt de Commissie het gegeven dat er geen stappen zijn genomen naar aanleiding van de melding? De Commissie is van oordeel dat de melding eerder aanleiding had moeten vormen voor enigerlei onderzoek door de MIVD (zie paragraaf 4.1 van het toezichtsrapport). Kan de Commissie toelichten of het feit dat de leidinggevende geen reden zag om onderzoek in te s tellen een aanwijzing zou kunnen zijn dat het contact werkgerelateerd zou kunnen zijn? Zie de beantwoording van vraag 87. Is de Commissie van mening dat zij volledig is geïnformeerd over de inhoud van het contact en daarmee dus een correcte constatering heeft kunnen maken? Ja. De Commissie beschikte over voldoende informatie om het handelen van de MIVD te beoordelen. Is het onderhouden van contact met iemand uit het criminele circuit per definitie een reden om een veiligheidsonderzoek in te stellen? Dit dient per geval te worden beoordeeld, rekeninghoudend met de aard van de vertrouwensfunctie van de betrokkene en de informatie met betrekking tot het contact. Kan geconcludeerd worden dat in dit specifieke geval de leidinggevende het niet aangewezen achtte om de kwestie te bespreken in de lijn? Wat is het oordeel van de Commissie op het gegeven dat de leidinggevende dit niet heeft gedaan? De informatie die de Commissie tot haar beschikking heeft geeft te weinig uitsluitsel om een c onclusie te trekken ten aanzien van de reden dat binnen de afdeling geen 15/35

89.

90.

91.

92.

93.

94.

95.

actie is ondernomen naar aanleiding van de melding. Voor de verdere beantwoording van vraag 95 verwijst de Commissie naar paragraaf 4.1 van het toezichtsrapport. 96. Wat is het oordeel van de Commissie over het gegeven dat de leidinggevenden blijkbaar geen veiligheidsrisico zagen in het contact dat de betrokkene had met iemand uit het criminele circuit? Zie de beantwoording van vraag 95. Is het volgens de Commissie gebruikelijk dat de security and integrity officer een dubbele functie heeft, namelijk zowel als vertrouwenspersoon als de initiator van het onderzoek? Het beantwoorden van algemene vragen met betrekking tot het beleid en de werkwijze van de MIVD is aan de minister van Defensie. Kan de Commissie toelichten of met de verduidelijking in het beleid voor leidinggevenden op het gebied van veiligheidsrelevante zaken betreffende medewerkers nu ook de veiligheid vergroot zal worden? Het beantwoorden van algemene vragen met betrekking tot het beleid en de werkwijze van de MIVD is aan de minister van Defensie. Kan de Commissie een aantal voorbeelden geven van veranderingen in de persoonlijke omstandigheden waar medewerkers van de MIVD in het kader van de OBA melding van moeten maken? Het beantwoorden van algemene vragen met betrekking tot het beleid en de werkwijze van de MIVD is aan de minister van Defensie. Welke elementen uit de informatie die in oktober 2006 was binnengekomen was volgens de Commissie nieuw? Welke bronnen lagen ten grondslag aan deze informatie? Zie de beantwoording van vraag 2. Kan de Commissie toelichten of een zorgelijk beeld hetzelfde is als een ernstig vermoeden dat iemand een concrete dreiging vormt voor de veiligheid of paraatheid van de krijgsmacht? Het genoemde zorgelijke beeld leidde, in combinatie met de functie van de betrokkene, tot een ernstig vermoeden dat de betrokkene door zijn activiteiten een concrete dreiging vormde voor de veiligheid of paraatheid van de krijgsmacht. De Commissie is van oordeel dat de informatie w aarover de MIVD beschikte in oktober 2006 een gerechtvaardigde aanleiding gaf tot het instellen van een contra-inlichtingenonderzoek. Waaruit bestond deze informatie? Zie de beantwoording van vraag 2. Heeft de MIVD zelfstandig vastgesteld of de activiteiten van de betrokkene een bedreiging vormde voor de veiligheid of paraatheid van de krijgsmacht? Ja. De Commissie merkt op dat het onderzoek op 1 november 2006 reeds een aanvang had genomen. Is het toegestaan om een onderzoek te starten alvorens er een plan van aanpak ligt? Het opstellen van een plan van aanpak met daarin het doel van het onderzoek is geen wettelijk vereiste. De Wiv 2002 schrijft voor dat de verwerking van gegevens op behoorlijke en zorgvuldige wijze geschiedt, maar laat het aan de diensten om hier invulling aan te geven. De Commissie is van oordeel dat het de zorgvuldigheid van het onderzoek, alsmede de interne en externe controle, ten goede komt indien een 16/35

97.

98.

99.

100.

101.

102.

103.

104.

plan van aanpak wordt opgesteld waarin onder meer het doel van het onderzoek wordt beschreven. 105. Was voorafgaand aan het onderzoek het doel bekend? Uit de verklaringen van de betrokken medewerkers is het de Commissie gebleken dat het doel voorafgaand aan het onderzoek bekend was. Ten behoeve van de interne en externe controle heeft het de voorkeur van de Commissie dat het onderzoeksdoel schriftelijk wordt vastgelegd. Is het schriftelijk vastleggen van het onderzoeksdoel geen wettelijke verplichting? Zie de beantwoording van vraag 104. Kan de Commissie toelichten hoe zonder motivering de inzet kan worden beoordeeld op noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit? De MIVD kan gevraagd worden een mondelinge toelichting te geven op een bepaalde inzet van de bijzondere bevoegdheid ex artikel 28 of 29 Wiv 2002. Het verdient echter aanbeveling de motivering ten behoeve van de interne en de externe controle schriftelijk vast te leggen. De Commissie merkt op dat de problematie k omtrent de motivering van een verzoek terugkomt in het onderhavige toezichtsrapport. Kan hieruit geconcludeerd worden dat het de normale gang van zaken is dat gegevens zonder motivering of toestemming mogen worden opgevraagd? Geconcludeerd kan worden dat het ten tijde van de genoemde onderzoeken van de MIVD nog geen onderdeel was van de interne procedure om de motivering voor het opvragen van telefonieverkeersgegevens en/of abonneegegevens schriftelijk vast te leggen. De Commissie trekt niet de conclusie dat de benodigde toestemming niet aanwezig was of dat de inzet van deze bijzondere bevoegdheden intern niet mondeling werd gemotiveerd. Hoe uniek en niet uit een andere bron te verkrijgen is de informatie die de geplaatste telefoontap zou moeten opleveren, nu de medewerker deze contacten al had gemeld bij zijn direct leidinggevende? De MIVD kon redelijkerwijs oordelen dat het noodzakelijk was een telefoontap te plaatsen teneinde zicht te krijgen op de aard van het contact (zie p aragraaf 4.2 van het toezichtsrapport). Hoe oordeelt de Commissie over het gegeven dat het document waaruit de instemming blijkt van de minister van BZK voor de inzet van een telefoontap, dateert van een aantal dagen nadat de tap daadwerkelijk was ingezet? Is dit een gangbare handelswijze? De Commissie acht het niet onrechtmatig dat er in bepaalde spoedeisende gevallen wordt gehandeld op basis van de mondelinge (telefonisch doorgegeven) instemming van de minister van BZK. De schriftelijke bevestiging van deze instemming dient echter wel melding te maken van het eerdere mondelinge bericht. Hoe oordeelt de Commissie over de schorsing van de betrokken medewerker op 23 oktober 2006, dus voor de officiële aanvangsdatum van het onderzoek? De MIVD achtte het in het belang van de dienst noodzakelijk om de medewerker te schorsen en baseert de schorsing daarmee op artikel 109 lid 2 onder c van het BARD. De Commissie acht de beslissing van de MIVD in de gegeven omstandigheden redelijk (zie p aragraaf 5.1 van het toezichtsrapport).

106.

107.

108.

109.

110.

111.

17/35

112.

Op basis waarvan hield de MIVD er rekening mee dat er in een (hernieuwd) veiligheidsonderzoek geen bijzondere bevoegdheden mogen worden ingezet? Is het wel mogelijk zonder juridische basis of aanleiding de gegevens van de telefoontap op te slaan? Zouden deze bewaarde gegevens wel gebruikt mogen worden bij een (hernieuwd) veiligheidsonderzoek waarbij geen bijzondere bevoegdheden mogen worden ingezet? Op basis waarvan mogen deze bewaarde gegevens dan alsnog gebruikt worden? Heeft de Commissie hier duidelijkheid over verkregen? Uit artikel 18 Wiv 2002 blijkt dat in een (hernieuwd) veiligheidsonderzoek geen bijzondere bevoegdheden mogen worden ingezet. Voor het inzetten van bijzondere bevoegdheden was er wel degelijk een juridische basis, zoals blijkt uit paragraaf 4.2 van het toezichtsrapport. Voor de overige beantwoording van deze vraag verwijst de Commissie naar paragraaf 4.2 van het toezichtsrapport. De wettelijke basis voor de telefoontap is gelegen in het contra-inlichtingenonde rzoek, zijn de bewaarde telefoongegevens verder niet meer gebruikt voor het contra-inlichtingenonderzoek? Was doel waarvoor gebruik werd gemaakt van de bijzondere bevoegdheden in het kader van het contra-inlichtingenonderzoek inmiddels bereikt? De bewaarde gegevens zijn gebruikt voor het contra-inlichtingenonderzoek. Dit onderzoek was nog niet afgerond op het moment dat men overging tot het uitluisteren van de gesprekken. Mag de MIVD wel ná een beslissing over een hernieuwd veiligheidsonderzoek, ook zonder wettelijke basis, kennis nemen van de bewaarde telefoongegevens? De wettelijke basis voor het kennisnemen van de bewaarde gegevens was niet gelegen in het hernieuwde veiligheidsonderzoek, maar in het contrainlichtingenonderzoek. Het gebruik van deze gegevens in een hernieuwd veiligheidsonderzoek is toegestaan, mits er (binnen een ander onderzoek) een wettelijke basis is voor het verzamelen van gegevens door middel van bijzondere bevoegdheden. Hoe kan de Commissie verklaren dat d ezelfde mensen die de informatie van de telefoontap kregen in de hoedanigheid van medewerkers bij het contra-inlichtingenonderzoek deze informatie niet kregen in de hoedanigheid van medewerkers bij het hernieuwde veiligheidonderzoek terwijl deze beide onderzoeken door dezelfde afdeling onder hetzelfde hoofd plaatsvonden? De genoemde afdeling bestaat uit meerdere bureaus. De twee onderzoeken waren bij verschillende bureaus ondergebracht waardoor de onderzoeken door verschillende medewerkers werden uitgevoerd. De onderzoeken kwamen alleen samen bij het hoofd van de afdeling. Daarnaast is een medewerker die betrokken was bij het hernieuwde veiligheidsonderzoek in de afrondende fase van het contrainlichtingenonderzoek ingeschakeld om bepaalde informatie verkregen uit de telefoontap op papier te zetten. Het is de Commissie gebleken dat deze medewerker niet verantwoordelijk was voor de eindbeoordeling van het hernieuwde veiligheidsonderzoek en dat het hernieuwde veiligheidsonderzoek bov endien op dat moment waarschijnlijk al was afgerond (zie paragraaf 5.3 van het toezichtsrapport). De Commissie heeft het op pagina 13 over de inzet van een bijzondere bevoegdheid. Deze dient onmiddellijk te worden gestaakt indien het doel waartoe de bevoegdheid is uitgeoefend is bereikt. Voorafgaande aan de inzet van een bijzondere bevoegdheid moet de MIVD een doel hebben waarvoor het middel wordt ingezet en de verwachting bestaan dat het middel bijdraagt

113.

114.

115.

116.

18/35

aan het bereiken van dat doel. Heeft de Commissie onderzocht of het doel voor het gebruik van de opgeslagen gegevens vooraf gemotiveerd door de MIVD is omschreven? Het doel van de inzet van de telefoontap is door de MIVD omschreven in het verzoek om toestemming van de minister van Defensie voor de inzet van de bijzondere bevoegdheid. 117. Op basis waarvan concludeert de Commissie dat de opgeslagen telefoongegevens rechtmatig zijn verkregen als voor de rechtmatigheid van die gegevens noodzakelijk is dat deze slechts verzameld mogen worden tot het moment waarop doel waarvoor het middel is ingezet bereikt is, wanneer de gegevens afkomstig uit de telefoontap -het middel- niet meer beluisterd zijn? Wanneer de telefoontap doorloopt nadat het doel waarvoor het middel gebruikt wordt bereikt is, zijn de verkregen gegevens van de telefoontap dan onrechtmatig verkregen? In de gegeven omstandigheden is de Commissie van oordeel dat er voldoende aanleiding was om de telefoontap ook onbeluister d enige tijd door te laten lopen. Het is inderdaad onrechtmatig om de telefoontap te laten doorlopen nadat gebleken is dat het doel van de inzet is bereikt. In het onderhavige geval was dat niet gebleken. Wat wordt door de Commissie bedoeld met het niet leidend worden van de behoefte die wordt gevoeld in het hernieuwde veiligheidsonderzoek? De behoefte om onderzoek te verrichten naar de feiten of omstandigheden die de aanleiding hebben gevormd voor het hernieuwde veiligheidsonderzoek of die in de loop van het hernieuwde veiligheidsonderzoek naar voren zijn gekomen, mag niet de grondslag vormen voor het verzamelen van gegevens door middel van bijzondere bevoegdheden in een ander onderzoek. Welke eigenstandige grond lag ten grondslag aan het gebruik van de gegevens van de telefoontap? Is hierbij vooraf gemotiveerd omschreven voor welk doel deze gegevens afkomstig van het gebruik van een bijzondere bevoegdheid gebruikt zouden worden? De eigenstandige grond was in het onderhavige geva l gelegen in de dreiging die mogelijk richting de veiligheid en paraatheid uitging van de contacten van de betrokken medewerker in het criminele circuit. Dit blijkt uit het schriftelijk gemotiveerde verzoek om toestemming voor de inzet van de bijzondere bevoegdheid (zie paragraaf 4.2 van het toezichtsrapport). Op pagina 12 schrijft de Commissie dat de MIVD voorafgaande aan de inzet van een bijzondere bevoegdheid een doel dient te hebben waarvoor het middel wordt ingezet en dat de verwachting dient te bestaan dat de opbrengst van de inzet van het middel bijdraagt aan het bereiken van dat doel. Waarom spreekt de Commissie hier over een keuze van de MIVD? De keuze waarnaar wordt verwezen is de keuze van de MIVD om gedurende de looptijd van het hernieuwde veiligheidsonderzoek geen kennis te nemen van de opgenomen telefoongesprekken. Hoe kan de Commissie zonder dat het uit de documentatie blijkt het aannemelijk achten dat aan de vereisten voor proportionaliteit en subsidiariteit is vol daan? De Commissie acht het op basis van de beschikbare gegevens en verklaringen van betrokken medewerkers aannemelijk dat aan deze vereisten was voldaan. Op welke wijze bevreemdt het de Commissie? Is het zorgvuldig documenteren van de conclusies die naar aanleiding van de bevindingen worden getrokken geen wettelijk voorschrift? De wet schrijft voor dat de verwerking van gegevens op behoorlijke en zorgvuldige wijze geschiedt. Voor de inzet van bijzondere bevoegdheden geldt als aanvullend 19/35

118.

119.

120.

121.

122.

wettelijk voorschrift dat van deze inzet een schriftelijk verslag wordt gemaakt. Daar de MIVD een schriftelijk verslag heeft gemaakt van de opbrengst van de telefoontap en daarnaast een document heeft opgesteld met daarin de bevindingen naar aanleiding van dit verslag, is naar het oordeel van de Commissie aan de wettelijke vereisten voldaan. 123. Wanneer de opsomming van bevindingen geen inzicht biedt in de conclusies die de MIVD aan deze bevindingen heeft verbonden hoe kan de Commissie dan oordelen over de handelwijze? De Commissie heeft deze beoordeling gemaakt op basis van de gedocumenteerde bevindingen en de verklaringen van de betrokken medewerkers betreffende de conclusies van het onderzoek. Is er wanneer er sprake is van een vermoeden voldaan aan de eis dat er sprake moet zijn van een concrete of potentiele dreiging zonder/ met concrete aanleiding met een beoogd (ander) doel waarmee de veiligheid of de paraatheid van de krijgsmacht in gevaar is? Wanneer het gaat om een ern stig vermoeden dat de betrokkene door zijn activiteiten een concrete dreiging vormt voor de veiligheid of paraatheid van de krijgsmacht, dan is er een rechtmatige basis voor het instellen van een contra-inlichtingenonderzoek gericht op een persoon. Zoals aangegeven in paragraaf 6.1 van het toezichtsrapport is de Commissie van oordeel dat in het onderhavige geval aan dit vereiste was voldaan. De MIVD heeft in een dergelijk geval een wettelijke taak om onderzoek te verrichten ingevolge artikel 7 lid 2 onder c Wiv 2002. Hoe kwalificeert de Commissie de bijvangst? Als een concrete of potentiele dreiging zonder/ met concrete aanleiding met een beoogd (ander) doel waarmee de veiligheid of de paraatheid van de krijgsmacht in gevaar is? Zie de beantwoording van vraag 124. Waarom is naar het oordeel van de Commissie de MIVD de aangewezen instantie deze bijvangst, het vermoeden te onderzoeken? Waarom is het niet een taak voor politie of justitie een dergelijk vermoeden te onderzoeken? De bi jvangst betreft op eerste plaats toch een financieel delict? In welk kader van de taakuitvoering van de MIVD is dat relevant? Zie de beantwoording vraag 124. Is de Commissie bekend in hoeverre de MIVD de onrechtmatig verwerkte gegevens heeft bewaard? Is het de Commissie bekend of de MIVD de onrechtmatig verwerkte gegevens heeft gebruikt? De MIVD heeft de gegevens in ieder geval tot aan het onderhavige onderzoek van de Commissie bewaard. De Commissie beschikt niet over aanwijzingen dat de MIVD de in paragraaf 4.3 bedoelde gegevens voor een bepaald doel heeft aangewend. Waarop baseert de Commissie haar oordeel dat de leidinggevenden van de betrokken medewerker die op de hoogte was/waren van het contact met een persoon uit het criminele circuit enigerlei actie had kunnen en moeten ondernemen? De leidinggevenden kwam op basis van dezelfde informatie tot een ander oordeel. Is het mogelijk dat de Commissie niet geheel op de hoogte was van de volledige taak van de betrokken medewerker? Z ie de beantwoording van vraag 95. De Commissie acht het uitgesloten dat zij niet geheel op de hoogte was van de volledige taak van de betrokkene medewerker. Het valt de Commissie op dat nergens is vastgelegd welke conclusies de MIVD naar aanleiding van de verzamelde informatie heeft getrokken. Ontbreekt daarmee niet het belangrijkste doel van het doen van een onderzoek? 20/35

124.

125.

126.

127.

128.

129.

Het feit dat de conclusies niet schriftelijk zijn vastgelegd, wil niet zeggen dat er geen conclusies waren en/of dat het onderzoek geen doel had. De Commissie verwijst naar de beantwoording van de vragen 122 en 123. 130. Op maandag 23 oktober 2006 werd de betrokken medewerker met onmiddellijke ingang geschorst door informatie die de MIVD 'bekend was geworden'. Was deze informatie afkomstig van de direct leidinggevende? Het ging om informatie die bij de MIVD was binnengekomen, derhalve niet afkomstig van de direct-leidinggevende (zie paragraaf 5.1 van het toezichtsrapport). Kan de Commissie toelichten of er voor de MIVD ooit een reden geweest is om te twijfelen aan de integriteit van de direct leidinggevende? De Commissie heeft geen aanwijzingen dat er voor de MIVD reden was om te twijfelen aan de integriteit van de direct-leidinggevende. Is het een gangbare handelswijze om de betrokkene op de hoogte te stellen indien er sprake is van een schorsing van de betrokkene? Het beantwoor den van algemene vragen met betrekking tot het beleid en de werkwijze van de MIVD is aan de minister van Defensie. Op pagina 6 wordt gesproken over het gegeven dat wanneer de feiten en omstandigheden voor het instellen van een hernieuwd veiligheidsonderzoek niet algemeen bekend zijn de betrokkene soms niet op de hoogte wordt gesteld. De reden die hiervoor genoemd is dat het onderzoek eventueel negatief beïnvloed zou kunnen worden. Wat was volgens de Commissie de afweging om deze betrokken medewerker juist wel op de hoogte te stellen? Zie paragraaf 5.1 van het toezichtsrapport. Op basis waarvan is de aanname gebaseerd dat de betrokkene schade zou kunnen aanrichten aan de dienst? Deze aanname was gebaseerd op de binnengekomen informatie over het contact tussen de betrokken medewerker en de persoon uit het criminele circuit. Over deze informatie kan de Commissie, vanwege haar plicht tot geheimhouding, niet meer meedelen dan reeds in het toezichtsrapport is vermeld. Hoe oordeelt de Co mmissie over het gegeven dat er slechts aan de oppervlakte bepaalde elementen werden meegewogen in het hernieuwde veiligheidsonderzoek? Zoals in paragraaf 5.4 is aangegeven, acht de Commissie dit onbegrijpelijk, gezien de aard van de verdenking en het feit dat deze verdenking tot de schorsing van de desbetreffende medewerker had geleid. Dit houdt niet in dat een rechtmatige grond voor het instellen van het hernieuwde veiligheidsonderzoek ontbrak. De Commissie is van oordeel dat het onderzoek rechtmatig is ingesteld. Hoe oordeelt de Commissie over het gegeven dat volgens de MIVD nieuwe elementen van wezenlijk belang zijn wil men overgaan tot een hernieuwd veiligheidsonderzoek, maar men in het kader van dit onderzoek deze eis heeft losgelaten? De binnengekomen informatie bevatte wel elementen die voor de MIVD nieuw waren. De Commissie verwijst naar paragraaf 4.1 van het toezichtsrapport. Bij welke inlichtingenoperaties was de directeur van de MIVD betrokken en bij welke inlichtingen operaties was de plaatsvervangend directeur van de MIVD betrokken?

131.

132.

133.

134.

135.

136.

137.

21/35

De Commissie is bekend met de taakverdeling in het kader van de onderhavige onderzoeken. De Commissie schrijft in beginsel het handelen van onderdelen van de MIVD toe aan de MIVD als geheel. 138. Is er een verklaring voor het gegeven dat de betrokken medewerker het contact met de persoon uit het criminele circuit tot het uiterste zou marginaliseren? De betrokken medewerker heeft in het gesprek met de directeur en de plaatsvervangend directeur van de MIVD aangegeven dat hij dit contact tot het uiterste zou marginaliseren. Dit werd noodzakelijk geacht vanwege de dreiging die van dit contact uitging. Kan de Commissie toelichten waarom bij de eindbeoordeling afgeweken is van de normale gang van het zaken? Het onderzoek van de Commissie heeft op dit punt geen uitsluitsel kunnen bieden. Kan de Commissie toelichten of het bureauhoofd wel bevoegd was om een intern memorandum op te stellen? Het beantwoorden van algemene vragen met betrekking tot het beleid en de werkwijze van de MIVD is a an de minister van Defensie. Hoe beoordeelt de Commissie het gegeven dat voor het eventueel oneigenlijk gebruik van bevoegdheden en financiële middelen van de MIVD er niet gekozen is voor een justitieel onderzoek? Zie de beantwoording van vraag 124. De Commissie acht het merkwaardig dat de functionaris een intern memorandum heeft mogen opstellen met het oog op de moeite die de MIVD zicht heeft getroost om ervoor te zorgen dat er geen vermenging zou optreden van de contra-inlichtingenoperatie en het vernieuwde veiligheidsonderzoek. Hoe oordeelt de Commissie over het gegeven dat dezelfde persoon betrokken is geweest bij beide onderzoeken? Zie de beantwoording van vraag 115. Wat is het oordeel van de Commissie over het gegeven dat een beoordeling van de informatie die in het hernieuwde veiligheidsonderzoek is verzameld volledig ontbreekt in dit dossier? De Commissie is van oordeel dat dit van onzorgvuldigheid getuigt. Daarnaast wordt hierdoor de controle bemoeilijkt. De Commissie is van oordeel dat het ontbreken van een schriftelijke motivering voor het instellen van een onderzoek van onzorgvuldigheid getuigt. Is met het ontbreken van een schriftelijke motivering achteraf controle op de juistheid wel mogelijk? Wanneer wordt iets wel schriftelijke vastgelegd? Zie de beantwoording van vraag 143. Uit het onderzoek van de Commissie is gebleken dat de MIVD van oordeel was dat het hernieuwde veiligheidsonderzoek niet voldoende aanwijzingen had opgeleverd om een intrekking van een VGB te onderbouwen. Is duidelijk waarom de MIVD toch reden tot twijfelen had? Is het hernieuwde veiligheidsonderzoek volledig geweest? De MIVD heeft kennelijk niet voldoende aanleiding gezien om het hernieuwde veiligheidsonderzoek voort te zetten. Voor de verdere beantwoording van deze vraag verwijst de Commissie naar het antwoord op vraag 14.

139.

140.

141.

142.

143.

144.

145.

22/35

146.

Welke dreiging ging er van de betrokken medewerker uit dat men vanwege zijn handelen een risico voor de nationale veiligheid aanwezig achtte? Hierover kan de Commissie, vanwege haar plicht tot geheimhouding, niet meer meedelen dan reeds in het toezichtsrapport is vermeld. Kan de Commissie aangeven waarom de MIVD heeft gewacht met het kennisnemen van deze informatie totdat het hernieuwde veiligheidsonderzoek (nagenoeg) was afgerond? Zie paragraaf 4.2 van het toezichtsrapport. De Commissie constateert dat de aanwijzingen die een rechtvaardiging vormden voor het instellen van een hernieuwd veiligheidsonderzoek, in de uitvoering van het hernieuwde veiligheidsonderzoek in beperkte mate aan bod kwamen. Welke gevolgen heeft deze constatering? Kan de Commissie toelichten of daarmee de grond van het onderzoek, juist ingegeven door deze elementen, in dit geval rechtvaardig was? Zie de beantwoording van vraag 135. Pas bij aanleiding voor de tweede operatie wordt er naast het vermoeden van on eigenlijk gebruik van bevoegdheden en financiele middelen ook belangenverstengeling door de MIVD genoemd als reden voor een (tweede) operatie. Is de Commissie bekend waarom dat niet eerder aan de orde is geweest? In de eerdere omschrijving in paragraaf 4.3 en paragraaf 5.3 van het toezichtsrapport heeft de Commissie het vermoeden kort omschreven. In paragraaf 6.1 is een meer volledige omschrijving gebruikt, waarbij ook het element van belangenverstrengeling is genoemd. Waaruit bestond de dreiging die aanleiding vormde voor het contra-inlichtingenonderzoek? Hierover kan de Commissie, vanwege haar plicht tot geheimhouding, niet meer meedelen dan in het toezichtsrapport is vermeld. De Commissie is van oordeel dat de MIVD op basis van de informatie 'kon' oordelen dat de verneemde plannen en activiteiten een risico inhielden. Dit impliceert dat op basis van dezelfde informatie de MIVD ook tot een ander oordeel had kunnen komen. Is dat juist? Nee, hier wordt bedoeld dat de MIVD redelijk erwijs tot dit oordeel kon komen. De Commissie stelt dat op grond van de genoemde informatie de MIVD kon oordelen dat de vermeende plannen en activiteiten een zodanig risico inhielden dat er 'tevens' sprake kon zijn van een bedreiging voor de veiligheid of paraatheid van de krijgsmacht. Waaruit bestonden die andere risico's? Hier wordt bedoeld dat het omschreven risico voor de MIVD zodanig was dat er tevens sprake was van een bedreiging voor de veiligheid of paraatheid van de krijgsmacht. Is het nevendoel in dit geval niet hetzelfde als het nieuwe doel? Met nevendoel wordt bedoeld een doel dat verwant is aan het oorspronkelijke doel. Hier was in het onderhavige geval geen sprake van. Kan de Commissie specificeren wat het uitzonderlijke was aan deze situatie dat de Commissie dit de MIVD niet wil aanrekenen? De MIVD was nog niet eerder met een dergelijke situatie geconfronteerd en achtte het noodzakelijk om te voorkomen dat binnen de dienst reeds kennis werd genomen van informatie u it de telefoontap vóór een beslissing werd genomen in het hernieuwde veiligheidsonderzoek (zie paragraaf 4.2 van het toezichtsrapport). 23/35

147.

148.

149.

150.

151.

152.

153.

154.

155.

Wat bedoelt de Commissie met 'dat de MIVD zich hier geen rekenschap van heeft gegeven'? Er bestaat geen document waaruit blijkt dat men er binnen de MIVD bij heeft stilgestaan dat de opgeslagen gegevens voor een ander doel werden uitgeluisterd dan het doel waarvoor zij oorspronkelijk waren verzameld. Is het de Commissie bekend waarom de MIVD geen aangifte bij Justitie heeft gedaan over de serieus te nemen plannen van de betrokkene om indirect persoonlijk gewin te behalen uit de door de MIVD verstrekte bevoegdheden en geldelijke middelen? Zie de beantwoording van vraag 124. De Commissie constateert dat de onderzoeksresultaten de voorlopige conclusie dragen. Toch heeft de MIVD het niet langer zinvol geacht de operatie voort te zetten. Kan de Commissie het verband tussen het op 19 april 2007 niet langer zinvol achten de operatie voor te zetten omdat het geen relevantie informatie opleverde en hetgeen in de tussenrapportage van 1 maart 2007 werd aangegeven, namelijk dat de voorlopige conclusies voldoende gedragen werden door de onderzoeksresultaten, nader uitwerken? Hierover kan de Commissie, vanwege haar plicht tot geheimhouding, niet meer meedelen dan in het toezichtsrapport is vermeld. Wanneer bij bepaalde personen van de MIVD het beeld bestond dat de eerste contrainlichtingenoperatie doorliep na 19 januari 2007, door wie is er dan op 30 januari 2007 dan een nieuw plan van aanpak gemaakt? De Commissie schrijft in beginsel het handelen van onderdelen van de MIVD toe aan de MIVD als geheel. Is de Commissie van oordeel dat zij nu wel een goed beeld heeft van de gang van zaken? Waarop baseert de Commissie het beeld dat zij heeft van de gang van zaken? De Commissie is van oordeel dat zij wel een goed beeld heeft. Dit beeld is gebaseerd op tegenover de Commissie afgelegde verklaringen en wordt ondersteund door de documentatie van het onderzoek. Waarop baseert de Commissie concreet het oordeel dat de inzet van de bijzondere bevoegdheid in het kader van de tweede c ontra-inlichtingenoperatie rechtmatig is? Op de schriftelijke motivering van het verzoek om toestemming voor de inzet van de telefoontap en op de gedocumenteerde resultaten van deze inzet. Hieruit bleek dat de inzet van de bijzondere bevoegdheid rechtmatig was. De wettekst laat geen ruimte voor onduidelijkheid over de inzet van bijzondere bevoegdheden. Heeft de Commissie dit ook meegenomen in haar oordeel? De bestaande onduidelijkheid leidde niet tot het oordeel dat de inzet van de bijzondere bevoegdheid in het kader van de tweede contra-inlichtingenoperatie onrechtmatig was. Zie voorts de beantwoording van vraag 160. Is het de Commissie helemaal duidelijk waarom de tweede contra-inlichtingenoperatie is beëindigd, zonder dat deze had geleid tot bevestiging dan wel ontkrachtiging van de verdenking van oneigenlijk gebruik van bevoegdheden en financiële middelen, dan wel belangenverstrengeling die daaraan ten grondslag lag? Ja, dat is de Commissie duidelijk. Over de reden voor de beë indiging van het onderzoek kan de Commissie, vanwege haar plicht tot geheimhouding, niet meer meedelen dan reeds in het toezichtsrapport is vermeld.

156.

157.

158.

159.

160.

161.

162.

24/35

163.

Wanneer het tweede contra-inlichtingenonderzoek is beëindigd zonder dat deze had geleid tot bevestiging dan wel ontkrachtiging van de verdenking van oneigenlijk gebruik van bevoegdheden en financiële middelen, dan wel belangenverstrengeling die daaraan ten grondslag lag, kan dan achteraf de inzet van de bijzondere bevoegdheden wel rechtmatig geacht worden? De inzet van bijzondere bevoegdheden is onder meer gebaseerd op de verwachting dat de inzet van het middel zal bijdragen aan het doel. De Commissie heeft de motivering voor het verzoek om toestemming voor de inzet van de telefoontap getoetst en geoordeeld dat deze aan de eisen voldeed. Dit verandert niet door het vroegtijdig beëindigen van het onderzoek. In hoeverre en waarom acht de Commissie de mogelijkheid van gebrek aan integriteit, van deloyaal gedrag ten opzichte van de afdelingsleiding dan wel (de leiding van de) MIVD en van oplichting, een ernstige bedreiging voor de veiligheid of paraatheid van de krijgsmacht? Uit parag raaf 7.1 blijkt dat het interne onderzoek niet een contrainlichtingenonderzoek was. Derhalve gold voor dit onderzoek niet het vereiste van een ernstig vermoeden dat de betrokkene een concrete dreiging vormt voor de veiligheid of paraatheid van de krijgsmacht. Welke bevoegdheden dan wel beperking heeft de MIVD volgens de Commissie wanneer het een onderzoek met het karakter van een evaluatie van informatie en dossier betreft? In hoeverre verschilt dit van de bevoegdheden dan wel beperkingen van een intern onderzoek? Het gaat om de invulling die in het concrete geval door de MIVD wordt gegeven aan de term "intern onderzoek". De Commissie verwijst voor de verdere beantwoording van deze vraag naar paragraaf 7.1 van het toezichtsrapport. Zijn de door de Commissie bedoelde betrokken medewerkers alleen de medewerkers die onderzocht zijn of ook de medewerkers die betrokken zijn bij de uitvoering van het onderzoek? Het is de Commissie niet duidelijk op welke passage deze vraag betrekking he eft. Kan de Commissie uitsluiten dat er een verband is tussen de spanning tussen één van de betrokken medewerkers en de afdelingsleiding en het onderzoek? De Commissie kan uitsluiten dat deze spanning ten grondslag lag aan het instellen van het onderzoek. Kan de Commissie uitsluiten dat er een relatie is tussen het door het afdelingshoofd als bedreigend ervaren gesprek en het onderzoek of de aanleiding voor het onderzoek? Zie de beantwoording van vraag 167. Bedoelt de Commissie hier dat het aanvaarden van het uitvoeren van het onderzoek door de afdelingsleiding ondanks de ernstig gespannen verhouding slechts aanvaardt is door de Commissie omdat niemand anders het onderzoek zou kunnen uitvoeren? Zoals blijkt uit paragraaf 7.2 van het toezichtsrapport aanvaardt de Commissie dat het noodzakelijk was de afdelingsleiding het onderzoek te laten uitvoeren, omdat deze personen de enigen waren die precies wisten welke afspraken met de twee medewerkers waren gemaakt over hun werkzaamheden. Heeft de Commissie bewust gekozen voor de formulering dat niet is gebleken dat het onderzoek niet objectief is uitgevoerd? Hoe had dit wel kunnen blijken? De Commissie heeft geconstateerd dat het onderzoek zich sterk heeft gericht op het functioneren van de twee medewerkers en minder op de pensioenvoorzieningverdenking. De Commissie acht het mogelijk dat deze focus samenhangt met het feit 25/35

164.

165.

166.

167.

168.

169.

170.

dat het interne onderzoek is uitgevoerd door de leidinggevenden van de twee medewerkers. Het is de Commissie echter niet gebleken dat er sprake is van het niet objectief uitvoeren van het onderzoek. Dit had bijvoorbeeld kunnen blijken uit voor de twee medewerkers negatieve conclusies die niet werden gedragen door de onderzoeksresultaten. 171. Welke dossiers met welke informatie zijn gebruikt voor het onderzoek naar de pensioenvoorziening verdenking? Hierover kan de Commissie, vanwege haar plicht tot geheimhouding, niet meer meedelen dan in het toezichtsrapport is vermeld. Stelt de Commissie hiermee ook vast dat er geen intern onderzoek is gedaan het eerdere onderzoek naar het criminele contact dat de eerste aanleiding vormde voor de in totaal 9 onderzoeken? Nee, in het eerste contra-inlichtingenonderzoek is niet een dergelijke evaluatie van informatie en dossiers uitgevoerd. Is de Commissie bekend waarom is gezocht naar discutabele afspraken en contacten die anders waren dan afge sproken? Hierover kan de Commissie, vanwege haar plicht tot geheimhouding, niet meer meedelen dan in het toezichtsrapport is vermeld. De Commissie merkt op dat bevindingen nogal stellig zijn verwoord in aanmerking genomen het feit dat zij in een aantal gevallen op summiere informatie zijn gebaseerd. Hoeveel stellig verwoorde bevindingen berusten op summiere informatie? Hoeveel stellig verwoorde bevindingen zijn niet op summiere informatie gebaseerd? Het gaat niet om losse bevindingen. De toon van het bedoelde deel van het document is nogal stellig, gezien de informatie die eraan ten grondslag ligt. Welke operationele beslissing kent geen stafbehandeling, autorisatie of accordering, noch een papieren bewijs voor budgettering noch een paraaf van de dienstleiding? Is het standaard dat er wel stafbehandeling, autorisatie of accordering, bewijs voor budgettering en/of paraaf van de dienstleiding is bij operationele beslissingen? Over de aard van de bedoelde operationele beslissing kan de Commissie, vanwege haar plicht tot geheimhouding, niet meer meedelen dan in het toezichtsrapport is vermeld. Het beantwoorden van algemene vragen met betrekking tot het beleid en de werkwijze van de MIVD is aan de minister van Defensie. De Commissie wijst op nogal wat tekortkoming in de organisatie; het overslaan van bepaalde stappen, geen controle of correctie door afdelingsleiding en gebrekkige verslagleggen. Verbindt de Commissie hier nog een conclusie aan met betrekking tot de kwaliteit van het uitgevoerde onderzoek? De geconstateerde tekortkomingen hebben geen betrekking op de kwaliteit van het onderzoek. Kan de Commissie toelichten hoe zij wel uit het dossier het ontbreken van stafbehandeling en de benodigde toestemming heeft kunnen afleiden en de afdelingsleiding, die over hetzelfde dossier beschikte, niet? De genoemde constatering is juist afkomstig uit een analyse gemaakt door de leidinggevenden. De Commissie merkt op dat het ontbreken van de stafbehandeling de leiding gevenden kennelijk pas is opgevallen toen zij het operatiedossier hebben onderzocht in het kader van het interne onderzoek. 26/35

172.

173.

174.

175.

176.

177.

178.

Is het de Commissie bekend welke personen hebben aangegeven dat er mondelinge toestemming is gegeven door de directeur van de MIVD voor het aangaan van financiële verplichtingen door één van de betrokken medewerkers? Zijn deze personen werkzaam bij de MIVD? Zijn deze personen ook door de Commissie onder ede gehoord? Zijn deze personen daarbij ontheven van hun geheimhoudingsplicht? Het is de Commissie niet bekend op welke personen in het genoemde document wordt gedoeld. De Commissie heeft echter in het kader van haar onderzoek personen gehoord die de gang van zaken hebben bevestigd. Voor de verdere beantwoording van deze vraag verwijst de Commissie naar het antwoord op vraag 29. Welke gevolgen hebben de verklaringen van deze personen over de mondelinge toezegging gehad voor het verdere verloop van het onderzoek? Dit is als constatering vermeld in de analyse d.d. 8 mei 2007. De MIVD heeft op dit punt niet de conclusie getrokken dat de bedoelde operationele beslissing zonder toestemm ing is genomen. Gesteld wordt dat hiervan geen schriftelijke verslaglegging is aangetroffen. Waarvan wordt in het dossier geen schriftelijke vastlegging aangetroffen? De mondelinge toezegging of de verklaring van een aantal personen over die mondelinge toezegging? Gedoeld wordt op de mondelinge toezegging. De Commissie acht de summiere invulling door de afdelingsleiding opmerkelijk gezien de belangen die op het spel stonden. Baseert de Commissie dat laatste op basis van haar eigen onderzoek of volgt de Commissie hier de redenering van de MIVD? Het is de Commissie uit haar eigen onderzoek gebleken dat de invulling summier was. Hoe verhouden zich de bevindingen in het eindverslag van het interne onderzoek van 11 mei 2007 tot de conclusie dat er niet getwijfeld wordt aan de integriteit van de MIVD? De Commissie heeft zich uitgesproken over het handelen van de MIVD jegens de twee geschorste medewerkers. De in het interne onderzoek geconstateerde tekortkomingen geven geen aanleiding om te twijfelen aan de integriteit van de MIVD. Zie voorts de beantwoording van vraag 25. Heeft de Commissie al eerder geconstateerd dat er al sprake was van een verstoorde werkrelatie? Hier wordt gedoeld op een constatering van de MIVD in het eindverslag van het interne onderzoek, niet op een constatering van de Commissie. Naar welk mogelijk eigenbelang en wiens mogelijk eigenbelang bedoelt de Commissie hier? Hier wordt gedoeld op een constatering van de MIVD in het eindverslag van het interne onderzoek, niet op een constatering van de Commissie. De Commissie gaat ervan uit dat de MIVD met eigen belang doelt op het eigen belang van de twee medewerkers. Is het de Commissie duidelijk welke grotere schade de twee medewerkers op termijn zouden kunnen aanrichten? Ja, dat is de Commissie duidelijk. Hierover kan de Commissie, vanwege haar plicht tot geheimhouding, niet meer meedelen dan in het toezichtsrapport is vermeld.

179.

180.

181.

182.

183.

184.

185.

27/35

186.

Is de Commissie bekend hoe men in het eindverslag is gekomen met de inschatting van de stappen die van beide medewerkers verwacht zouden kunnen worden? Gezien de bevindingen in het eindverslag werd er rekening mee gehouden dat de dienstleiding mogelijk (rechtspositionele) maatregelen zou nemen jegens de twee medewerkers, die deze mogelijk zouden aanvechten. Laat het eindverslag nadrukkelijk de mogelijkheid open om al dan niet corrigerende maatregelen te nemen? Zie de beantwoording van vraag 186. Het valt de Commissie op de conclusies in het eindverslag van het onderzoek slecht aansluiten bij de onderzoeksopdracht. Kent de Commissie de volledige onderzoeksopdracht? Wie is verantwoordelijk voor het formuleren van de onderzoeksopdracht? De Commissie verwijst naar paragraaf 7.1 van het toezichtsrapport. Is duidelijke afbakening van het doel niet een wettelijk vereiste voor het doen van onderzoek? Zie de beantwoording van vraag 104. Waarom kiest de Commissie voor de formulering dat het niet is gebleken dat het onderzoek niet objectief is uitgevoerd? Is het de Commissie gebleken dat het onderzoek wel objectief is uitgevoerd? Zie de beantwoording van vraag 170. Is het in de optiek van de Commissie te rechtvaardigen dat de MIVD hier een onderzoek doet dat volledig afwijkt van het onderzoek dat zij zich ten doel gesteld hebben? In hoeverre is het functioneren van medewerkers een concrete dreiging voor de veiligheid of de paraatheid van de krijgsmacht? Valt het functioneren van medewerkers niet onder een andere ambtenarenregeling dan de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv)? Zie de beantwoording van vraag 164. De Commissie mist een indicatie van de informatie die ten grondslag ligt aan de motivatie voor het onderzoek. Op welke wijze zijn de reden en het doel van het onderzoek dan gemotiveerd? Het is de Commissie niet duidelijk of deze vraag betrekking heeft op het interne onderzoek of op het hernieuwde veiligheidsonderzoek. Eerder constateert de Commi ssie dat de feitelijke uitvoering van beide onderzoeken door dezelfde personen gebeurd. Speelt dat nog een rol bij de samenvloeiing van de beide onderzoeken? Dat heeft inderdaad een rol gespeeld bij de samenvloeiing van de beide onderzoeken. Hoe kan het hoofd afdeling juridische zaken van de MIVD (AJZ) tot een dergelijke verkeerde conclusie zijn gekomen? Geven de stukken hierover meer duidelijkheid? Het hoofd van de AJZ had een ander beeld van de gang van zaken. De Commissie acht het niet uitgesloten dat er sprake is geweest van gebrekkige interne communicatie. Heeft de MIVD de beide (verschillende) onderzoek geïnitieerd, gemotiveerd en voor beide onderzoeken een verschillend plan van aanpak opgesteld? Hoe kan de MIVD hierover in de verstrekte tijdslijn van de onderzoeken een andere visie hebben? Van beide onderzoeken bestaat geen plan van aanpak. Zie voorts de beantwoording van vraag 194. 28/35

187.

188.

189. 190.

191.

192.

193.

194.

195.

196.

Welke onderzoeksopdracht is niet op schrift gesteld? Is de Commissie bekend waarom de opdracht niet op schrift is gesteld? Hier wordt gedoeld op de onderzoeksopdracht voor het contra-inlichtingenonderzoek. Het is de Commissie niet bekend waarom deze opdracht niet op schrift is gesteld. Dat de opdracht breed is gesteld blijkt uit tegenover de Commissie afgelegde verklaringen. Welke onderzoeksopdracht was breed gesteld? Hoe is Commissie gebleken dat de onderzoeksopdracht breed was gesteld wanneer deze niet op schrift is gesteld? Zie de beantwoording van vraag 196. Welk verschil in beeldvorming bedoeld de Commissie? De Commissie verwijst naar de inleiding van paragraaf 8 van het toezichtsrapport. Wie is verantwoordelijk voor het verstrekken van de onderzoeksopdracht aan het bureau? Het beantwoorden van algemene vragen met betrekking tot het beleid en de werkwijze van de MIVD is aan de minister van Defensie. Is de Commissie bekend op basis waarvan het bureau de onderzoeksopdracht heef t opgevat als een opdracht om een contra-inlichtingenonderzoek in te stellen? Is het gebruikelijk een contrainlichtingenonderzoek op te stellen op basis van een niet op schrift gesteld verzoek? Ja, dit is de Commissie bekend. Over de reden dat de onderzoeksopdracht werd opgevat als een opdracht om een contra-inlichtingenonderzoek in te stellen kan de Commissie, vanwege haar plicht tot geheimhouding, niet meer meedelen dan in het toezichtsrapport is vermeld. Het is gebruikelijk dat de onderzoeksopdracht voor een contra-inlichtingenonderzoek op schrift wordt gesteld. Betreffen de vermeende plannen en activiteiten die een bedreiging vormden voor de veiligheid of paraatheid van de krijgsmacht hetgeen is opgevangen over een mogelijke pensioenvoorziening? Ja (zie paragraaf 8.1). Kan de Commissie verduidelijken wat er bedoeld wordt met dat 'zij van het een of ander op de hoogte zouden raken'? Hierover kan de Commissie, vanwege haar plicht tot geheimhouding, niet meer meedelen dan in het toezichtsrapport is vermeld. Op basis waarvan komt de Commissie tot het oordeel dat er sprake was van een zwaarwegende verdenking nu deze in eerdere onderzoek niet bevestigd noch ontkracht konden worden? Verwijst de Commissie naar een andere zwaarwegende verdenking? De Commissie verwijst naar dezelfde verdenking. Het feit dat een verdenking nog niet is bevestigd of ontkracht, betekent niet dat de verdenking niet zwaarwegend kan zijn. Bedoeld wordt dat de verdenking betrekking heeft op ernstige feiten. Is de Commissie duidelijk wat de relatie met de onbevoegde derde was? Is de Commissie bekend wie de onbevoegde derde is? Is de onbevoegde derde een medewerker van binnen of buiten de MIVD? Het is de Commissie duidelijk wat de relatie was met de onbevoegde derde. Niet is gebleken dat er een verband was met het door de betrokken medewerker uitvoeren van zijn taak. Over deze persoon kan de Commissie, vanwege haar plicht tot geheimhouding, niet meer meedelen dan in het toezichtsrapport i s vermeld. 29/35

197.

198. 199.

200.

201.

202.

203.

204.

205.

Waarop baseert de Commissie de niet adequate reactie van de MIVD? De Commissie acht de beschreven reactie van de MIVD in januari 2007 niet adequaat met het oog op de ernst van het incident, hetgeen ook blijkt uit het voornemen van de MIVD om krijgstuchtelijke maatregelen te nemen jegens de betrokken medewerker. Is de Commissie bekend over welke andere zaken er gesproken is? Ja, van de gesprekken met de twee medewerkers zijn verslagen gemaakt die de Commissie heeft bestudeerd. In paragraaf 8.3 wordt ingegaan op andere onderwerpen die in deze gesprekken aan bod zijn gekomen. Zijn al deze feiten en omstandigheden afkomstig van het onderzoek of de verhoren van de Commissie? De bedoelde passages van paragraaf 8.3 van het toezichtsrapport hebben betrekking op hetgeen de twee medewerkers hebben gesteld in hun gesprekken met de MIVD op 9 augustus 2007, 18 september 2007 en 20 september 2007. In de bedoelde passages wordt eenmaal een bevinding genoemd die niet uit de gespreksverslagen afko mstig is. Het gaat om het door de directeur van de MIVD mondeling geven van toestemming voor het aangaan van een financiële verplichting tegen een hoger bedrag dan oorspronkelijk was afgesproken. Dit heeft de Commissie vastgesteld aan de hand van de tegenover haar afgelegde verklaringen. Gaat het hier om hetzelfde afdelingshoofd dat zich geintimideerd voelde? Ja. Uit het dossier bleek niet dat het afdelingshoofd toestemming had gegeven. Er bleek dus ook niet uit het dossier dat er geen toestemming is gegeven? Nee. Is het advies aan de landsadvocaat mondeling of schriftelijk gevraagd? Is het advies door de landsadvocaat mondeling of schriftelijk gegeven? De landsadvocaat is zowel mondeling als schriftelijk om advies gevraagd. Het gevraagde advies is zowel mondeling als schriftelijk gegeven. Heeft de betrokkene de voortzetting van het contact in het criminele circuit ook toegelicht? Deze kwestie is door de MIVD met de betrokken medewerker besproken op 20 september 2007. Zijn reactie is samengevat weergegeven in paragraaf 8.3 van het toezichtsrapport. Wat was de rol en positie van die onbevoegde derde? Is bekend of er een relatie was met de uitvoering van de taak? Zie de beantwoording van vraag 204. Verwijst de Commissie hier naar het oneigenlijk gebruik van de (financiële) middelen waarvoor mondelinge toestemming gegeven was volgens een aantal personen maar waarvan het afdelingshoofd dit zich niet meer kon herinneren? Hier wordt door de MIVD gedoeld op de pensioenvoorziening-verdenking (zie paragraaf 6.2 van het toezichtsrapport). Is de gepasseerde leidinggevende dezelfde die zich bedreigd en geïntimideerd voelde?

206.

207.

208. 209.

210.

211.

212.

213.

214.

30/35

Het hoofd van de afdeling waar de twee medewerkers werkzaam waren is inderdaad één van de bedoelde gepasseerde leidinggevenden. 215. Is de Commissie bekend waarom de MIVD hoewel in de positie om genoemde gedragingen te voorkomen dan wel te corrigeren dit heeft nagelaten? De Commissie verwijst naar haar uiteenzetting in paragraaf 8.4 van het toezichtsrapport. Welke documenten zou volgens de MIVD een van de betrokkene medewerkers bereid zijn te wijzigen? Hierover kan de Commissie, vanwege haar plicht tot geheimhouding, niet meer meedelen dan in het toezichtsrapport is vermeld. De Commissie heeft in haar onderzoek geen aanwijzingen aangetroffen die deze stellingen ondersteunen. Heeft de Commissie vaker dingen niet aangetroffen in de MIVD documenten die wel vastgesteld hadden moeten worden? Is dit reden voor de Commissie te twijfelen aan de verklaringen van de betrokken medewerkers? Zijn de betrokken medewerkers onder ede gehoord door de Commissie? De stellingen van de twee medewerke rs ten aanzien van dit punt worden niet bevestigd door de tegenover de Commissie door andere medewerkers van de MIVD afgelegde verklaringen. Daarnaast heeft de Commissie geen documentatie aangetroffen die het gestelde ondersteunt. Voor de verdere beantwoording van deze vraag verwijst de Commissie naar het antwoord op vraag 29. Is de interne afspraak dat de medewerker rechtstreeks aan het afdelingshoofd rapporteerde schriftelijk of mondeling gemaakt? De Commissie is van deze afspraak op de hoogte geraakt door haar gesprekken met medewerkers van de MIVD. Een schriftelijke weerslag van de afspraak is niet aangetroffen. Bij wie ligt in dit geval de verantwoordelijkheid voor het overslaan van interne controlemechanismen? Bij wie ligt de verantwoordelijkheid voor het onvoldoende achteraf informeren van het afdelingshoofd? De Commissie schrijft in beginsel het handelen van onderdelen van de MIVD toe aan de MIVD als geheel. Is de Commissie bekend welke bepaalde maatregelen zijn genomen en wie verantwoordelijk is voor het doorvoeren en laten uitvoeren van deze maatregelen? De maatregelen worden in paragraaf 8.3 beschreven. De Commissie schrijft in beginsel het handelen van onderdelen van de MIVD toe aan de MIVD als geheel. Wie bepaalt wat de belangrijkste punten uit het overleg zijn die aan het management team van de afdeling worden voorgelegd? Kan daar alsnog, indien een specifieke missie daarom vraagt, van worden afgeweken? Het beantwoorden van algemene vragen met betrekking tot het beleid en de werkwijze van de MIVD is aan de minister van Defensie. Wie beoordeelt die wenselijkheid of mogelijkheid? Het beantwoorden van algemene vragen met betrekking tot het beleid en de werkwijze van de MIVD is aan de minister van Defensie.

216.

217.

218.

219.

220.

221.

222.

31/35

223.

Wanneer de bewijsstukken ontbreken hoe kan dan achteraf de juistheid van de uitgaven vastgesteld worden? Volgens de Commissie is in een dergelijke situatie de enige mogelijkheid om de juistheid van de uitgaven te controleren het vragen van een mondelinge verklaring aan de betrokkenen. De Commissie noemt een aantal feiten en omstandigheden die redelijkerwijs de intrekking van de VGB's konden dragen. Zijn deze feiten en omstandigheden ook door de MIVD aangevoerd als reden voor het intrekken van de VGB's? Ja. Is de Commissie nagegaan of de haar bevreemdende consistentie in het rapport Borghouts wellicht een gevolg is van een verkeerde interpretatie van de tekst? Heeft de Commissie met leden van de Commissie Borghouts gesproken om hier duidelijkheid over te krijgen? Naar het oordeel van de Commissie laat de tekst van het rapport van de commissie Borghouts geen ruimte voor een andere interpretatie. De Commissie heeft het dan ook niet noodzakelijk geacht hierover te spreken met de leden van de commissie Borghouts. Waaruit is de Commissie gebleken dat het contact met de persoon uit het criminele circuit niet tot het uiterste is gemarginaliseerd? Dit baseert de Commissie met name op de verklaring van de betrokken medewerker in het gesprek dat hij op 20 september 2007 heeft gevoerd met de MIVD. De medewerker gaf aan dat hij het niet meer zien van de persoon uit het criminele circuit niet zag als een praktische oplossing. Daarnaast gaf hij aan dat hij recent op een feest was geweest dat door de persoon uit het criminele circuit was georganiseerd (zie paragraaf 8.3 van het toezichtsrapport). Is het de Commissie bekend waarom van het advies van de Commmissie Borghouts is afgeweken? Het is aan de Minister van Defensie om zich uit te spreken over de redenen die aan bepaalde beslissingen van de MIVD ten grondslag hebben gelegen. Ook de bezwarencommissie komt tot hetzelfde advies als de Commissie Borghouts. Waarom komt Commissie tot een andere conclusie? Is dit op basis v an dezelfde stukken? Zie de beantwoording van vraag 15. Kan de Commissie de inconsistentie toelichten tussen de (eerdere) constatering(en) van de Commissie dat de MIVD onvoldoende documenteert en de conclusie van de Commissie dat gebleken is dat de MIVD haar bevindingen en conclusies gedegen heeft gedocumenteerd? Er is geen sprake van een inconsistentie. De bedoelde opmerkingen van de Commissie in paragraaf 11 van het toezichtsrapport (waarnaar in de samenvatting wordt verwezen) hebben met name betrekking op de eerdere onderzoeken: de eerste en tweede contra-inlichtingenonderzoeken en het hernieuwde veiligheidsonderzoek naar één van de geschorste medewerkers. In het kader van het hernieuwde veiligheidsonderzoek naar de twee geschorste medewerkers heeft de MIVD haar bevindingen en conclusies gedegen gedocumenteerd. Kan de Commissie aangeven waarin de feitelijke onjuistheid zit met betrekking tot haar opmerking dat de door de MIVD gehanteerde motivering voor de inzet van de bijzonde re bevoegdheid feitenlijk niet geheel juist is?

224.

225.

226.

227.

228.

229.

230.

32/35

De Commissie kan, vanwege haar plicht tot geheimhouding, niet meer meedelen dan reeds in het toezichtsrapport is vermeld. 231. Is het volgens de Commisie ook mogelijk af te wijken van de feiten omdat zij de aanbeveling doet zo dicht mogelijk bij de feiten te blijven? Wat bedoelt de Commissie hiermee? In de motivering voor de inzet van een bijzondere bevoegdheid worden de op dat moment bij de MIVD bekende feiten noodzakelijkerwijs doorgaans samengevat of op hoofdlijnen weergegeven. Het is dan van belang dat dit zo nauwkeurig mogelijk gebeurt door in de motivering zo dicht mogelijk bij de feiten te blijven. Is het de Commissie bekend wie de targets en wie de non-targets zijn? Ja. Hierover kan de Commissie, vanwege haar plicht tot geheimhouding, niet meer meedelen dan reeds in het toezichtsrapport is vermeld. Maakt het verschil voor de inzet van de bijzondere bevoegdheden of het targets of non-targets betreft? Ja. Is de persoon tegen wie een bijzondere bevoegdheid wordt ingezet een non-target dan is sprake van een verzwaarde motiveringsplicht; er wordt dan minder gemakkelijk voldaan aan de vereisten van noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit. Voor een uitgebreide uitleg over de begrippen target en non-target verwijst de Commissie naar haar eerdere toezichtsrapporten nr. 10 1 en nr.19 2 . Aan welke leidinggevenden binnen welke afdeling zijn de verzamelde gegevens, in strijd met artikel 35 WIV 2002, verstrekt? Is het de Commissie bekend op wiens verzoek die gegevens zijn verstrekt? De Commissie is bekend met de toedracht van de gegevensverstrekking. Hierover kan de Commissie, vanwege haar plicht tot geheimhouding, niet meer meedelen dan reeds in het toezichtsrapport is vermeld. Bedoelt de Commissie met deze aanwijzing de bijvangst? Ja. De bijvangst bestond uit aanwijzingen dat er sprake was van activiteiten die het ministerie van Defensie zodanig zouden kunnen schaden dat daarmee de veiligheid of paraatheid van de krijgsmacht zou worden bedreigd . Is de Commissie bekend welke personen mogelijk betrokken waren bij het toebrengen van schade aan het ministerie van Defensie? Waren dit alleen personen binnen de MIVD of ook daarbuiten? De Commissie kan, vanwege haar plicht tot geheimhouding, niet meer meedelen dan reeds in het toezichtsrapport is vermeld. Is met het niet vaststellen dat schade werd toegebracht aan de veiligheid of paraatheid van de krijgsmacht tegelijkertijd vastgesteld dat er geen schade werd toegebracht aan de veiligheid of paraatheid van de krijgsmacht?

232.

233.

234.

235.

236.

237.

Toezichtsrapport van de CTIVD nr. 10 inzake het onderzoek van de AIVD naar het uitlekken van staatsgeheimen, Kamerstukken II 2006/07, 29 876, nr. 19 (bijlage), zie ook www.ctivd.nl. 2 Toezichtsrapport van de CTIVD nr. 19 inzake de toepassing door de AIVD van artikel 25 WIV 2002 (aftappen) en artikel 27 WIV 2002 (selectie van ongericht ontvangen niet-kabelgebonden telecommunicatie), Kamerstukken II 2008/09, 29 924, nr. 29 (bijlage), zie ook www.ctivd.nl. 1

33/35

Nee. Zoals in het toezichtsrapport op pagina 46 staat vermeld, heeft de MIVD de vierde contra-inlichtingenoperatie afgesloten met de conclusie dat niet is vastgesteld dat schade werd toegebracht aan de veiligheid of paraatheid van de krijgsmacht. 238. Is de Commissie bekend welke personen het onderzoek juist wilde uitbreiden, waarom en in hoeverre zij het onderzoek wilden uitbreiden? Ja, dat is de Commissie bekend. De bij de uitvoering van het onderzoek betrokken medewerkers en leidinggevenden wilden het onderzoek uitbreiden. De Commissie kan over de gewenste uitbreiding van het onderzoek, vanwege haar plicht tot geheimhouding, niet meer meedelen dan reeds in het toezichtsrapport is vermeld. Waarop hadden de gegevens, die naar het oordeel van de Commissie niet relevant en niet het doel van de operatie dienden en daarom onterecht zijn verwerkt, betrekking? De Commissie kan, vanwege haar plicht tot geheimhouding, niet meer meedelen dan reeds in het toezichtsrapport is vermeld. Voor hoeveel en voor welke verschillende interpretaties is er ruimte in de motivering voor het zesde contra-inlichtingenonderzoek? De motiveringen die zijn opgenomen in het plan van aanpak en in het toestemmingsverzoek voor de inzet van bijzondere bevoegdheden laten ruimte voor twee verschillende opvattingen. De ruime interpretatie betreft een contrainlichtingenonderzoek in het kader van de c-taak van de MIVD. De enge interpretatie betreft een onderzoek ter ondersteuning aan de taakuitvoering door de MIVD. Met welke nauwe focus is deze operatie door de MIVD opgezet? De Commissie kan, vanwege haar plicht tot geheimhouding, niet meer meedelen dan reeds in het toezichtsrapport is vermeld. Kan de Commissie per aanbeveling aangeven welke zijn overgenomen en in welke fase van de uitvoering deze zich bevinden? De minister van Defensie heeft bij de aanbieding van het toezichtsrapport aan de Staten-Generaal aangegeven alle aanbevelingen van de Commissie over te nemen. Het beantwoorden van alge mene vragen met betrekking tot het beleid en de werkwijze van de MIVD is aan de minister van Defensie. Waarom heeft de Commissie de terugkerende patronen en omstandigheden niet direct meegewogen in haar beoordeling van de activiteiten die door de MIVD zijn ontplooid? Spelen deze naar het oordeel van de Commissie geen rol in de activiteiten die door de MIVD zijn ontplooid? Zoals de Commissie in paragraaf 11 van het toezichtsrapport heeft gesteld, gaat het niet om concrete feiten waarvan de Commissie van oordeel is dat zij zich lenen voor een juridische beoordeling. De Commissie heeft ervoor gekozen deze terugkerende patronen en omstandigheden wel te benoemen omdat dit een zekere context kan verschaffen en het de MIVD handvatten kan bieden voor zelfevaluatie, verbetering en ontwikkeling in de toekomst. De ontstane situatie met de geschorste medewerkers is ten dele gelegen in het ontbreken van aandacht voor sturing, begeleiding en het afleggen van verantwoording van eigen medewerkers . Waarin ligt het andere deel? De ontstane situatie met de geschorste medewerkers is primair gelegen in het bestaan van een gerechtvaardigde verdenking ten aanzien van de geschorste medewerkers en

239.

240.

241.

242.

243.

244.

34/35

de noodzaak voor de MIVD in het kader van de taakuitvoering te handelen. Voor het overige verwijst de Commissie naar de conclusies en aanbevelingen en de slotopmerkingen die in het toezichtsrapport zijn opgenomen. 245. De Commissie heeft de indruk dat beeldvorming de beslissingen van de dienst heeft beinvloed, bedoelt de Commissie dat feitenvergaring niet leidend was voor de beslissingen van de dienst? Nee, dat bedoelt de Commissie niet. De beeldvorming heeft de beslissingen van de MIVD niet zodanig beïnvloed dat er sprake was van onrechtmatigheid (zie paragraaf 11 van het toezichtsrapport). De Commissie geeft aan dat indien de MIVD zich bij de te nemen beslissingen nadrukkelijk had afgevraagd of een voorgenomen onderzoek of een concrete onderzoekshandeling paste binnen de taakstelling, bepaalde onderzoeken en onderzoekshandelingen een andere richting en betere inkadering hadden kunnen krijgen. Is de Commissie van oordeel dat indien bovenstaande in acht zou zijn genomen er mogeli jk ook bepaalde onderzoeken niet hadden hoeven plaats vinden? Zie de beantwoording van vraag 16. Kan de Commissie toelichten of er, indien onvoldoende duidelijk is wat de achterliggende redenen zijn voor het instellen van een operatie en er onduidelijkheid bestaat over wat de eigenlijke doeleinden van een operatie zijn, overgegaan mag worden tot het instellen van een onderzoek? Nee, de Commissie heeft het instellen van dit deel van de operatie dan ook als onrechtmatig beoordeeld. Kan de Commissie toelichten welke beslissingen soms ad hoc zijn genomen? De Commissie kan, vanwege haar plicht tot geheimhouding, niet meer meedelen dan reeds in het toezichtsrapport is vermeld. Kan de Commissie toelichten of bij het onderzoek dat door de Commissie zelf is verricht er sprake was volledige medewerking van de MIVD? Zie beantwoording van vraag 43. Wat is het oordeel van de Commissie over het gegeven dat met name eerdere onderzoeken slecht waren gedocumenteerd maar de MIVD toch de behoefte ha d om verdergaande onderzoeken in te stellen? In het kader van met name de laatste vier contra-inlichtingenoperaties die zijn uitgevoerd, kreeg de MIVD telkens nieuwe aanwijzingen op grond waarvan nieuwe onderzoeken zijn ingesteld. Dit hield geen verband met de beperkte verslaglegging en dossiervorming in eerdere onderzoeken. Is het mogelijk dat de melding niet is opgenomen in zijn dossier omwille van veiligheidsredenen? De Commissie acht dat uitgesloten.

246.

247.

248.

249.

250.

251.

35/35

---- --